ECLI:NL:GHSHE:2016:4947

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 november 2016
Publicatiedatum
7 november 2016
Zaaknummer
200.197.258/01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling en de beoordeling van psychosociale problematiek

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 3 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toelating van de appellant tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. De appellant had eerder een verzoek ingediend bij de rechtbank Limburg, dat op 2 augustus 2016 was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat niet voldoende aannemelijk was dat de appellant de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling zou nakomen, mede vanwege zijn psychosociale problemen en een verslaving aan alcohol. De appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij in staat is om aan zijn verplichtingen te voldoen en dat hij zich altijd aan afspraken houdt. Tijdens de mondelinge behandeling op 19 oktober 2016 is de meerderjarigenbeschermingsbewindvoerder van de appellant gehoord, die het verzoek om toelating tot de schuldsaneringsregeling steunde.

Het hof heeft in zijn beoordeling benadrukt dat het hebben van psychosociale problemen op zich niet aan toelating tot de schuldsaneringsregeling in de weg hoeft te staan, mits deze problemen beheersbaar zijn. De appellant heeft echter niet kunnen aantonen dat zijn psychosociale problemen al geruime tijd beheersbaar zijn, zoals vereist door de wet. De verklaring van zijn behandelend psycholoog voldeed niet aan de eisen die gesteld worden aan een relevante verklaring. Het hof concludeert dat het risico te groot is dat de appellant de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling niet zal kunnen nakomen, en wijst het verzoek af. Het hof bekrachtigt daarmee het vonnis van de rechtbank.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak : 3 november 2016
Zaaknummer : 200.197.258/01
Zaaknummer eerste aanleg : C/03/219418 / FT RK 16/490
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant] ,
wonende te [woonplaats]
appellant,
hierna te noemen: [appellant] ,
advocaat: mr. R. Jacobs te Heerlen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank Limburg van 2 augustus 2016.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 8 augustus 2016, heeft [appellant] verzocht voormeld vonnis te vernietigen en [appellant] alsnog toe te laten tot de schuldsaneringsregeling, althans een zodanige beslissing te nemen, als het gerechtshof in goede justitie zal vermenen te behoren.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 oktober 2016. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- [appellant] , bijgestaan door mr. Jacobs.
- mevrouw [beschermingsbewindvoerder] , beschermingsbewindvoerder van [appellant] .
2.3.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 1 juli 2016;
- de stukken van de eerste aanleg, ingestuurd bij brief van 19 september 2016;
- de ter zitting door de advocaat van [appellant] overgelegde pleitaantekeningen;
- de (na de mondelinge behandeling in hoger beroep nog overgelegde) brief met bijlage (brief van Virenze van 21 oktober 2016) van de advocaat van [appellant] d.d. 27 oktober 2016.

