ECLI:NL:GHSHE:2016:4030

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 september 2016
Publicatiedatum
6 september 2016
Zaaknummer
200.165.846_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hennepteelt en schadevergoeding voor afgenomen elektriciteit

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, ging het om een hoger beroep van een appellant tegen Enexis B.V. De zaak betreft schadevergoeding in verband met de afname van elektriciteit voor een hennepkwekerij. Het hof had eerder in een tussenarrest geoordeeld dat er voldoende bewijs was voor eerdere teelten van hennep, en dat Enexis de mogelijkheid had om bewijs te leveren voor extra teelten. Enexis heeft echter afgezien van bewijsvoering en betoogde dat het hof ten onrechte van negen eerdere teelten was uitgegaan, in plaats van tien, op basis van een melding dat op 28 november 2008 een teelt zou worden geknipt. Het hof oordeelde dat de melding inderdaad duidde op een voltooide teelt en dat er voldoende aannemelijk was dat er in de periode voor de ontdekking van de kwekerij op 14 december 2010 sprake was van minstens tien teelten. Het hof heeft de schadevergoeding vastgesteld op € 13.155,83, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 december 2010. Het vonnis van de rechtbank werd vernietigd voor zover het een hoger bedrag aan hoofdsom toekende, en het hof bekrachtigde het vonnis voor het overige. De proceskosten werden toegewezen aan Enexis.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.165.846/01
arrest van 6 september 2016
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna aan te duiden als [appellant],
advocaat: mr. A.M. Holmes te Maastricht,
tegen
Enexis B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als Enexis,
advocaat: mr. G.E.M.C. Reinartz te Eindhoven,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 26 april 2016 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht onder zaaknummer 2912123 CV EXPL 14-3498 gewezen vonnis van 26 november 2014.

5.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 26 april 2016;
  • de akte na niet gehouden getuigenverhoor van Enexis d.d. 31 mei 2016.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

