20.1In geval van schending door werknemer van [artikel 18; hof] van deze overeenkomst verbeurt werknemer aan werkgever, voor zover vereist in afwijking van artikel 7:650 BW, lid 3 en lid 5 in het bijzonder, een onmiddellijk opeisbare boete van € 25.000,- voor iedere overtreding, vermeerderd met een bedrag van € 1.000,- voor elke dag dat de overtreding voortduurt (…).”
3.1.2.[werknemer van Mode Accessoires] heeft de arbeidsovereenkomst opgezegd tegen 1 november 2011.
3.1.3.In een kortgedingprocedure van [Mode Accessoires] tegen [werknemer van Mode Accessoires] heeft de kantonrechter van rechtbank Breda bij vonnis van 11 januari 2012 (hierna: het kortgedingvonnis) beslist:
“- veroordeelt [werknemer van Mode Accessoires] binnen vierentwintig uur na betekening van dit vonnis het onderhouden van contacten met relaties van [Mode Accessoires] in de zin van artikel 18 van de arbeidsovereenkomst, voor zover deze relaties waren van [Mode Accessoires] vóór november 2011, te staken en gestaakt te houden tot en met 31 oktober 2012, voor zover die contacten tot doel hebben het verkopen of bevorderen van de verkoop van producten gelijk of soortgelijk aan die welke vóór 1 november 2011 tot het assortiment van [Mode Accessoires] behoorden;
- veroordeelt [werknemer van Mode Accessoires] om in geval hij (na betekening van dit vonnis) in gebreke mocht blijven aan bovenstaande veroordeling te voldoen, aan [Mode Accessoires] een dwangsom te betalen van
€ 2.500,- per dag, echter tot een maximum van € 100.000,-;”
3.1.4In een bodemprocedure van [Mode Accessoires] tegen [werknemer van Mode Accessoires] (hierna: de bodemprocedure) heeft [Mode Accessoires] samengevat onder meer het volgende gevorderd:
- verklaring voor recht dat [werknemer van Mode Accessoires] een bedrag van € 100.000,- aan dwangsommen heeft verbeurd uit hoofde van het kortgedingvonnis;
- veroordeling van [werknemer van Mode Accessoires] om aan [Mode Accessoires] te betalen een bedrag van € 202.000,- aan verbeurde boetes uit hoofde van het relatiebeding en het boetebeding.
3.1.5.Bij vonnis van 9 januari 2013 in de bodemprocedure (hierna: het vonnis van 9 januari 2013) heeft de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant onder meer samengevat:
- de in rov. 3.1.4 bedoelde vordering tot verklaring voor recht afgewezen,
- de vordering tot betaling van een bedrag van € 202.000,- toegewezen voor een bedrag van
€ 25.000,- en voor het overige afgewezen.
3.1.6.Na het onder rov. 3.1.5 vermelde vonnis hebben [Mode Accessoires] en [werknemer van Mode Accessoires] een vaststellingsovereenkomst (hierna: de vaststellingsovereenkomst) gesloten. In de vaststellingsovereenkomst is onder meer bepaald welk bedrag [werknemer van Mode Accessoires] aan [Mode Accessoires] dient te betalen en volgens welk betalingsschema. De vaststellingsovereenkomst bepaalt verder:
“3. [Mode Accessoires] zal hoger beroep instellen tegen het vonnis van de kantonrechter d.d. 9 januari 2013 (...) tegen de eerste zittingsdatum van januari 2016.
(...)
5. Indien en voor zover [werknemer van Mode Accessoires] de voor hem uit deze overeenkomst voortvloeiende betalingsverplichtingen niet volledig en/of niet tijdig nakomt, komt het overeengekomen betalingsschema (...) te vervallen en heeft [Mode Accessoires] alsnog recht op het totaal van de aan haar bij voornoemde vonnissen toegewezen bedragen (...). [Mode Accessoires] heeft in dat geval tevens het recht de procedure in hoger beroep (...) op de kortst mogelijke termijn te introduceren (…).”
