3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a. [appellant] heeft op 23 december 2014 van [verkoper van de woonark] (hierna: [verkoper van de woonark] ) geleverd gekregen:
(1) een in aanbouw zijnde ark;
(2) de rechten te ontlenen aan de vergunning [vergunningsnummer] (hierna: de vergunning van Rijkswaterstaat);
(3) de rechten te ontlenen aan het ligplaatsbesluit d.d. 4 oktober 2005/20 december 2005 van de Gemeente [gemeente] ten behoeve van een woonschip/villa, en
(4) een perceel grond ter grootte van ongeveer zes are en een perceel water ter grootte van ongeveer vijf are gelegen achter [het adres] te [postcode] [plaats] , tezamen uitmakende een aangesloten gedeelte ter grootte van ongeveer elf are of zoveel meer of minder dan na uitmeting door de Dienst voor het kadaster zal blijken van het kadastrale perceel gemeente [gemeente] , sectie [sectieletter] , nummer [sectienummer] , exact zoals [verkoper van de woonark] krachtens akte van levering heeft verkregen.
Aangehecht aan de koopakte is een drietal situatieschetsen, waarvan nr. 1 door verkoper en koper is geparafeerd en onder meer ook is getekend door notaris [notaris] .
[verkoper van de woonark] heeft onder meer de hiervoor onder (2) en (4) ligplaats en perceel op 12 januari 2012 van [verkoper ligplaats en perceel] (hierna: [verkoper ligplaats en perceel] ) gekocht.
[geïntimeerde 1] heeft op 17 maart 2014 geleverd gekregen van [verkoper ligplaats en perceel] twee met elkaar verbonden percelen grond met dienstwoning en gedeelte water (met verbindingsstrook grenzend aan het perceel kadastraal bekend als gemeente [gemeente] , sectie [sectieletter] , nummer [sectienummer] ), uitmakend een gedeelte ter grootte van ongeveer vijftig are of zoveel meer of minder dan na uitmeting door de Landmeetkundige Dienst voor het Kadaster zal blijken van het kadastrale perceel gemeente [gemeente] , sectie [sectieletter] , nummer [sectienummer] een en ander zoals met dikke zwarte omlijning is aangegeven op een door partijen gewaarmerkte situatieschets die als annex 1 aan deze akte is gehecht.
Op hiervoor bedoelde annex bij de notariële leveringsakte van 15 maart 2015 is met een dikke (rode) lijn de contouren van het geleverde aangegeven.
Op 5 maart 2015 hebben [verkoper van de woonark] , de heer [naam 1] (hierna: [naam 1] ) en de heer [naam 2] (hiernan: [naam 2] ) in aanwezigheid van de advocaat van [appellant] metingen gedaan, piketpalen geslagen en linten gespannen.
De percelen van [appellant] en [geïntimeerde 1] grenzen deels aan elkaar. Partijen verschillen van mening over de vraag waar de perceelgrens tussen hun beider percelen loopt en met name over de vraag of een toegangsweg van ongeveer 30 meter lang en 2,5 meter breed deel uitmaakt van het door [appellant] aangekochte perceel.
[geïntimeerde 1] heeft op of omstreeks 1 augustus 2015 een afrastering met prikkeldraad geplaatst op de in het geding zijnde strook grond als gevolg waarvan [appellant] zijn perceel niet langer via land met een auto of ander voertuig kan bereiken.
