In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep inzake een huurovereenkomst. De appellanten, gezamenlijk aangeduid als [appellanten c.s.], hebben in hoger beroep beroep aangetekend tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, dat op 29 oktober 2014 was gewezen. Het hof had eerder op 19 januari 2016 een tussenarrest gewezen waarin het oordeel werd geveld dat [Real Estate] Real Estate B.V. voldoende had aangetoond dat zij benadeeld was door een herstructurering die op 27 december 2012 had plaatsgevonden. Het hof oordeelde dat de appellanten wisten of hadden moeten begrijpen dat deze herstructurering schadelijk was voor [Real Estate].
In het vervolg van de procedure hebben de appellanten aangegeven dat zij niet in staat waren om een minnelijke regeling te bereiken en dat zij gebruik wilden maken van de mogelijkheid om tegenbewijs te leveren door het horen van getuigen. Het hof heeft hen in deze gelegenheid gesteld en een getuigenverhoor gelast. De zaak is verwezen naar de rolzitting van 23 augustus 2016, waar de partijen hun verhinderdata voor de maanden september, oktober en november 2016 dienden op te geven. Het hof heeft verder iedere beslissing aangehouden tot het getuigenverhoor heeft plaatsgevonden.
De uitspraak van het hof laat de appellanten toe tot het leveren van tegenbewijs tegen de stelling dat [Real Estate] benadeeld is door de herstructurering. Het hof houdt iedere verdere beslissing aan totdat het getuigenverhoor heeft plaatsgevonden.