3.1.7.[Mode Accessoires] heeft op 5 april 2013 aan Retro opdracht gegeven om tegen het in rov. 3.1.6 vermelde vonnis een appèldagvaarding uit te brengen vóór het verstrijken van de appèltermijn op 9 april 2013. Retro heeft deze opdracht aanvaard.
3.1.8.De appèldagvaarding is niet tijdig betekend.
3.1.9.[werknemer van Mode Accessoires] is de betalingsverplichtingen uit hoofde van de vaststellingsovereenkomst niet nagekomen.
3.1.10.In een e-mail van 16 mei 2013 aan [mailadressant] meldt [werknemer van Mode Accessoires] het
volgende:
“Na beëindiging van mijn dienstverband bij [Mode Accessoires] mode heb ik actief en met een collectie
riemen de volgende klanten bezocht die tevens relatie waren/zijn van [Mode Accessoires] mode;
Superstar
Sting
Pull&Bear
Zara
60% single
Stradivarius
Promod
Shoeby
Liberty
Showroom [firma 2j distribution] (kocht voorraad petrol industries) Biba/score Republic JC Sweden
Ik was in loondienst bij de firma 2j distribution van [firma 2j distribution] . Voor hem verkocht ik riemen en andere lederen modeaccesoires. Alles vanuit de collectie van petrol industries/van zon mode. Dus onder andere bij relaties van [Mode Accessoires] mode. Ook heb ik riemen verkocht op de beurs who’s next in [plaats] . Ook daarmee heb ik het concurrentiebeding/relatiebeding geschonden. Dus t klopt in die zin dat ik daar in die hoedanigheid ben gezien.”
3.2.1.In eerste aanleg vorderde [Mode Accessoires] bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, verkort weergegeven:
te verklaren voor recht dat er sprake is van een toerekenbare tekortkoming dan wel onrechtmatige daad aan de zijde van Retro c.s. jegens [Mode Accessoires] ;
Retro c.s. hoofdelijk te veroordelen om aan [Mode Accessoires] te betalen een bedrag van
€ 690.225,93, vermeerderd met wettelijke rente;
3. Retro c.s. hoofdelijk te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2.2.Hetgeen [Mode Accessoires] aan deze vorderingen ten grondslag heeft gelegd alsmede het daartegen door Retro c.s. gevoerde verweer, zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.3.1.In het tussenvonnis van 19 maart 2014 heeft de rechtbank een comparitie van partijen gelast. Deze comparitie heeft plaatsgevonden op 6 juni 2014.
3.3.2.Bij het vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de vorderingen van [Mode Accessoires] afgewezen en haar, uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten veroordeeld. Op de gronden waarop het vonnis waarvan beroep berust, zal het hof, voor zover van belang, in het navolgende ingaan.
3.4.1.[Mode Accessoires] heeft in hoger beroep acht grieven aangevoerd en haar eis gewijzigd (zie hierna rov. 3.4.2 en 3.4.3). [Mode Accessoires] heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en tot het toewijzen van haar vorderingen zoals gewijzigd, met veroordeling van Retro c.s. in de proceskosten, met in begrip van de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente, bij arrest voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
3.4.2.Gelet op de akte wijziging eis en het petitum van de memorie van grieven wenst [Mode Accessoires] in hoger beroep haar eis in zoverre te wijzigen dat, in plaats van toewijzing van een concreet bedrag (zie hiervoor rov. 3.2.1 onder 2), zij verwijzing naar de schadestaatprocedure vordert. [Mode Accessoires] handhaaft haar vordering om te verklaren voor recht dat er sprake is van een toerekenbare tekortkoming dan wel onrechtmatige daad aan de zijde van Retro c.s. jegens [Mode Accessoires] .
3.4.3.Retro c.s. hebben geen bezwaar gemaakt tegen de eiswijziging van [Mode Accessoires] als zodanig. Het hof ziet ook geen aanleiding deze eiswijziging ambtshalve buiten beschouwing te laten wegens strijd met de goede procesorde. Bij de verdere beoordeling zal daarom worden uitgegaan van de gewijzigde eis.