Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
De lidstaten heffen belasting op energieproducten en elektriciteit overeenkomstig deze richtlijn.”
Voor de toepassing van deze richtlijn wordt onder ‘energieproducten’ verstaan de hieronder vermelde producten: a)(...)
De flexibiliteit voorzien bij de definitie van bepaalde gemeenschappelijke regels, zoals in het onderhavige voorstel van een richtlijn wordt voorgesteld, vormt een doelmatig instrument dat de Lid-Staten vrijheid van handelen biedt.
7) Als partij bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake Klimaatverandering heeft de Gemeenschap het protocol van Kyoto bekrachtigd. De belasting van energieproducten — en in voorkomend geval van elektriciteit — is een van de beschikbare instrumenten om de doelstellingen van het protocol van Kyoto te verwezenlijken.
Voor de toepassing van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: a. kolen: producten van de GN-codes 2701, 2702 en 2704; b. brandstof: stof — met inbegrip van alle daaraan toegevoegde stoffen — dienende voor de verbranding met het doel de daarbij ontstane energie te benutten;”
Onderdeel a bevat een omschrijving van het begrip kolen. Daarvoor wordt verwezen naar de GN-codes 2701, 2702 en 2704. Reden voor deze verwijzing is het feit dat de richtlijn Energiebelastingen voorschrijft dat producten die onder deze GN-codes vallen moeten worden belast. GN-code 2701 omvat naast steenkool: briketten, eierkolen en dergelijke van steenkool vervaardigde vaste brandstoffen. GN-code 2702 omvat bruinkool, ook indien geperst, andere dan git. GN-code 2704 omvat cokes en halfcokes, van steenkool, van bruinkool of van turf, ook indien geperst en retortenkool.” (MvT, Kamerstukken II 2003/04, 29 207, nr. 3, p. 15)
4. Vergroening 4.1. Afschaffing vrijstelling kolenbelasting elektriciteitsopwekking De kolenbelasting kent een vrijstelling voor kolen die worden gebruikt als brandstof (input) voor het opwekken van elektriciteit (output). De gedachte achter de inputvrijstelling is dat de output - de elektriciteit - belast is met energiebelasting. In de Energiebelastingrichtlijn is ook bepaald dat een vrijstelling moet worden verleend voor energieproducten en elektriciteit die worden gebruikt voor de productie van elektriciteit. De richtlijn biedt lidstaten wel de mogelijkheid om deze producten uit milieubeleidsoverwegingen aan belasting te onderwerpen. Van deze mogelijkheid wordt gebruikgemaakt door de vrijstelling van kolenbelasting met ingang van 1januari 2013 af te schaffen die wordt verleend voor de uitslag en de invoer van kolen die worden gebruikt als brandstof voor het opwekken van elektriciteit in een installatie met een elektrisch rendement van minimaal 30 percent en een elektrisch vermogen van ten minste 60 kW. De milieudruk als gevolg van elektriciteitsopwekking uit kolen is vele malen zwaarder dan bijvoorbeeld elektriciteitsopwekking uit aardgas. Dit betreft naast het broeikasgas koolstofdioxide ook zwavel- en stikstofoxiden en fijn stof, alle met consequenties voor de luchtkwaliteit. Deze emissies zijn niet aan de installatie te wijten, maar zijn rechtstreeks uit de eigenschappen van de brandstof af te leiden. Tevens versterkt het belasten van dergelijk kolengebruik de positie van duurzamere alternatieven en daarmee beweging naar een duurzamere energievoorziening.” (Kamerstukken II 2011/2012, 33 287, nr. 3, blz. 5 en 6)
5. Vergroening a. Beoogde milieudoelstelling en alternatieven De Afdeling constateert terecht dat in de memorie van toelichting het accent vooral ligt op de budgettaire gevolgen van de verschillende maatregelen. Wat betreft de verwachte milieueffecten kan het volgende worden opgemerkt. De kolenbelasting zal de koleninzet duurder maken. Daar zal een positief effect van uitgaan op de C02-emissies van deze centrales omdat de inzet van kolen door de belastingheffing naar verwachting zal verminderen. Op de totale C02-uitstoot op Europese schaal heeft dit geen invloed omdat centrales onder het Europese emissieplafond (ETS) vallen. De vermindering zal wel leiden tot minder uitstoot van zwavel- en stikstofoxiden en fijn stof, alle met consequenties voor de luchtkwaliteit. Tevens versterkt het belasten van dergelijk kolengebruik de bij- en meestook van biomassa. In de memorie van toelichting zijn de milieueffecten kwalitatief beschreven, een betrouwbare kwantificering valt niet te geven. Aangezien de maatregel primair is gericht op het creëren van budgettaire opbrengsten in de sfeer van de milieubelastingen zijn geen andere niet-fiscale alternatieven overwogen.”(Kamerstukken II, 2011/2012, nr. 33 287, nr. 4, blz. 21)
2 Vrijstelling van de belasting wordt verleend ter zake van de uitslag en de invoer van kolen die worden gebruikt als brandstof voor het opwekken van elektriciteit in een installatie met een elektrisch rendement van minimaal 30 percent. Als installatie met een elektrisch rendement van minimaal 30 percent wordt aangemerkt een installatie met een gemiddeld verbruik van maximaal 12 megajoule per opgewekt kWh..’.
Vrijstellingen van belasting wordt verleend ter zake van de uitslag en de invoer van kolen die worden gebruikt als brandstof voor het opwekken van elektriciteit.’.
)
Overigens kan nog worden opgemerkt dat het vervallen van de inputvrijstelling van kolenbelasting voor elektriciteitscentrales volgens onderzoekers niet leidt tot een substantiële verslechtering van de businesscase van deze centrales, gegeven het tariefniveau van de kolenbelasting. De zogenoemde marginaal aanbod curve van kolencentrales ten opzichte van alternatieven blijft positief. Wel zal de winstmarge wellicht iets verslechteren maar Nederland blijft vanwege de gunstige locaties aan open water een aantrekkelijk land om te investeren.’.
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank;
- verklaart de bij de Rechtbank ingestelde beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op de bezwaren;
- bepaalt dat aan belanghebbende teruggaaf wordt verleend van de over de tijdvakken januari 2013 en februari 2013 op aangifte voldane bedragen aan kolenbelasting van € 3.179.310 (tijdvak januari 2013) respectievelijk € 2.653.339 (tijdvak februari 2013);
- gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het door deze ter zake van de behandeling van de beroepen bij de Rechtbank en het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrage van, in totaal, € 815 vergoedt; en
- veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het geding bij de Rechtbank en het Hof aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op in totaal € 1.984.