ECLI:NL:GHSHE:2016:4038

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 september 2016
Publicatiedatum
6 september 2016
Zaaknummer
200.178.860_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor diefstal van elektriciteit in het kader van hennepteelt

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van een appellant voor de diefstal van elektriciteit in het kader van een hennepkwekerij. De appellant, die tijdelijk in de woning verbleef waar de hennepkwekerij was aangetroffen, werd door Enexis B.V. aangesproken voor schadevergoeding wegens onrechtmatig handelen. De politie ontdekte op 1 oktober 2009 een hennepkwekerij in de woning, waarbij de elektriciteitsmeter was gemanipuleerd. De appellant was niet de eigenaar of huurder van de woning, maar verzorgde wel de planten in de kwekerij. Hij was eerder strafrechtelijk vervolgd voor het medeplegen van hennepteelt, maar niet voor diefstal van elektriciteit.

Enexis vorderde betaling van € 3.810,= voor de schade die zij had geleden door het niet geregistreerde elektriciteitsverbruik. De kantonrechter oordeelde dat de appellant onrechtmatig had gehandeld op basis van artikel 6:166 BW, dat groepsaansprakelijkheid regelt. De appellant voerde verweer en betwistte de aansprakelijkheid, maar het hof oordeelde dat hij actief betrokken was bij de hennepkwekerij en dat hij had bijgedragen aan de schade die Enexis had geleden.

Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter, waarbij de appellant werd veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding en de proceskosten. De grieven van de appellant werden verworpen, en het hof concludeerde dat de aansprakelijkheid op grond van artikel 6:166 BW terecht was aangenomen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van individuen die deelnemen aan onrechtmatige activiteiten, zelfs als zij niet direct betrokken zijn bij de schadeveroorzakende handelingen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.178.860/01
arrest van 6 september 2016
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna aan te duiden als " [appellant] ",
advocaat: mr. A.F.G. Bergmans-Jeurissen te Sittard,
tegen
Enexis B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als "Enexis",
advocaat: mr. B. Sommen te Eindhoven,
op het bij exploot van dagvaarding van 28 april 2015 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 28 januari 2015, door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, gewezen tussen " [appellant] " als gedaagde en "Enexis" als eiseres.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 2768226/CV EXPL 14-1420)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep met één productie;
  • de memorie van grieven;
  • de memorie van antwoord met drie producties.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
Op 1 oktober 2009 heeft de politie bij een inval in de woning aan de [adres] te [plaats] ( [gemeente] ) een hennepkwekerij aangetroffen. Drie ruimten in de woning waren ingericht voor het telen van moederplanten en één ruimte was ingericht als stekruimte voor hennepplanten.
De elektriciteitsaansluiting van genoemd adres stond op naam van een niet bestaande persoon. De originele fabrieksverzegeling van de elektriciteitsmeter was verbroken. Bij een onderzoek door een gecertificeerde instelling van Enexis is vastgesteld dat de meter open is geweest en dat het telwerk was beschadigd.
Ten tijde van de inval verbleef [appellant] met toestemming van de eigenaar van de hennepkwekerij tijdelijk in deze woning. [appellant] was geen eigenaar van de woning, noch huurder. [appellant] verzorgde de planten in de kweekruimten.
[appellant] is strafrechtelijk vervolgd voor – zakelijk weergegeven - het medeplegen van hennepteelt in de periode van 1 mei 2009 tot en met 30 september 2009. Hij is niet strafrechtelijk veroordeeld voor het stelen van elektriciteit.
3.2.1.
In de onderhavige procedure vordert Enexis na vermindering van eis de betaling van € 3.810,=, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 1 oktober 2009 en de kosten van het geding, alles voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
Aan deze vordering heeft Enexis, kort samengevat, primair ten grondslag gelegd dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen en dat [appellant] is tekortgeschoten in een daaruit voortvloeiende zorgplicht door de elektriciteitsmeter te manipuleren, althans toe te laten dat de elektriciteitsmeter is gemanipuleerd. Subsidiair legt Enexis aan haar vordering ten grondslag dat [appellant] jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld door mee te werken aan een hennepkwekerij waarbij gebruik is gemaakt van elektriciteit waarvan het verbruik door manipulatie van de elektriciteitsmeter niet meer valt vast te stellen. Enexis heeft hierdoor schade geleden, welke zij – na vermindering van eis bij repliek – begroot op € 3.810,=.
