7.1.1.In het incidenteel arrest van 20 januari 2015 heeft het hof al een aantal feiten tot uitgangspunt genomen. Voor de overzichtelijkheid zal het hof deze feiten voor zover ook thans relevant hierna opnieuw opnemen. Het gaat in deze zaak om het volgende:
Tussen [NBO] B.V. (verder: NBO) als koper en Molenparc als verkoper zijn afspraken gemaakt over de koop en overdracht van bouwgrond in het project [project] te [plaats] , bestemd voor de bouw van onder meer appartementen en winkels, alsmede over de omliggende grond, bestemd voor onder meer een parkeerterrein. De koopprijs voor de bouwgrond bedroeg € 5.022.817,45 en is door NBO bij gelegenheid van de notariële levering (prod. 4 inl. dagv.) van die bouwgrond op 2 mei 2012 aan Molenparc voldaan.
Aan de eigendomsoverdracht door Molenparc aan NBO van de bouwgrond is een kort geding voorafgegaan waarin NBO bij vonnis van de voorzieningenrechter van 16 april 2012 tot medewerking aan die eigendomsoverdracht werd veroordeeld (prod. 16 inl. dagv.). In dit vonnis van 16 april 2012 heeft de voorzieningenrechter onder de feiten onder meer vermeld (r.o. 2.3) dat Molenparc bij de tussen haar en NBO gemaakte afspraken haar contractspositie uit de door haar met de gemeente Sittard-Geleen (verder: de gemeente) op 26 mei 2011 gesloten exploitatieovereenkomst voor wat betreft de verticale/opstalexploitatie voor het exploitatiegebied [project] met instemming van de gemeente aan NBO heeft overgedragen.
Ten aanzien van de omliggende grond zijn NBO en Molenparc overeengekomen (prod. 3 inl. dagv.) dat NBO deze tijdens de bebouwing van de bouwgrond mocht gebruiken en vervolgens bouwrijp aan Molenparc zou opleveren, waarna Molenparc deze omliggende grond woonrijp zou maken (dat wil zeggen voorzien van infrastructuur, groen en een parkeerterrein zoals bepaald in de exploitatieovereenkomst van Molenparc met de gemeente) en in die staat aan NBO zou overdragen. De koopsom van de omliggende grond is bepaald op € 514.193,05 inclusief omzetbelasting.
In artikel 8 van de akte van 2 mei 2012 is onder meer bepaald:
"(…)
3. Koper is aansprakelijk voor alle schade (..) welke voortvloeit en/of samenhangt met het hiervoor genoemde gebruik van de omliggende grond (…)
4. Indien door koper en/of haar opdrachtnemers schade is toegebracht als hiervoor in artikel 8 lid 3 omschreven zal verkoper koper daarvan schriftelijk in kennis stellen onder vermelding van de aard en omvang van de schade alsmede de daaraan verbonden (herstel)kosten. In dat geval is koper, nadat koper door verkoper in de gelegenheid is gesteld de schade te herstellen binnen een redelijke termijn, gehouden op eerste verzoek een “first demand” bankgarantie te stellen conform het model “NVB beslaggarantie 1999” met dien verstande dat artikel 2 a van dat model wordt vervangen door de tekst “een afschrift van een beslissing van een Nederlandse rechter met betrekking tot de vordering, gewezen in een procedure tussen de begunstigde en de debiteur”.
5. De hiervoor genoemde omliggende gronden zullen uiterlijk drie (3) maanden voor de oplevering van de partijen genoegzaam bekende commerciële ruimten in het bijzonder de door Plus gehuurde ruimte volledig ontruimd en vrij van ieder gebruiksrecht aan verkoper worden opgeleverd en aan haar ter beschikking worden gesteld (…) teneinde verkoper in staat te stellen de omliggende gronden woonrijp te maken (…)."
Op 21 november 2012 heeft NBO de omliggende grond doorverkocht aan [koper] B.V. (verder: [koper] ). De koopprijs van deze nog te leveren omliggende grond is door [koper] reeds aan NBO voldaan.
Bij uitspraak van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 25 februari 2014 is NBO in staat van faillissement verklaard, met benoeming van de curator als zodanig.
