6.1.1.Het gaat in deze zaak om het volgende:
[Beheer 1] (tot 19 november 2008 [Beheer 2] B.V. geheten) is aandeelhoudster van [Metaal Bewerking] . Vóór 19 november 2008 waren [aandeelhouder] (hierna: [aandeelhouder] ) en zijn echtgenote de aandeelhouders van [Beheer 2] B.V. Bij overeenkomst van 6 september 2008 hebben zij per 1 november 2008 aan [appellant 2] (appellant sub 2) en zijn echtgenote of een voor hen in de plaats tredende vennootschap 35% van de aandelen verkocht voor een verkoopprijs van € 225.000,=. Deze aandelen zijn op 19 november 2008 geleverd aan [Holding] , een vennootschap waarvan [appellant 2] enig bestuurder en aandeelhouder is. Bij de overeenkomst van 6 september 2008 werd verder overeengekomen dat [appellant 2] en zijn echtgenote (c.q. [Holding] ) per 1 januari 2012 nog eens 15% van de aandelen zouden kopen voor een koopprijs van € 160.000,=. Die laatste transactie is niet meer gerealiseerd. [aandeelhouder] en zijn echtgenote hebben de door hen in [Beheer 1] gehouden aandelen ingebracht in Mat2B Holding B.V. (verder: Mat2B).
Op 19 november 2008 heeft [Beheer 1] met [Holding] een managementovereenkomst gesloten, die inhield dat [appellant 2] vanaf 1 november 2008 voor onbepaalde tijd managementwerkzaamheden zou verrichten voor [Beheer 1] . [aandeelhouder] en [appellant 2] waren beiden statutair bestuurder van [Beheer 1] en [Metaal Bewerking] .
Op een algemene vergadering van aandeelhouders van [Beheer 1] van 19 november 2013 is [appellant 2] geschorst als statutair directeur van [Beheer 1] en op een aansluitend gehouden algemene vergadering van aandeelhouders van [Metaal Bewerking] is [appellant 2] ontslagen als statutair directeur van [Metaal Bewerking] . Een eerder besluit tot schorsing was al genomen op een aandeelhoudersvergadering van 6 november 2013. Bij brief van 7 november 2013 heeft [aandeelhouder] namens [Beheer 1] de managementovereenkomst met [Holding] met onmiddellijke ingang opgezegd, dit onder verwijzing naar de schorsing van [appellant 2] op grond van disfunctioneren.
In een door [appellant 2] en [Holding] tegen [aandeelhouder] , Mat2B, [Beheer 1] en [Metaal Bewerking] aangespannen kort geding (zaaknummer/ rolnummer C/02/273015/ KG ZA 13-728) heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, bij vonnis van 19 december 2013 de hiervoor vermelde schorsing en ontslag van [appellant 2] voorshands rechtsgeldig geoordeeld. De voorzieningenrechter overwoog verder dat dit onverlet liet dat het ontslag onrechtmatig kon zijn en veroordeelde, omdat een dergelijke onrechtmatigheid niet was uit te sluiten en gebleken was dat [appellant 2] door het ontslag geen inkomsten meer had, [Beheer 1] (Beheer) tot betaling (aan [appellant 2] ) bij wege van voorschot van een bedrag van € 42.000,= per jaar, maandelijks in gelijke delen te voldoen, vanaf 19 november 2013.
Tussen [appellant 2] en [Holding] als eisers in conventie, verweerders in reconventie en [aandeelhouder] , Mat2B, [Beheer 1] , [Metaal Bewerking] en [Beheer 3] Beheer B.V. als gedaagden in conventie, eisers in reconventie is in een volgende kort geding (zaaknummer/ rolnummer C/02/277017/ KG ZA 14-77) door voormelde voorzieningenrechter bij vonnis van 4 juli 2014 uitspraak gedaan. Bij dat vonnis werden onder meer de vorderingen van [appellant 2] en [Holding] in conventie tot ongedaanmaking van de schorsing van [appellant 2] als bestuurder van [Beheer 1] , de opzegging van de managementovereenkomst met [Holding] en van het ontslag van [appellant 2] als bestuurder van [Metaal Bewerking] afgewezen en werden in reconventie onder meer de vordering tot veroordeling van [Holding] tot levering van de door haar gehouden aandelen in [Beheer 1] aan Mat2B en de vordering dat [Beheer 1] niet langer de in het kort geding vonnis van 13 december 2013 bepaalde voorschotten zou hoeven te betalen afgewezen.