3.2.2.
[appellant] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Hij betwist dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen. Voorts heeft hij aangevoerd dat Enexis in onvoldoende mate heeft onderbouwd waarom hij jegens haar onrechtmatig zou hebben gehandeld. [appellant] betwist verantwoordelijk te zijn geweest voor de stroomvoorziening van de hennepkwekerij. Ten slotte heeft [appellant] de omvang van de door Enexis gestelde schade betwist.
3.2.3.
In het eindvonnis van 28 januari 2015 heeft de kantonrechter geoordeeld dat niet is gebleken dat tussen partijen een contractuele relatie heeft bestaan. Wel heeft hij [appellant] aansprakelijk gehouden wegens onrechtmatig handelen en op die grond [appellant] veroordeeld tot betaling van € 3.832,90 en de wettelijke rente hierover vanaf 1 oktober 2009, met veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding. Daartoe heeft de kantonrechter overwogen dat [appellant] is veroordeeld voor het medeplegen van hennepteelt, dat hij de planten heeft verzorgd en dat hij blijkens het proces-verbaal van politie wist dat de stroomvoorziening was aangepast. De kantonrechter heeft de aansprakelijkheid van [appellant] doen berusten op het bepaalde in artikel 6:166 BW (groepsaansprakelijkheid).
3.4.
[appellant] heeft in hoger beroep drie grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van Enexis. Grief 1 is gericht tegen het oordeel dat [appellant] wist dat de stroomvoorziening was aangepast en het oordeel dat hem een onrechtmatig handelen kan worden toegerekend. Grief 2 is gericht tegen de toewijzing van een schadebedrag van € 3.832,90. Grief 3 is gericht tegen de proceskostenveroordeling.
3.5.
Het hof overweegt ten aanzien van de aansprakelijkheid van [appellant] het navolgende. Uit de vaststaande feiten volgt dat [appellant] actief betrokken is geweest bij de exploitatie van een hennepkwekerij: hij wist dat de kwekerij in de woning aanwezig was en heeft daarin een rol gespeeld als toezichthouder en verzorger van de planten. In deze woning bevond zich een elektriciteitsmeter waarvan de verzegeling was verbroken en het telwerk beschadigd. Bij dagvaarding in eerste aanleg heeft Enexis gesteld dat dat de conclusie rechtvaardigt dat het elektriciteitsverbruik ten bate van de hennepkwekerij niet op de teller werd geregistreerd, althans daar niet meer van afgelezen kon worden. Noch in eerste aanleg, noch in hoger beroep heeft [appellant] zulks weersproken, zodat het hof van de juistheid van dit aan de schadeberekening ten grondslag gelegde feit moet uitgaan.
3.6.
Uit het voorgaande volgt dat [appellant] zich tezamen en in vereniging met anderen, in groepsverband, schuldig heeft gemaakt aan het telen van hennep. Hij heeft daar ook voordeel uit genoten, minstens in de vorm van gratis verblijf in de woning. Hij is daar strafrechtelijk voor veroordeeld. Bij de teelt van deze hennep is gebruik gemaakt van stroom zonder dat dat verbruik is geregistreerd, waardoor het verbruik van deze elektriciteit niet is betaald aan een stroomleverancier. De kosten van elektriciteit die wel wordt verbruikt, maar welk verbruik niet wordt geregistreerd, komen – naar de netwerkbeheerder onweersproken heeft gesteld - voor rekening van de netwerkbeheerder, die hierdoor schade lijdt in de vorm van de kosten voor de aldus verbruikte stroom. Dat betekent dat de diefstal van stroom bij het kweken van hennep direct schade oplevert voor de netwerkbeheerder.
3.7.
De kantonrechter heeft in r.o. 4.2 van het vonnis de aansprakelijkheid van [appellant] aangenomen op grond van het bepaalde in artikel 6:166, lid 1 BW. Tegen dit oordeel is geen grief gericht. De regeling van artikel 6:166 BW voorziet in een individuele aansprakelijkheid van tot een groep behorende personen (deelnemers) voor onrechtmatig door een lid of leden van de groep toegebrachte schade. De mate van betrokkenheid van de afzonderlijke deelnemers bij het onrechtmatig handelen is niet van belang. Deze individuele aansprakelijkheid vindt haar rechtvaardiging in een ieders bijdrage aan het in het leven roepen van de kans dat zodanige schade zou ontstaan. Zij vindt haar begrenzing in de eis dat de kans op het aldus toebrengen van schade hen had behoren te weerhouden van hun gedragingen in groepsverband (vgl. HR 2 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:2914).