3.2.1.In de onderhavige procedure heeft [appellant] in eerste aanleg gevorderd:
1. [geïntimeerde 1] te veroordelen tot het beëindigen en het beëindigd houden van het bezit van de strook grond van [appellant] met een in goede justitie te bepalen breedte van maximaal 4 tot minimaal 2,5 meter, gemeten tussen de noordelijke en zuidelijke perceelgrens, zulks uiterlijk3 dagen na betekening van het te wijzen vonnis, althans uiterlijk op een dag die de voorzieningenrechter juist acht, op straffe van een dwangsom van € 2.500,-, althans een bedrag dat de voorzieningenrechter juist acht, per overtreding van voormeld gebod alsmede een dwangsom van €500,-, althans een bedrag dat de voorzieningenrechter juist acht, per dag of gedeelte daarvan welke de overtreding nadien voortduurt, en met machtiging aan [appellant] om, in het geval [geïntimeerde 1] niet of niet geheel aan de veroordeling van [geïntimeerde 1] tot beëindiging en beëindigd houden van het bezit van de strook grond voldoen, op kosten van [geïntimeerde 1] , zo nodig met behulp van de sterke arm van politie en justitie, door [geïntimeerde 1] verrichtte bezitsdaden zelf te beëindigen;
2. [geïntimeerde 1] te veroordelen tot verwijdering en het verwijderd houden van de afrastering van prikkeldaad zoals door [geïntimeerde 1] geplaatst op het perceel van [appellant] over een lengte zoals aangegeven met groene kleur in de als productie 7 bij de dagvaarding in eerste aanleg aangehechte tekening, zulks uiterlijk3 dagen na betekening van het te wijzen vonnis, althans uiterlijk op een datum die de voorzieningenrechter juist acht, zulks op straffe van een dwangsom van €500,-, althans een bedrag dat de voorzieningenrechter juist acht, per dag of gedeelte daarvan gedurende welke de overtreding nadien voortduurt, en met machtiging aan [appellant] om, in geval [geïntimeerde 1] niet of niet geheel aan de veroordeling van [geïntimeerde 1] tot verwijdering van de afrastering voldoen, op kosten van [geïntimeerde 1] , zo nodig met behulp van de sterke arm van politie en justitie, de afrastering zelf te verwijderen;
3. [geïntimeerde 1] hoofdelijk te veroordelen in de kosten van de procedure met inbegrip van de nakosten en met bepaling dat [geïntimeerde 1] wettelijke rente ex artikel 6:199 BW over deze kosten verschuldigd zijn wanneer zij deze niet binnen 14 dagen na de uitspraak van het te wijzen vonnis hebben voldaan, welke rente dient te worden berekend met ingang van 14 dagen van het te wijzen vonnis tot en met de dag der algehele voldoening.
en subsidiair, kort weergegeven:
- de aanwijzing van een noodweg van ten minste 2,5 meter en maximaal 4 meter breed ten behoeve van het perceel van [appellant] via het perceel van [geïntimeerde 1] , althans [geïntimeerde 1] te bevelen te gehengen en gedogen dat [appellant] het perceel van [geïntimeerde 1] gebruikt als toegangsweg voor het uitvoeren van werkzaamheden op het perceel van [appellant] totdat in de bodemprocedure uitspraak is gedaan en zonder vaststellen van een schadevergoeding,
- een en ander op straffe van een dwangsom en met veroordeling van [geïntimeerde 1] in de kosten van het geding.
3.2.2.Aan deze vorderingen heeft [appellant] , kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.
[appellant] stelt dat de grens tussen de percelen van [appellant] en [geïntimeerde 1] blijkt uit de bedoeling van partijen, die blijkt uit de verschillende tekeningen en verklaringen en dat [geïntimeerde 1] het hekwerk met prikkeldraad onjuist heeft geplaatst en daardoor ten onrechte een strook, die niet aan hem toebehoort, in bezig heeft genomen. Hierdoor is [appellant] niet in staat de nodige werkzaamheden te verrichten op/aan het perceel in verband met het bij zijn perceel aanmeren van de in opdracht van hem gebouwde woonark.
[appellant] betaalt maandelijks de lasten van de financiering van het perceel, de woonark en de aan te brengen voorzieningen van in totaal € 300.000,- maar daar staat thans geen woongenot tegenover. Daarnaast loopt [appellant] huurinkomsten mis. Het was de bedoeling dat de woonark voor het einde van de zomer van 2015 gereed zou komen. Door het niet tijdig gereedkomen is schade ontstaan, doet zich nu voor en loopt in afwachting van de bodemzaak nog verder op. [geïntimeerde 1] heeft geen belang genoemd op grond waarvan het gebruik van de strook grond zou moeten worden geweigerd. De strook grond van 80 cm breed die nog wel beschikbaar is, behoort volgens [appellant] toe aan [verkoper ligplaats en perceel] . Deze strook is hoe dan ook te smal om de voor het verrichten van de werkzaamheden noodzakelijke materialen en voertuigen naar het perceel van [appellant] te kunnen vervoeren.
3.2.3.[geïntimeerde 1] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. [geïntimeerde 1] stelt dat de grens die hij met paaltjes en draad heeft afgezet zelfs nog niet noordelijk genoeg is gelegd, omdat de tekening die bij de leveringsakte van 15 maart 2015 is gevoegd, uitgaat van een kleiner clubgebouw dan dat er nu staat. De op 5 maart 2015 uitgezette grenslijnen geven niet de bedoeling van [verkoper ligplaats en perceel] en [geïntimeerde 1] weer. [geïntimeerde 1] stelt dat [appellant] eigenmachtig en ten onrechte de grens van zijn perceel naar het zuiden, namelijk op het perceel van [geïntimeerde 1] , heeft opgeschoven door het laten uitvoeren van de kap- en graafwerkzaamheden.