3.De beoordeling

3.1.
Ter terechtzitting en uit de stukken is gebleken dat over de goederen die aan [appellant] als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren een bewind is ingesteld als bedoeld in artikel 1:431 lid 1 BW. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is de meerderjarigenbeschermingsbewindvoerder in de gelegenheid gesteld, van welke gelegenheid zij ook gebruik heeft gemaakt, om haar visie over het gedane verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling van [appellant] te geven (vgl. HR 25 mei 2012, LJN: BV4021).
3.2.
[appellant] heeft de rechtbank verzocht om de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit te spreken.
3.3.
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank het verzoek van [appellant] afgewezen.
De rechtbank heeft daartoe op de voet van artikel 288 lid 1 aanhef en sub c Fw overwogen dat niet voldoende aannemelijk is dat [appellant] de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.
3.4.
De rechtbank heeft dit als volgt gemotiveerd.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat [appellant] door de Kredietbank is doorverwezen naar Traject algemeen maatschappelijk werk. Het eerste gesprek heeft hier op 19 april 2016 plaatsgevonden. Tevens hebben er sinds begin juni 2016 intakegesprekken plaatsgevonden bij Virenze. [appellant] is inmiddels op de wachtlijst geplaatst voor cognitieve gedragstherapie.
Uit de rapportage van Annex van 15 juni 2016 blijkt dat [appellant] al langere tijd met psychische problemen kampt en dat [appellant] in 2013 een intake bij het Riagg heeft gehad. Deze behandeling is echter door [appellant] niet doorgezet, omdat hij niet met zijn verleden geconfronteerd wilde worden. Daarnaast was [appellant] verslaafd aan alcohol. Deze verslaving zou onder controle zijn, toch wordt er nog steeds alcohol genuttigd.
Momenteel acht de rechtbank daarom het risico te groot dat de schuldsaneringsregeling tussentijds beëindigd wordt, omdat het traject, gezien het feit dat [appellant] nog in de intakeprocedure zit en nog dient te starten met een behandeling, te zwaar wordt geacht.
3.5.
[appellant] kan zich met deze beslissing niet verenigen en is hiervan in hoger beroep gekomen. [appellant] heeft in het beroepschrift - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Uit de arbeidsdeskundige rapportage van Annex, welke rapportage is opgesteld naar aanleiding van een arbeidsdeskundig onderzoek dat pas in juni van dit jaar plaats vond, blijkt dat [appellant] niet (volledig) belastbaar is omwille van psychische, maar ook lichamelijke klachten. Uit het rapport blijkt ook dat de psychische klachten zich de laatste zeven jaren voordoen. De psychische klachten van [appellant] uiten zich vooral in een lichte vorm van depressiviteit, welke enkel het gevolg is van het feit dat [appellant] enorm gebukt gaat onder de grote schuldenlast.
Teneinde uiteindelijk aan zijn verplichtingen te kunnen voldoen in het kader van de participatiewet, maar ook die in het kader van de WSNP, is maatschappelijk werk ingeschakeld en is er tevens extra hulp ingeschakeld voor wat betreft de depressieve gevoelens van [appellant] .
Ondanks dat deze hulpverlening nog niet langer dan één jaar loopt, stelt [appellant] zich desalniettemin op het standpunt dat hij in staat is om aan de verplichtingen in het kader van de WSNP te zullen en kunnen voldoen. [appellant] houdt zich tot op heden altijd netjes aan alle afspraken en komt deze ook na. De hulp is ingeschakeld teneinde sneller zicht te krijgen op een plek op de arbeidsmarkt. Deze hulp werd eerder niet ingeschakeld, c.q. doorgezet, omdat - zoals gezegd - de drempel daartoe voor [appellant] hoog was zonder daadwerkelijk zicht te hebben op een betere toekomst. Daarnaast is [appellant] emotioneel en negatief ten gevolge van de enorme schuldenlast en het gevoel geen vooruitgang hierin te boeken. Zodra [appellant] eenmaal is toegelaten tot de WSNP durft hij met zekerheid te stellen dat dit de omstandigheden enorm zal verlichten. Met het zicht op de toelatingszitting namen de klachten de afgelopen maanden ook al behoorlijk af.
3.5.1.
[appellant] heeft nimmer een lichamelijke of geestelijke drang naar alcohol gehad in die zin dat hij absoluut niet zonder kon. Wel is het zo dat [appellant] in het verleden, en dan betreft het de jaren 2005-2006, gedurende perioden van werkloosheid vaker een café of plaatselijke kroeg bezocht. . [appellant] wil de situatie absoluut niet bagatelliseren, maar het is de waarheid, uit verveling en wellicht ook vanwege een stukje moedeloosheid bezocht [appellant] de kroeg. Thans gebeurt dat niet meer dan gemiddeld twee keer per maand.
Omdat er geen sprake was van een verslaving, is er ook nimmer sprake geweest van een behandeling. [appellant] kan op dit punt derhalve geen verklaring of andere stukken overleggen. [appellant] kan geen bewijs aandragen van iets wat er niet is geweest.
Concluderend stelt [appellant] dat zijn psychische problemen er enkel in bestaan dat hij licht depressieve klachten heeft, welke een rechtstreeks gevolg zijn van de grote schuldenlast waarvan hij het gevoel heeft dit maar niet opgelost te krijgen.
3.5.2.
Mevrouw [beschermingsbewindvoerder] , meerderjarigenbeschermingsbewindvoerder, heeft zich achter het verzoek van [appellant] om te worden toegelaten tot de schuldsaneringsregeling geschaard, hetgeen zij ter zitting in hoger beroep nogmaals heeft bevestigd. [appellant] is een bijna perfecte klant, die zich aan zijn afspraken houdt. Het beschermingsbewind zal ook na toelating tot de schuldsaneringsregeling blijven doorlopen, aldus mevrouw [beschermingsbewindvoerder] .
3.6.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.6.1.