In een bodemprocedure onder zaaknummer/ rolnummer C/02/272380/ HA ZA 13-856 tussen [Holding] als eiseres in conventie, verweerster in reconventie en Mat2B als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, bij vonnis van 12 augustus 2015 in conventie de vorderingen van [Holding] (met als hoofdvordering de vordering tot veroordeling van Mat2B tot levering van 15% van de aandelen in [Beheer 1] ) afgewezen. De rechtbank oordeelde in reconventie de vordering van Mat2B tot overdracht door [Holding] van haar 35% van de aandelen toewijsbaar. De rechtbank overwoog dat voor de daarvoor te betalen prijs zou dienen te worden uitgegaan van de waarde van de aandelen per 31 december 2013 en verwees in reconventie, onder aanhouding van iedere verdere beslissing, de zaak naar de rol om partijen in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over een voor de vaststelling van die waarde te benoemen deskundige.
In een bodemprocedure tussen [aandeelhouder] en zijn echtgenote, Mat2B Holding en [Beheer 1] als eisers in conventie, verweerders in reconventie en [appellant 2] als gedaagde in conventie, eiser in reconventie (zaaknummer/ rolnummer C/02/383228/ HA ZA 14-432) heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, bij vonnis van 26 augustus 2015 de vordering van eisers in conventie tot schadevergoeding wegens gebrekkige en/of onjuiste advisering door [appellant 2] afgewezen. De rechtbank wees ook de vorderingen van [appellant 2] in reconventie, waaronder de vordering tot vernietiging dan wel nietigverklaring van de opzegging van de managementovereenkomst en de vorderingen tot betaling van een management fee vanaf oktober 2013 af. Ten aanzien van de beslissing in reconventie overwoog de rechtbank dat de desbetreffende vorderingen [appellant 2] niet toekwamen omdat de managementovereenkomst met [Holding] was gesloten.
[appellant 2] en/of [Holding] hebben tegen voormelde vonnissen van 12 augustus 2015 en 26 augustus 2015 hoger beroep ingesteld.
[appellant 2] en [Holding] . hebben [Beheer 1] en [Metaal Bewerking] , Mat2B, [aandeelhouder] (en Tom [aandeelhouder] ) in juni en juli 2015 betrokken in een procedure voor de Ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam. [appellant 2] en [Holding] verzochten daarin een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van [Beheer 1] en [Metaal Bewerking] en als voorlopige voorziening voor de duur van het geding schorsing van [aandeelhouder] als bestuurder en benoeming van een tijdelijk bestuurder of commissaris. De Ondernemingskamer heeft bij beschikking van 25 september 2015 het verzoek afgewezen.
Bij dagvaarding van 19 oktober 2015 hebben [appellant 2] [aandeelhouder] en zijn echtgenote, Mat2B, [Beheer 1] en [Metaal Bewerking] in een derde bodemprocedure betrokken. In die procedure vorderen [appellant 2] en [Holding] onder meer een verklaring voor recht dat de managementovereenkomst van 19 november 2008 niet rechtsgeldig is geëindigd en derhalve onverkort voortduurt en dat de gedaagden geen rechten kunnen ontlenen aan de verlaging van de managementfee bij besluit van 6 november 2013, voldoening van een managementfee van € 10.000,= excl. btw per maand over en vanaf oktober 2013 en schadevergoeding nader op te maken bij staat.