3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a. a) [geïntimeerden] en [appellante] zijn buren, die naast elkaar in twee onder één kap woningen wonen, op de percelen [adres 1] ( [geïntimeerden] ) en [adres 2] ( [appellante] ).
b) Begin 2012 heeft [geïntimeerden] bij de gemeente [plaats] (hierna: de Gemeente) geklaagd over stankoverlast afkomstig uit de woning van [appellante] , die zou worden veroorzaakt door de vele cavia’s en konijnen die door [appellante] werden gehouden. Naar aanleiding van de melding van [geïntimeerden] heeft de Gemeente een buitengewoon opsporingsambtenaar/toezichthouder ingeschakeld. Deze heeft geconstateerd dat er 58 cavia’s en 3 konijnen in de woning van [appellante] aanwezig waren. Met [appellante] zijn afspraken gemaakt om overlast in de toekomst te voorkomen.
c) In februari 2016 heeft [geïntimeerden] contact opgenomen met de afdeling Handhaving van de Gemeente naar aanleiding van stankoverlast en schade aan het plafond van zijn woonkamer. Het plafond was aangevreten.
d) In opdracht van de Gemeente heeft het bedrijf Dutch Vermin Solutions (hierna: DVS) de woningen van partijen onderzocht. Op 16 maart 2016 heeft DVS aan de Gemeente gerapporteerd. DVS schreef onder meer:
‘Na inspectie bij de beide woningen aan [adres 1] en [adres 2] is gebleken dat er veel knaagdieroverlast is in de vorm van Rat overlast.Op [adres 2] zijn we gestart met een ratbestrijding binnen en buiten, gebleken is ook dat er bij deze woning bouwkundige problemen zijn in de vorm van achterstallig onderhoud. Op het gebied van Hygiene is er veel stank en vuil overlast in de vorm van opslag, voer voor ongeveer 60 tot 80 cavia’s en andere huisdieren.Door deze overlast is er veel knaagschade aan plafonds en keuken. Wij als DVS zijn een ratbestrijding gestart dmv ratklemmen en rodenticide’s.Hierdoor ontstaat er een verwachten overlast in de vorm van stank en vliegen.(…)In navolging op de overlast op nummer [adres 2] ondervindt huisnummer [adres 1] veel extra overlast, in de vorm van knaag schade aan de plafonds en stankoverlast in de woning.’e) Bij besluit van 24 maart 2016 heeft het College van burgemeester en wethouders van de Gemeente [appellante] een last onder bestuursdwang opgelegd wegens overtreding van artikel 7.17 van het Bouwbesluit. In het besluit van de Gemeente is, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
‘Op 25 februari 2016 heeft de gemeentelijk coördinator ongediertebestrijding van de gemeente [plaats] met uw toestemming uw woning geïnspecteerd. (…) Door deze medewerker is (…) geconstateerd dat de overlast van ratten wordt veroorzaakt door de vele aanwezige cavia’s en het voor deze dieren aanwezige voer. Als hier niets aan gedaan wordt, zal na de bestrijding van de ratten het probleem weer terugkomen. Tevens heeft hij geconstateerd dat de ratten ook aanwezig waren in het naastgelegen pand [adres 1] .(…)Daarnaast heeft een medewerker van de Gemeenschappelijke Geneeskundige Dienst (GGD) controle uitgevoerd, deze heeft geconstateerd dat er geen scheiding meer is van mens en dier in uw woning en de naastgelegen woning [adres 1] . De ratten lopen door beide huizen en vreten zich door de plafonds. De aanwezigheid van deze ratten en tevens de aanwezigheid van de, als gevolg van de reeds ingezette bestrijding, dode ratten leveren schade op voor de volksgezondheid.(…)Uit de hierboven opgesomde constateringen blijkt dat door aanwezigheid van 33 cavia’s in de woning in open hokken en de aanwezigheid van het voer voor deze knaagdieren een rattenplaag in uw woning en de naastgelegen woning [adres 1] is ontstaan.’f) De Gemeente heeft [appellante] opgedragen om voor een bepaalde termijn de in het besluit genoemde maatregelen te treffen teneinde de overtreding te beëindigen.
g) [appellante] heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Gemeente van
24 maart 2016.
