ECLI:NL:GHSHE:2016:448

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 februari 2016
Publicatiedatum
16 februari 2016
Zaaknummer
200.174.790/01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag en toekenning gezag aan de vader na echtscheiding

In deze zaak, die voorlag bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant. De rechtbank had op 6 mei 2015 besloten het gezamenlijk gezag van de ouders over hun kinderen te beëindigen en het gezag uitsluitend aan de vader toe te kennen. De moeder, die het niet eens was met deze beslissing, heeft hiertegen hoger beroep aangetekend. Tijdens de mondelinge behandeling op 19 januari 2016 zijn beide partijen, bijgestaan door hun advocaten, gehoord, evenals een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming.

De moeder verzocht het hof om de beschikking van de rechtbank te vernietigen en de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek tot beëindiging van het gezamenlijk gezag. De vader daarentegen verzocht om de moeder in haar beroep niet-ontvankelijk te verklaren. Tijdens de zitting heeft de vader toegezegd de moeder regelmatig op de hoogte te houden van zaken die de kinderen aangaan, wat leidde tot de intrekking van het beroep door de moeder. Het hof concludeerde hieruit dat de moeder haar grieven niet langer handhaafde, wat resulteerde in de afwijzing van het verzoek in hoger beroep.

De uitspraak van het hof werd gedaan op 4 februari 2016, waarbij het verzoek van de moeder in hoger beroep werd afgewezen. De zaak benadrukt de belangrijke rol van communicatie tussen ouders na een scheiding, vooral in het belang van de kinderen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 4 februari 2016
Zaaknummer: 200.174.790/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/271446 / FA RK 13-6322-2
in de zaak in hoger beroep van:
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. K. Steenbergen-van Straten,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder,
hierna te noemen: de vader
,
advocaat: mr. J. Geuze.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 6 mei 2015.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 4 augustus 2015, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende de vader in zijn inleidend verzoek tot beëindiging van het gezamenlijk gezag en het toekennen van het gezag enkel aan de vader niet-ontvankelijk te verklaren, althans hem dit te ontzeggen.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 8 september 2015, heeft de vader verzocht de moeder in haar beroep niet-ontvankelijk te verklaren, althans haar dat als ongegrond en/of onbewezen te ontzeggen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 januari 2016. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. Steenbergen-van Straten;
-de vader, bijgestaan door mr. Geuze;
-de raad, vertegenwoordigd door de heer [vertegenwoordiger van de raad] .
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader, ingekomen ter griffie op 25 november 2015;
- het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader, ingekomen ter griffie op 17 december 2015;
- het V-formulier met bijlage van de advocaat van de moeder, ingekomen ter griffie op 24 december 2015;
- het V-formulier met bijlage van de advocaat van de vader, ingekomen ter griffie op 28 december 2015;
- het V-formulier met bijlage van de advocaat van de moeder, ingekomen ter griffie op 11 januari 2016.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest.
Uit het huwelijk van partijen zijn geboren:
- [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ), op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] .
3.2.
Bij beschikking van 8 april 2011 heeft de rechtbank ’s-Hertogenbosch tussen partijen onder meer de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 16 juni 2011 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.3.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het gezamenlijk gezag van partijen over de kinderen beëindigd en bepaald dat het gezag over de kinderen voortaan alleen aan de vader toekomt.
3.4.
De moeder kon zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
Nu de vader ter zitting heeft toegezegd dat hij de moeder iedere twee maanden schriftelijk zal informeren omtrent aangelegenheden welke de kinderen betreffen, heeft de moeder het hof aan het einde van de mondelinge behandeling medegedeeld het beroep in te trekken. Het hof maakt hieruit op dat de moeder haar grieven in hoger beroep niet langer handhaaft. Dit brengt mee dat het hof het verzoek in hoger beroep zal afwijzen.

4.De beslissing

Het hof:
wijst af het verzoek in hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.A.R.M. van Leuven, J.H.J.M. Mertens-Steeghs en A.J. van de Rakt en in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2016.