Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil in hoger beroep
4.Beoordeling van het geschil
ondernemerwinst geniet, indien:
6. Conclusie”) heeft herhaald.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 september 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, die in geschil was met de inspecteur van de Belastingdienst over het recht op zelfstandigenaftrek. De belanghebbende, die naast zijn fulltime dienstbetrekking bij het Ministerie van Defensie een vennootschap onder firma had, stelde dat hij aan het urencriterium voldeed door meer dan 1225 uur aan zijn onderneming te besteden. De inspecteur had echter betwist dat de belanghebbende dit aantal uren had gewerkt en handhaafde de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2011. De rechtbank had het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna hij in hoger beroep ging. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de belanghebbende niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn claim dat hij aan het urencriterium voldeed. Het Hof oordeelde dat de belanghebbende niet had aangetoond dat hij naast zijn dienstbetrekking ten minste 1225 uur aan zijn onderneming had besteed. De door hem overgelegde urenregistratie werd als onvoldoende en oncontroleerbaar beschouwd. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De kostenveroordeling werd afgewezen, en de belanghebbende werd geïnformeerd over de mogelijkheid om beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.