Molenparc heeft de curator verzocht om de nakoming van de koopovereenkomst onder zekerheidsstelling gestand te doen. Bij brief van 4 maart 2014 (prod. 8 inl. dagv.) heeft de curator zich op de voet van artikel 37 lid 2 Fw tot nakoming bereid verklaard. Bij die brief was een garantstelling van [VWB-V] Bouw- en Vastgoedontwikkeling B.V. (verder: [VWB-V] ) en [koper] gevoegd.
Voormelde garantstelling hield, kort samengevat, in:
a. een first demand concerngarantie van [VWB-V] voor de betaling van de koopsom van € 432.095,= te vermeerderen met btw aan Molenparc, in te roepen per datum van de notariële levering.
b. een voorwaardelijke concerngarantie namens [VWB-V] voor de betaling van rente over de koopsom, spandoeken en dwangsom, in te roepen als die door NBO betwiste claims bij nader onderzoek dan wel in rechte komen vast te staan.
c. een garantverklaring van [koper] voor de volledige nakoming van alle verplichtingen die op NBO rusten of voortvloeien uit de koopovereenkomst tussen (zo begrijpt het hof) NBO en Molenparc.
d. door de garantstellingen verkrijgt Molenparc een rechtstreekse aanspraak jegens [VWB-V] en [koper] . De garantstellingen houden een derdenbeding als bedoeld in art. 6:253 BW in ten behoeve van Molenparc.
Onder e. van de garantstelling is voorts het uitgangspunt genoemd dat NBO na de levering van de omliggende grond aan NBO meewerkt aan doorlevering van die grond aan [koper] en dat de op de levering vallende kosten voor rekening van [koper] komen.
Molenparc heeft zich bij brief van 7 maart 2014 (prod. 9 inl. dagv.) op het standpunt gesteld dat er geen sprake was van genoegzame zekerheid. Zij heeft aan de curator een nadere termijn gesteld - tot 12 maart 2014 - en zich daarbij beroepen op (handhaving van) een (eerder al ingeroepen) opschortingsrecht, eigendomsrecht en retentierecht.
Bij brief van 11 maart 2014 (prod. 10 inl. dagv.) heeft de curator zich op het standpunt gesteld dat de zekerheid voldoende was en heeft hij Molenparc gesommeerd om te bevestigen dat zij bereid is de koopovereenkomst met betrekking tot de omliggende grond na te komen.
Tussen Molenparc en NBO is vervolgens overeengekomen dat de omliggende grond op 2 juli 2014 bouwrijp aan Molenparc ter beschikking zou worden gesteld, waarna Molenparc tot het woonrijp maken daarvan zou kunnen overgaan. Op 15 en 17 juli 2014 hebben Aannemersbedrijf [aannemersbedrijf] B.V. (verder: Aannemersbedrijf [aannemersbedrijf] ) en Molenparc het proces-verbaal van oplevering van 2 juli 2014 van de omliggende grond ondertekend.
Bij brief van 11 september 2014 heeft de curator Molenparc verzocht te bevestigen dat zij meewerkt aan de overdracht van de omliggende grond op 2 oktober 2014. Daarbij heeft de curator aangekondigd dat de eerder geboden zekerheden worden versterkt doordat in plaats van de verstrekte concerngaranties bankgaranties worden aangeboden.
Molenparc heeft haar werkzaamheden tot het woonrijp maken van de omliggende grond op 19 september 2014 gestaakt. Zij heeft, nadat de curator het geding in eerste aanleg aanhangig had gemaakt, bij brief van 1 oktober 2014 de koopovereenkomst met betrekking tot de omliggende grond buitengerechtelijk ontbonden.
Op 24 december 2014 heeft de juridische levering van de omliggende grond plaatsgevonden waartoe Molenparc bij het beroepen vonnis in kort geding is veroordeeld. Deze levering vond plaats nadat bij vonnis van 24 december 2014 in een kort geding tussen Molenparc en Wing Holding enerzijds en BBOM B.V. en BBOM Holding B.V. (verder gezamenlijk: BBOM c.s.) een door BBOM c.s. ten laste van Molenparc onder de curator gelegd conservatoir beslag op de vordering van Molenparc tot betaling van de koopsom was opgeheven (prod. 30 mva).
Op 14 januari 2015 is de Plus supermarkt in [centrum] Centrum geopend (prod. 38 akte curator d.d. 10 maart 2015).