De getuigen [politieambtenaar 1] en [politieambtenaar 2] hebben verklaard dat zij blijven bij de inhoud van het door hen op 28 september 2011 opgemaakte proces-verbaal. In dit proces-verbaal is (onder meer) vermeld dat het [politieambtenaar 1] en [politieambtenaar 2] bekend is dat door de fabrikant van Baja-vaartuigen in of aan het vaartuig een ander kenmerk wordt aangebracht aan de hand waarvan de juiste identiteit van het vaartuig kan worden herleid. In het proces-verbaal is vermeld dat beide politieambtenaren hebben gezien dat dit ander kenmerk aanwezig was.
Beide getuigen hebben verklaard over de gebruikelijke werkwijze in een geval waarin, naar het hof begrijpt, onderzoek wordt gedaan naar de identiteit van een vaartuig.
De getuige [politieambtenaar 2] heeft verklaard dat aan de hand van het ander kenmerk (bestaande uit een combinatie van cijfers en letters) door de fabrikant kan worden vastgesteld bij welk vaartuig dit ander kenmerk hoort. Na het aantreffen van het ander kenmerk wordt door de politie contact opgenomen met de fabrikant om te verifiëren of dit ander kenmerk past bij het op de boot aanwezige CIN. De fabrikant geeft dan aan of het op de boot aanwezige CIN al dan niet vals is en of het ander kenmerk al dan niet past bij een ander CIN. Aan de hand van het door de fabrikant, naar het hof begrijpt aan de hand van het ander kenmerk, opgegeven CIN wordt vervolgens gezocht in het politiesysteem, waarna het systeem een melding geeft of het vaartuig gestolen is. Volgen de getuige [politieambtenaar 2] is de werkwijze ook in dit geval gevolgd. De getuige [politieambtenaar 2] weet niet meer of hij of [politieambtenaar 1] de fabrikant heeft gebeld.
De getuige [politieambtenaar 1] heeft in gelijke zin verklaard. De getuige heeft verklaard dat het aangetroffen ander kenmerk wordt doorgegeven aan de fabrikant en dat deze wordt gevraagd welk rompnummer (CIN, hof) hoort bij dit ander kenmerk. De fabrikant geeft dan aan dat dit ander kenmerk hoort bij een boot met een bepaald rompnummer. De getuige [politieambtenaar 1] heeft verklaard dat deze werkwijze ook in dit geval is gevolgd en dat hij de Baja dealer heeft gebeld. De getuige heeft verder verklaard dat zijn collega of hij het rompnummer, dat de fabrikant had doorgegeven, heeft ingevoerd in het politiesysteem en dat vervolgens de aangifte verscheen van de gestolen boot te [plaats] . Volgens de getuige [politieambtenaar 1] heeft de dealer tijdens het gesprek nog gevraagd of het een boot was met 1 motor, omdat dit volgens de dealer niet vaak voorkwam. De dealer wist dat er een Baja boot was gestolen met 1 motor en vroeg zich af of dit het vaartuig was dat gestolen was, aldus de getuige [politieambtenaar 1] (zij het dat de getuige de letterlijke bewoordingen van de dealer niet meer kon weergeven).
De getuige [politieambtenaar 2] heeft verklaard dat hij dacht dat de onder [appellant] aangetroffen boot 2 motoren had, maar dat hij dat niet zeker meer weet en dat hij het laatste deel van het proces-verbaal van bevindingen (dat gaat over de motor, toevoeging hof) niet heeft doorgelezen.
Ten aanzien van de in het door [politieambtenaar 2] en [politieambtenaar 1] in het proces-verbaal van bevindingen van 28 september 2011 opgenomen conclusie “
Gelet op bovenstaande bevindingen kan met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden gesteld, dat het door ons onderzochte vaartuig, dezelfde is als het vaartuig, van het merk Baja type 302, welke tussen ()10 maart 2006 en () 13 maart 2006 weggenomen werd te [plaats] .”, hebben beiden verklaard dat deze mate van waarschijnlijkheid de hoogte waarschijnlijkheidsgraad is die zij geven voor identificatie. De getuige [politieambtenaar 2] heeft hieraan toegevoegd
“Ik bedoel hiermee dat het de gestolen boot is”;volgens de getuige [politieambtenaar 1] is het waarschijnlijker dat de door hen aangetroffen boot wel de gestolen boot betreft dan dat dat niet het geval is.
De getuige [politieambtenaar 1] heeft verder verklaard dat het ander kenmerk niet was vervalst: het kenmerk was aangebracht op de plaats waarop deze normaal wordt aangebracht en was er geen beschadiging. Volgens de getuige kan dit ander kenmerk door de wijze waarop het was aangebracht alleen door de fabrikant zijn aangebracht.
De getuige [politieambtenaar 1] heeft verklaard dat alleen aan de hand van dit ander kenmerk de identiteit van de boot kon worden herleid; alle andere kenmerken waren verwijderd. De getuige [politieambtenaar 2] heeft ter zake verklaard dat, voor zover hij zich kan herinneren, het ander kenmerk het enige kenmerk was aan de hand waarvan zij ( [politieambtenaar 1] en [politieambtenaar 2] , hof) de identiteit van de boot hebben kunnen herleiden.
De getuigen hebben de vragen naar de uiterlijke aspecten (de aard en de vorm) van dit ander kenmerk (behalve dan dat de getuige [politieambtenaar 2] heeft verklaard dat dit ander kenmerk bestaat uit een combinatie van cijfers en letters) en de locatie waar het ander kenmerk in of aan de boot was aangebracht, onbeantwoord gelaten.