ECLI:NL:GHSHE:2016:4862

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 november 2016
Publicatiedatum
1 november 2016
Zaaknummer
200.191.564_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen eerder gewezen arrest in civiele zaak met betrekking tot onrechtmatige daad en aansprakelijkheid

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een verzet tegen een eerder gewezen arrest van 22 maart 2016. In dat arrest werd het vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, van 19 juni 2014 vernietigd. De opposant, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.M. van der Marel, werd veroordeeld tot betaling van € 7.035,69 aan de geopposeerde, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.E.M.C. Reinartz, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De opposant heeft vervolgens verzet aangetekend tegen dit arrest en heeft in een (voorwaardelijk) incidenteel appel geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis van 19 juni 2014, alsook tot veroordeling van de geopposeerde tot betaling van € 2.495,26.

Tijdens de behandeling van het verzet heeft het hof geconstateerd dat belangrijke processtukken ontbraken, waaronder de dagvaarding in hoger beroep en de memorie van grieven. Het hof heeft besloten de zaak naar de rol te verwijzen, zodat de meest gerede partij de ontbrekende stukken kan overleggen. Indien deze stukken niet tijdig worden ingediend, zal het hof de zaak ambtshalve doorhalen. De verdere beslissing is aangehouden tot de rolzitting van 15 november 2016.

Het arrest is gewezen op 1 november 2016 door de rechters S.M.A.M. Venhuizen, M.G.W.M. Stienissen en A.J. Henzen, en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.191.564/01
arrest van 1 november 2016
in de zaak van
[opposant] ,
wonende te [woonplaats] ,
opposant,
appellant in het (voorwaardelijke) incidenteel appel,
hierna aan te duiden als [opposant] ,
advocaat: mr. M.M. van der Marel te Eindhoven,
tegen
[geopposeerde] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geopposeerde,
geïntimeerde in het (voorwaardelijke) incidenteel appel,
hierna aan te duiden als [geopposeerde] ,
advocaat: mr. G.E.M.C. Reinartz te Eindhoven,
op het bij exploot van 3 mei 2016 ingeleide verzet tegen het onder nummer 200.159.131/01 bij verstek gewezen arrest van dit hof van 22 maart 2016 tussen opposant – [opposant] – als geïntimeerde in principaal appel en geopposeerde – [geopposeerde] – als appellante in principaal appel.

1.Het arrest van 22 maart 2016

Bij genoemd arrest heeft het hof het bestreden vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, van 19 juni 2014 vernietigd en [opposant] veroordeeld tot betaling aan [geopposeerde] van een bedrag van € 7.035,69, vermeerderd met de wettelijke rente en [opposant] veroordeeld in de proceskosten van de eerste aanleg en het hoger beroep.

2.Het geding in verzet

2.1.
Bij voormelde verzetdagvaarding tevens houdende (voorwaardelijk) incidenteel appel heeft [opposant] geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis van 19 juni 2014 en in (voorwaardelijk) incidenteel appel tot veroordeling van hem tot betaling aan [geopposeerde] van een bedrag van € 2.495,26, met veroordeling van [geopposeerde] in de kosten van de procedure.
2.2.
Bij memorie van antwoord in het (voorwaardelijk) incidenteel appel heeft [geopposeerde] geconcludeerd tot afwijzing van de eisen van [opposant] in (voorwaardelijk) incidenteel appel, met veroordeling van [opposant] in de kosten van het (voorwaardelijk) incidenteel appel.

3.De beoordeling

3.1.
Alvorens op de zaak zelf in te gaan overweegt het hof het volgende.
3.1.1.
De stukken genoemd in r.o. 2 van het verstekarrest van dit hof van 22 maart 2016 ontbreken (te weten de dagvaarding in hoger beroep en de memorie van grieven met producties), evenals de stukken van de eerste aanleg.
3.1.2.
Het hof zal de zaak naar de rol verwijzen teneinde de meest gerede partij in de gelegenheid te stellen voormelde ontbrekende stukken alsnog over te leggen. Indien deze stukken niet binnen de na te melden termijn aan het hof zijn overgelegd, zal het hof de zaak ambtshalve doorhalen. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

4.De uitspraak

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 15 november 2016 met het hiervoor onder 3.1.2. aangegeven doel;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, M.G.W.M. Stienissen en A.J. Henzen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 1 november 2016.
griffier rolraadsheer