Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
€ 260.000. De onroerende zaak wordt in het taxatierapport omschreven als een akkerbouwbedrijf met woning. De taxateur heeft bij de waardering gebruik gemaakt van de landelijke Taxatiewijzers nrs. 20a (Grond bij agrarische objecten) en 20b (Agrarische gebouwde deelobjecten) (hierna: de Taxatiewijzers). De Taxatiewijzers zijn gebaseerd op een analyse van landelijk gerealiseerde transactieprijzen van vergelijkbare objecten rondom de waardepeildatum.
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
De Heffingsambtenaar is primair de tegenovergestelde opvatting toegedaan; subsidiair stelt hij zich op het standpunt dat bij een ontkennend antwoord op de eerste vraag de tweede vraag bevestigend moet worden beantwoord en de waarde van de woning in dat geval gesteld moet worden op € 216.000.
De Heffingsambtenaar concludeert primair tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank en subsidiair – naar het Hof verstaat – tot vermindering van de WOZ-beschikking naar een waarde van € 216.000, dienovereenkomstige vermindering van de aanslag OZB voor wat betreft het eigenaarsdeel en vernietiging van de aanslag OZB voor wat betreft het gebruikersdeel.
4.Gronden
In hoger beroep heeft de Heffingsambtenaar zich subsidiair op het standpunt gesteld dat, indien de werktuigenberging geen onderdeel vormt van de onroerende zaak, de onroerende zaak kwalificeert als een woning. De Heffingsambtenaar concludeert in dat geval tot een waarde van € 216.000. De Heffingsambtenaar is tot deze waarde gekomen door de in het taxatierapport onderbouwde waarde te corrigeren: zo heeft hij de werktuigenberging buiten beschouwing gelaten en is hij voor de berekening van de waarde van de woning uitgegaan van een ander type woning. Deze werkwijze komt het Hof juist voor. Naar het oordeel van het Hof heeft de Heffingsambtenaar de door hem verdedigde waarde van € 216.000 aannemelijk gemaakt, mede in aanmerking nemende hetgeen belanghebbende in dit verband heeft aangevoerd.
5.Beslissing
- verklaart het hoger beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank;
- verklaart het tegen de uitspraak van de Heffingsambtenaar ingestelde beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak van de Heffingsambtenaar;
- wijzigt de WOZ-beschikking aldus dat de waarde wordt verminderd tot € 216.000 en vermindert de aanslag OZB voor wat betreft het eigenaarsdeel dienovereenkomstig;
- vernietigt de aanslag OZB voor wat betreft het gebruikersdeel;
- gelast dat de Heffingsambtenaar aan belanghebbende het door deze ter zake van de behandeling van het beroep bij de Rechtbank en het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrage van, in totaal, € 168 vergoedt; en
- veroordeelt de Heffingsambtenaar in de kosten van het geding bij de Rechtbank en het Hof aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op, in totaal, € 1.984.