De eerste aanleg
3.2.1.In de onderhavige procedure vordert [geïntimeerden] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
[appellante] te veroordelen tot betaling van een voorschot op de door [geïntimeerden] geleden en te lijden schade ten bedrage van € 7.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag der dagvaarding tot en met de dag der algehele voldoening,
[appellante] , op straffe van een dwangsom, te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis de in de dagvaarding beschreven onrechtmatige situatie te beëindigen en beëindigd te houden, door :
- de (dode) ratten in haar woning (ook op de plafonds en achter de wanden) en in haar tuin te verwijderen en verwijderd te houden,
- het knaagdiervoedsel en het hooi op te slaan en opgeslagen te houden in afgesloten kasten of ruimten, in ieder geval op een zodanige wijze dat deze spullen onbereikbaar zijn voor ratten en ander ongedierte,
- haar woning en tuin te ruimen, te reinigen en opgeruimd en schoon te houden op een zodanige wijze dat er geen verhoogd risico bestaat op een nieuwe rattenplaag, in welk kader [appellante] er voor moet zorgen dat zich op haar erf en binnenshuis geen afval bevindt buiten afgesloten afvalbakken en dat zich in haar huis en tuin geen plaatsen bevinden waar ratten zich in kunnen nestelen,
- alle gaten in de wanden en plafonds van haar woning te dichten, zodat ratten geen doorgang meer hebben,
- het aantal (huis)dieren te hebben teruggebracht tot maximaal acht en dat aantal ook tot maximaal dit aantal beperkt te houden,
- de open riolering in de (kleine) aanbouw van haar woning geheel af te sluiten, zodat ratten geen toegang meer hebben tot haar woning,
- alle gaten en kieren op de zolder van haar woning te dichten, zodat ratten geen doorgang meer hebben naar de woning van [geïntimeerden] ,
3. [appellante] te veroordelen in de kosten van het geding, de nakosten daaronder begrepen, met rente.
3.2.1.[geïntimeerden] legt aan zijn vorderingen het volgende ten grondslag.
ondervindt ernstige overlast van de vanuit de woning van [appellante] veroorzaakte rattenplaag. Hij leeft voortdurend in de stank van de ontlasting van een grote hoeveelheid knaagdieren en van dode (rottende) ratten, die zich bevinden op de plafonds en tussen de wanden van zijn woning. Inmiddels is ook sprake van veel overlast door vliegen. Behalve overlast bestaat ook gevaar voor de gezondheid van [geïntimeerden] en zijn gezin.
[geïntimeerden] stelt dat hij als gevolg van het onrechtmatig handelen van [appellante] schade lijdt. Deze schade bestaat onder andere uit de kosten van het verwijderen van bestaande wanden en plafonds, waarachter en waarop zich (dode) ratten bevinden, het aanbrengen van nieuwe isolatie en het aanbrengen van nieuwe wanden en plafonds. Voor deze schade is reeds een offerte opgemaakt. De kosten van deze werkzaamheden worden begroot op een bedrag van € 5.832,99.
3.2.3.[appellante] heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3.3.1.Bij vonnis waarvan beroep heeft de voorzieningenrechter, samengevat, het gevorderde onder 1. toegewezen tot het bedrag van € 5.832,99 met rente (onder afwijzing van de vordering voor het meerdere) en het gevorderde onder 2. volledig toegewezen (daarbij de dwangsom stellend op € 250,- per dag, met een maximum van € 5.000,-), met veroordeling van [appellante] in de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen, met rente.
3.3.2.De voorzieningenrechter heeft hiertoe overwogen dat [geïntimeerden] rattenoverlast ondervindt, dat de oorzaak daarvan bij [appellante] moet worden gezocht en dat de rattenoverlast onrechtmatige hinder jegens [geïntimeerden] oplevert, zodat de vordering onder 2. kan worden toegewezen. De voorzieningenrechter heeft in dit verband nader overwogen dat de omstandigheid dat de Gemeente dezelfde maatregelen als door [geïntimeerden] gevorderd reeds bij last heeft opgelegd, niet betekent dat [geïntimeerden] geen belang heeft bij de vordering onder 2. en dat deze omstandigheid evenmin de onrechtmatigheid ontneemt aan de gedragingen van [appellante] .
Ten aanzien van de vordering onder 1. heeft de voorzieningenrechter overwogen dat sprake is van een vordering tot schadevergoeding in geld, voor toewijzing waarvan slechts aanleiding is als het bestaan en de omvang in hoge mate aannemelijk is, terwijl voorts uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is en het risico van onmogelijkheid van terugbetaling - bij afweging van de belangen van partijen - aan toewijzing niet in de weg staat. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat (tot het bedrag van € 5.832,99, met rente) aan deze voorwaarden is voldaan.
De grieven en de vordering in hoger beroep
3.4.1.[appellante] heeft in hoger beroep vijf grieven aangevoerd. [appellante] heeft geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en tot het alsnog afwijzen van het door [geïntimeerden] gevorderde, met veroordeling van [geïntimeerden] in de kosten van beide instanties.
[appellante] heeft in haar memorie van grieven (onder 8.) gesteld dat zij haar grieven
‘onder voorbehoud’aanvoert, omdat haar niet bekend is hoe zal worden beslist op haar bezwaar tegen het besluit tot toepassing van bestuursdwang. [appellante] heeft het hof niet, op een later moment, in kennis gesteld van de uitkomst van de door haar gestarte bestuursrechtelijke procedure en van de (mogelijke) consequenties daarvan voor haar standpunt in de onderhavige procedure. Het hof zal ervan uitgaan dat [appellante] haar grieven thans zonder het gemaakte voorbehoud aanvoert.
3.4.2.[geïntimeerden] heeft geen (al dan niet incidenteel) hoger beroep ingesteld in verband met de gedeeltelijke afwijzing van zijn vordering onder 1., zodat deze beslissing in dit hoger beroep verder niet aan de orde is.