Ingevolge artikel 288 lid 1 aanhef en sub c Fw wordt het verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling slechts toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat de schuldenaar de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.
Ingevolge artikel 5.4.3., bijlage IV Procesreglement verzoekschriftprocedures insolventiezaken rechtbanken (welk artikel de jurisprudentie op dit punt belichaamt) wordt een verzoeker met psychosociale problemen in beginsel alleen toegelaten tot de schuldsaneringsregeling indien aannemelijk is dat deze problemen al enige tijd beheersbaar zijn, in die zin dat de verzoeker zich in maatschappelijk opzicht staande weet te houden en voldoende hulp of een voldoende sociaal vangnet aanwezig is. Dat de psychosociale problemen beheersbaar zijn dient te worden bevestigd door een hulpverlener of door een hulpverlenende instantie.
3.6.2.
Het hof hecht in algemene zin te benadrukken dat het hebben van psychosociale problemen als zodanig niet aan toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling in de weg behoeft te staan. Het gaat er echter wel om dat deze psychosociale problematiek beheersbaar is blijkens een (relevante) verklaring van een ter zake deskundige hulpverlener zoals de behandelend psychiater of psycholoog. In mei 2016 heeft Trajekt nog gerapporteerd dat geen oordeel over de beheersbaarheid mogelijk was in het toenmalige stadium.
In de rapportage van Annex van juni 2016 staat onder meer vermeld dat de psychische beperkingen van [appellant] dusdanig zijn dat het uitvoeren van functies thans niet aan de orde is en voorts ook dat [appellant] sterk de neiging heeft om op te geven en moeilijke situaties te vermijden.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft [appellant] verklaard dat de behandeling bij Virenze met betrekking tot zijn depressiviteit is afgerond omdat verdere behandeling niet meer nodig is, dat hij volgende week een afsluitend gesprek zal hebben met zijn behandelaar en een verklaring van zijn behandelaar zal ontvangen, welke hij voor akkoord dient te ondertekenen.
Bij brief van 27 oktober 2016 heeft de advocaat van [appellant] desgevraagd door het hof een verklaring van Virenze d.d. 21 oktober 2016 aan het hof toegezonden. Uit deze verklaring blijkt dat [appellant] sinds 17 augustus 2016 wordt gezien door mevrouw [psycholoog in opleiding tot GZ-psycholoog] , psycholoog in opleiding tot GZ-psycholoog, dat [appellant] alle afspraken nakomt en openstaat voor hetgeen hem aangereikt wordt en dat hij daar buiten de behandeling zelfstandig mee aan de slag gaat.
Voorts staat in de verklaring echter vermeld dat er – zulks naar het oordeel van het hof in afwijking van de mededeling van [appellant] ter zitting in hoger beroep, dat zijn behandeling is afgerond en dat in de week volgend op de zitting nog slechts een afsluitend gesprek zal plaatsvinden – nog een vervolgbehandeling zal starten waarvoor [appellant] op dit moment op de wachtlijst staat.
Het hof is van oordeel dat deze (summiere) verklaring van de behandelaar van [appellant] niet kan worden aangemerkt als een verklaring als bedoeld in artikel 5.4.3. van het hierboven vermelde procesreglement. Enkel op basis van deze verklaring kan ook in hoger beroep niet worden vastgesteld dat de psychosociale problemen van [appellant] sedert geruime tijd beheersbaar zijn.Met betrekking tot een opmerking in de meerbedoelde verklaring van Virenze inzake informatieverstrekking in het algemeen, merkt het hof terzijde nog op dat het feit dat geen medische informatie mag worden verstrekt aan andere beroepsgroepen dan artsen en psychologen er in beginsel niet aan in de weg staat dat informatie (over de behandeling en resultaten ervan) wordt verstrekt aan de cliënt zelf, in dit geval [appellant] , teneinde ermee te doen wat hem goeddunkt.
3.6.3.
Het verzoek van [appellant] om te worden toegelaten tot de schuldsaneringsregeling dient reeds op grond van het bovenstaande te worden afgewezen. Niets staat er echter aan in de weg dat [appellant] (te zijner tijd) opnieuw verzoekt te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling, indien en zodra hij zijn psychosociale problematiek duurzaam onder controle heeft gekregen en een verklaring als omschreven in overweging 3.6.1. van dit arrest kan overleggen. Het hof herhaalt hierbij dat, mits aangetoond duurzaam onder controle, het hebben (of gehad hebben) van psychosociale problemen als zodanig niet aan een toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling in de weg behoeft te staan.
3.6.4.
Het hof merkt bij een en ander nog op dat een premature toelating van [appellant] tot de wettelijke schuldsanering moet worden voorkomen. Het niet nakomen van de verplichtingen kan immers het ingrijpende gevolg hebben dat de schuldsanering voortijdig wordt beëindigd. Dat zou alsdan tot gevolg hebben dat hij de daarop volgende tien jaar geen nieuw verzoek tot toelating kan doen. Dat is de visie van de wetgever en die van de Hoge Raad - als recent wederom bevestigd in HR 25 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:1031. Ook dit is een aspect dat aandacht verdient en meeweegt bij het oordeel of en vooral wanneer een schuldenaar geschikt is om tot de schuldsaneringsregeling te worden toegelaten. Dat moment is naar het oordeel van het hof voor [appellant] nog niet aangebroken. Het hof acht op dit moment – in het belang van [appellant] - het risico te groot dat [appellant] de verplichtingen onverhoopt niet aan zal blijken te kunnen.
3.7.
Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd.

4.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.P. Zweers-Van Vollenhoven, R.R.M. de Moor en H.A.G. Fikkers en in het openbaar uitgesproken op 3 november 2016.