6.De verdere beoordeling

6.1.1.
Het hof roept in herinnering dat het in deze zaak gaat om, kort gezegd, door Enexis gevorderde schade in verband met ten behoeve van een hennepkwekerij buiten de meter om afgenomen elektriciteit.
6.1.2.
In genoemd tussenarrest heeft het hof geoordeeld dat voldoende is aangetoond dat sprake is geweest van meer teelten, voorafgaand aan de ontdekking van de hennepkwekerij op 14 december 2010 (rov. 3.6.4, 3.6.5, 3.6.8 en 3.6.9). Het hof is vooralsnog uitgegaan van negen voorafgaande teelten. Het hof heeft Enexis in de gelegenheid gesteld om te bewijzen dat tussen december 2007 en eind november 2008 nóg vijf teelten van hennep plaatsvonden in de woning van [appellant] (hetgeen op het door Enexis gestelde aantal van 14 voorafgaande teelten zou uitkomen).
6.1.3.
Enexis heeft van bewijsvoering afgezien. In haar akte van 31 mei 2016 heeft zij, samengevat, het volgende betoogd.
Het hof heeft ten onrechte aan Enexis bewijs opgedragen en is voorts ten onrechte vooralsnog uitgegaan van negen eerdere kweken. De MMA-melding luidde immers dat op 28 november 2008 zou worden geknipt. Dat betekent dus dat er toen al sprake was van een voltooide teelt die zou worden geoogst. Het hof had daarom uit moeten gaan van in ieder geval tien eerdere teelten naast de aangetroffen teelt van vijf weken oud, aldus Enexis.
Volgens haar berekening zou een bedrag van € 13.155,83, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 14 december 2010, toewijsbaar zijn.
6.1.4.
[appellant] heeft, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, niet op voormelde akte van Enexis gereageerd.
6.2.1.
Het hof oordeelt als volgt.
Voor zover Enexis de in het tussenarrest genomen eindbeslissing van het hof om aan Enexis bewijs op te dragen bestrijdt, stuit dat af op de leer van de bindende eindbeslissing. Omstandigheden die een uitzondering op die leer zouden rechtvaardigen zijn gesteld noch gebleken.
6.2.2.
Dat ligt anders voor wat betreft de stelling van Enexis dat het hof niet van negen maar van tien voorafgaande teelten zou moeten uitgaan. Het hof was immers
vooralsnogvan negen voorafgaande teelten uitgegaan (rov. 3.6.9). Het hof is daarbij uitgegaan van de door Enexis gestelde veertien eerdere teelten en het door Enexis gestelde feit dat in een jaar vijf kweken van steeds negen weken kunnen plaatsvinden. Gevoegd bij het oordeel dat voldoende aannemelijk was dat [appellant] reeds ten tijde van de MMA-melding hennep teelde (rov. 3.6.8), maar dat nog onvoldoende aannemelijk was geworden dat ook gedurende een jaar voorafgaande aan de MMA-melding door [appellant] hennep werd geteeld, ging het hof vooralsnog van negen (veertien minus vijf) eerdere teelten uit.
6.2.3.
Naar het oordeel van het hof heeft Enexis echter terecht aangevoerd dat de melding dat op 28 november 2008 zou worden geknipt, betekent dat toen sprake was van een voltooide teelt. Het hof heeft in zijn tussenarrest van 26 april 2016 waarde gehecht aan het feit dat de melding, kort gezegd, zeer concreet was en als bron eigen waarneming van de melder noemt. Het hof heeft vervolgens deze aspecten, in samenhang met de overige in het tussenarrest besproken feiten en omstandigheden, redengevend geacht voor het voorlopige uitgangspunt van negen voorafgaande teelten. Uitgaande van die waardering van de melding, voert Enexis terecht aan dat dan niet van negen maar van tien voorafgaande teelten moet worden uitgegaan. Immers indien op 28 november 2008 sprake was van een voltooide teelt, zou begin december 2008 een nieuwe teeltperiode zijn gestart. Tot de ontdekking van de kwekerij op 14 december 2010, besloeg dat een periode van ruim twee jaar. Uitgaande van een teeltperiode van negen weken, de mogelijkheid van vijf volledige teelten per jaar en rekening houdend met het feit dat ten tijde van de ontdekking van de kwekerij de toen aangetroffen planten ongeveer vijf weken oud waren, is voldoende aannemelijk dat in die periode sprake is geweest van minstens negen teelten. Opgeteld bij de ten tijde van de melding reeds voltooide teelt komt dat uit op tien voorafgaande teelten. Het hof neemt hierbij mede in aanmerking hetgeen het heeft overwogen omtrent de aan het bewijs van de omvang van de energieafname te stellen eisen (rov. 3.6.3 tussenarrest) en voorts het feit dat [appellant] hetgeen Enexis bij akte na tussenarrest heeft aangevoerd, onbesproken heeft gelaten en (dus) niet heeft betwist.
6.2.4.
Enexis heeft een aangepaste schadeberekening opgesteld. Het hof heeft geconstateerd dat daarbij is uitgegaan van de schadeberekening van Enexis in haar inleidende dagvaarding en dat voorts rekening is gehouden met de bij conclusie van repliek verminderde eis. Toewijsbaar is dan ook een bedrag van € 13.155,83, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 december 2010.
[appellant] heeft geen bewijs aangeboden van feiten die, indien bewezen, tot een ander oordeel zouden leiden. Bewijslevering is dan ook niet aan de orde.
6.3.
De slotsom is dat de grieven 1 tot en met 7 voor deels slagen. De achtste grief is reeds in r.o. 3.5.1 t/m 3.5.3 van het tussenarrest besproken en de conclusie is dat deze grief niet slaagt. De negende, tegen de proceskostenveroordeling gerichte grief, slaagt evenmin, aangezien [appellant] als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij is aan te merken.
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd, doch alleen voor zover daarbij aan hoofdsom meer dan € 13.155,83 is toegewezen.

7.De uitspraak

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep doch uitsluitend voor zover [appellant] daarbij is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 15.201,52 met wettelijke rente, en
in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [appellant] tot betaling aan Enexis van een bedrag van € 13.155,83, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 december 2010 tot de dag van volledige voldoening;
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor het overige;
veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep, en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van Enexis op € 1.937,-- aan griffierecht en op € 1.341,-- aan salaris advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.A.W. Vermeulen, M.A. Wabeke en Y.L.L.A.M. Delfos-Roy en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 6 september 2016.
griffier rolraadsheer