3.8.
In de onderhavige zaak is vanuit een groep personen onrechtmatig schade toegebracht aan Enexis door bij de illegale kweek van hennep gebruik te maken van stroom die via het netwerk van Enexis werd getransporteerd, waarbij een voorziening was getroffen waardoor dat verbruik niet werd geregistreerd. Door mee te werken aan het kweken van deze hennep en toezicht te houden in de woning heeft [appellant] verwijtbaar bijgedragen aan het in het leven roepen van de kans dat zodanige schade zou ontstaan. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat bij de illegale productie van hennep doorgaans gebruik wordt gemaakt van elektriciteit zonder dat het verbruik daarvan wordt geregistreerd en vergoed. Wanneer [appellant] nalaat om bij het aantreffen van de kwekerij te verifiëren hoe de stroomvoorziening is aangelegd, kan hij zich daarom niet beroepen – zoals hij doet - op de omstandigheid dat hij dit niet heeft geweten. Aangenomen mag worden dat hij in dat geval de kans voor lief heeft genomen dat de stroom illegaal werd afgetapt. Of hij de meter heeft gemanipuleerd of niet en of hij daar ook daadwerkelijk wetenschap van heeft gehad is in dit verband verder niet van belang, omdat volgens de aangehaalde jurisprudentie de mate van betrokkenheid van de afzonderlijke deelnemers bij het onrechtmatig handelen niet van belang is en verder niet is gesteld of gebleken dat [appellant] onmogelijk kon weten dat het registratiemiddel voor het stroomverbruik was gemanipuleerd.
3.9.
Aldus is voldaan aan alle vereisten voor het aannemen van aansprakelijkheid op grond van artikel 6:166, lid 1 BW zoals die ook voortvloeien uit de wetshistorie van dit artikel. Degene die de schade rechtstreeks heeft toegebracht (het aanleggen van de kwekerij inclusief de manipulatie van de meter) heeft daarmee onrechtmatig gehandeld jegens Enexis, die hierdoor schade heeft geleden. De kans op die schade was zo groot (bij ingebruikname van de kwekerij: 100%) dat deze de tot de groep behorende personen ervan had moeten weerhouden deel te nemen aan de gedraging in groepsverband (het kweken van hennep). [appellant] is hiervoor strafrechtelijk veroordeeld en is, als tot de groep behorende persoon, ook aansprakelijk omdat hem schuld treft. Uit de omstandigheid dat [appellant] volmondig toegeeft dat hij de planten heeft verzorgd volgt dat hij de kwekerij operationeel heeft gehouden en bij het aantreffen van de kwekerij de daarin aanwezige lampen en elektrische apparatuur niet heeft uitgeschakeld. In elk geval is niet gesteld of gebleken dat hij aldus heeft gehandeld. Door dit na te laten is [appellant] er mede verantwoordelijk voor dat de schade voor Enexis is ontstaan, althans heeft kunnen toenemen. Grief 1 faalt.
3.10.
Grief 2 is gericht tegen de beslissing met betrekking tot de omvang van de toegewezen schadevergoeding. In de toelichting op de grief voert [appellant] aan dat de bewijslast ten aanzien van de omvang van de schade op Enexis rust. Dat is in beginsel juist, maar de grief miskent dat van Enexis pas kan worden verlangd om bewijs te leveren, wanneer de door haar gestelde feiten voldoende gemotiveerd worden betwist. In het onderhavige geval geldt daarbij nog eens dat aan de stelplicht die op Enexis rust geen al te zware eisen mogen worden gesteld, omdat door manipulatie van het meetmiddel een (deugdelijke) registratie van het elektriciteitsverbruik onmogelijk is geworden.
3.11.
De aangetroffen kwekerij werd gebruikt voor het stekken en kweken van jonge hennepplantjes. Blijkens de schadeberekening door Enexis zoals die is opgenomen in de conclusie van repliek bevonden zich in kweekruimte 1 moederplanten die 26 weken oud waren. Kweekruimte 2 was ingericht als stekruimte. In kweekruimte 3 zijn moederplanten aangetroffen die 20 weken oud waren en in kweekruimte 4 moederplanten die 4 weken oud waren. Bij de berekening van de schade is Enexis uitgegaan van de aanwezigheid van zeven lampen en één ventilator in kweekruimte 1, 45 lampen in kweekruimte 2, vier lampen en één ventilator in kweekruimte 3 en vier lampen en één ventilator in kweekruimte 4. [appellant] heeft niet betwist dat deze apparatuur aanwezig was. Evenmin heeft [appellant] de juistheid van de door Enexis gehanteerde wattages of brand- en draaiuren betwist, niet in eerste aanleg en niet in hoger beroep. Nu deze feiten en omstandigheden door [appellant] niet worden betwist, staan zij vast en behoeven zij verder geen bewijs.
3.12.
De kantonrechter heeft in eerste aanleg de schadeberekening van [appellant] gecorrigeerd voor wat betreft kweekruimte 2, omdat de periode waarover [appellant] strafrechtelijk was veroordeeld slechts vijf maanden betrof (van 1 mei 2009 tot en met 30 september 2009) en geen 26 weken, zoals door Enexis op grond van de leeftijd van de aangetroffen planten als uitgangspunt voor haar berekening was genomen. Tegen deze beslissing en de daarop berustende eigen schadeberekening van de kantonrechter heeft Enexis niet incidenteel geappelleerd en is ook door [appellant] geen grief gericht, zodat in elk geval voor wat betreft de kweekruimten 1 en 4 en voor wat betreft het aantal oogsten van stekken in ruimte 2 uitgegaan moet worden van de juistheid van de schadeberekening door de kantonrechter.
3.13.
In de toelichting op grief 2 stelt [appellant] dat Enexis bij de berekening van de ouderdom van de planten in kweekruimte 1 uitgaat van een langere periode dan waarvoor hij, [appellant] , is veroordeeld, namelijk 26 weken. [appellant] stelt nu dat, wanneer de moederplanten in kweekruimte 1 maximaal 22 weken oud zouden zijn geweest, ook de berekening voor de planten in ruimte 3 aangepast moet worden. Die moederplanten worden, aldus [appellant] , door Enexis 6 weken jonger geschat dan de moederplanten in kweekruimte 1 en zij zouden dan dus 16 weken oud moeten zijn en geen 20, zoals Enexis bij haar schadeberekening in aanmerking neemt.
3.14.
Het aan grief 2 ten grondslag gelegde verweer kan niet slagen. Het verweer miskent dat de ouderdom van de planten op zich niet (noodzakelijkerwijs) afhankelijk is van de periode gedurende welke de betrokkenheid van [appellant] bij de hennepkwekerij strafrechtelijk is vastgesteld. Met andere woorden: wanneer de kwekerij al vier weken in werking was voordat [appellant] daarbij betrokken raakte, kan het zeer wel mogelijk zijn dat de planten in kweekruimte 1 bij ontdekking van de kwekerij 26 weken oud waren en die in kweekruimte 3 20 weken oud. Ook is het zeer wel mogelijk dat bij de inrichting van de kwekerij is gestart met planten die al vier weken oud waren. [appellant] heeft overigens niets gesteld omtrent het tijdstip waarop de kwekerij operationeel is geworden of de ouderdom van de planten die bij het opstarten van de kwekerij zijn gebruikt. In dat geval heeft [appellant] onvoldoende onderbouwd dat de kantonrechter bij de schatting van de schade voor wat betreft kweekruimte 3 van verkeerde uitgangspunten uit is gegaan.
3.15.
Resumerend stelt het hof vast dat de grieven 1 en 2 niet slagen. In hoger beroep is verder niet gewezen op andere redenen voor een oordeel dat de in eerste aanleg gegeven beslissing ten aanzien van de gevorderde hoofdsom onjuist is geweest. Terecht heeft de kantonrechter [appellant] dan ook als de in het ongelijk gestelde partij beschouwd en als zodanig veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Dat betekent dat grief 3, die is gericht tegen die beslissing, evenmin kan slagen. Nu alle grieven falen, zal het vonnis in eerste aanleg worden bekrachtigd. Ook in hoger beroep heeft [appellant] als de in het ongelijk gestelde partij te gelden en zal hij daarom worden veroordeeld in de kosten van dit geding.

4.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep, en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van Enexis op € 711,= aan griffierecht en op € 632,= aan salaris advocaat;
verklaart dit arrest voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.M. Brandenburg, en R.J.M. Cremers en A.J. Henzen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 6 september 2016.
griffier rolraadsheer