ECLI:NL:GHSHE:2016:3439

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 augustus 2016
Publicatiedatum
2 augustus 2016
Zaaknummer
200.130.546/01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erfdienstbaarheid van weg en uitleg akte van vestiging

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een burengeschil over de erfdienstbaarheid van weg. De zaak is ontstaan uit een geschil tussen de appellant, wonende in Duitsland, en de geïntimeerden, die beiden in Nederland wonen. De appellant heeft een erfdienstbaarheid van weg gevestigd in 1968, maar er is twijfel ontstaan over de inhoud en het gebruik van deze erfdienstbaarheid gedurende een lange periode. De appellant heeft de erfdienstbaarheid geclaimd voor het parkeren op een specifieke plek, maar het hof heeft geoordeeld dat de afstand die de appellant stelt niet kan worden aangenomen zonder tegenbewijs. Tijdens de comparitie van partijen is vastgesteld dat de onroerende zaak van de geïntimeerden inmiddels is verkocht, wat de vraag oproept of partijen nog belang hebben bij hun vorderingen. Het hof heeft geoordeeld dat er nog belang is bij de vorderingen, maar dat de vorderingen om de erfdienstbaarheid te respecteren niet meer relevant zijn door het vertrek van een van de geïntimeerden. Het hof heeft de partijen toegelaten tot het leveren van tegenbewijs over de omvang van de erfdienstbaarheid. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en bewijslevering.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.130.546/01
arrest van 2 augustus 2016
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] , Duitsland,
appellant,
advocaat: mr. E.H.J. van der Heijden te Maastricht,
tegen

1.[geïntimeerde 1] ,

2.
[geïntimeerde 2] ,beiden wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden,
advocaat: mr. I.M. van Dijk te Maastricht,
als vervolg op de door het hof gewezen tussenarresten van 11 november 2014 en 14 juli 2015 in het hoger beroep van het door de rechtbank Maastricht onder zaaknummer 169791 / HA ZA 12-116 gewezen vonnis van 17 oktober 2012 en van het door de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht onder zaaknummer/rolnummer C/03/169791 / HA ZA 12-116 gewezen vonnis van 6 februari 2013.

8.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 14 juli 2015;
  • het proces-verbaal van comparitie van partijen van 22 februari 2016 met de ten behoeve van die comparitie door beide partijen aan het hof toegezonden stukken;
  • de akte uitlating na comparitie van partijen tevens akte overlegging producties van [appellant] ;
  • de antwoord-akte uitlating na comparitie van [geïntimeerden c.s.]
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

9.De verdere beoordeling

9.1.
In genoemd tussenarrest heeft het hof geoordeeld dat – behoudens tegenbewijs –
vast staat dat de erfdienstbaarheid te goeder trouw geruime tijd zonder tegenspraak op de door [appellant] gestelde wijze is uitgeoefend (namelijk parkeren op de plek van de tweede
stal/carport), maar dat dit niet betekent dat voor de omvang van de erfdienstbaarheid kan
worden uitgegaan van de door [appellant] gestelde afstand van 23.50 meter. Om met partijen
te overleggen over het leveren van (tegen)bewijs en om zich te laten voorlichten over de situatie ter plaatse, heeft het hof vervolgens een comparitie van partijen gelast. Partijen is gevraagd een situatieschets en (een kopie van) de originele kadastrale kaart in het geding te brengen.
9.2.
Op de comparitie is aan de orde geweest dat de onroerende zaak van [geïntimeerden c.s.] inmiddels is verkocht en in juli 2015 aan de kopers is geleverd. Gezien deze eigendomsovergang (en het daadwerkelijke vertrek van [geïntimeerde 1] ), moet worden bezien of partijen nog belang hebben bij hun vorderingen.
Voor de door beide partijen (in conventie en in reconventie) gevorderde verklaring van recht is dat belang aanwezig. Hoewel [geïntimeerde 1] niet langer kan worden beschouwd als onmiddellijk bij de rechtsverhouding betrokken persoon in de zin van artikel 3:302 BW, heeft hij vanwege de proceskostenveroordeling nog wel een concreet belang in de zin van artikel 3:303 BW.
Wat betreft de – aan de verklaring van recht gekoppelde – (neven)vordering van beide partijen om de wederpartij op straffe van verbeurte van een dwangsom te gelasten de erfdienstbaarheid van weg te respecteren, ligt dat anders. Vanwege het daadwerkelijke vertrek van [geïntimeerde 1] is het hof van oordeel dat partijen bij deze vorderingen (in conventie en in reconventie) geen belang meer hebben. Deze zullen daarom worden afgewezen.
9.3.
Partijen hebben ten behoeve van de comparitie gezamenlijk een situatieschets laten opmaken door [expert] . Schuur A op die situatieschets is volgens de toelichting op de tekening gereconstrueerd aan de hand van veldwerk [veldwerknummer] [plaats] Sectie [sectieletter] (de hiervoor bedoelde kadastrale kaart) en schuur B en Carport 1 op aanwijzen van betrokkene huisnummer [huis 2] ( [appellant] ) en aan de hand van sporen die nog zichtbaar zijn na het slopen van deze bebouwing. Op de comparitie hebben partijen verklaard dat deze situatieschets de juiste weergave is. Bij zijn akte uitlating na comparitie van partijen heeft [appellant] echter een gecorrigeerde situatieschets gevoegd (productie 13), waarop de positie van schuur A (de stal) is gewijzigd. Omdat [geïntimeerden c.s.] in hun – daarna genomen – akte de juistheid van deze correctie niet hebben betwist, zal het hof uitgaan van de gecorrigeerde situatieschets, die hieronder is ingescand.
9.4.
Het hof handhaaft zijn in het tussenarrest gegeven (voorshandse) oordeel dat
– behoudens tegenbewijs – vast staat dat de erfdienstbaarheid te goeder trouw geruime tijd zonder tegenspraak op de door [appellant] gestelde wijze is uitgeoefend, te weten parkeren op de plek van de tweede stal/carport. De stelling van [geïntimeerde 1] in de antwoordakte uitlating na comparitie dat er ten tijde van het vestigen van de erfdienstbaarheid geen twee stallen waren wordt door het hof gepasseerd; in de akte van vestiging wordt immers op meerdere plaatsen gesproken over "stallen".
Op basis van de gecorrigeerde situatieschets stelt het hof vast dat bedoelde tweede stal/ carport zich bevond direct achter schuur A (de eerste stal), dat de parkeerplaats onder de carport 3.22 meter breed was en dat deze eindigde op 17.74 meter vanaf de openbare weg. Voor de omvang van de erfdienstbaarheid zal het hof daarom uitgaan van een lengte van 17.74 meter vanaf de openbare weg. In het tussenarrest van 14 juli 2015 heeft het hof reeds beslist dat voor de omvang van de erfdienstbaarheid niet kan worden uitgegaan van de door [appellant] gestelde afstand van 23.50 meter, omdat [appellant] daarvoor onvoldoende heeft gesteld (rechtsoverweging 6.11). Voor zover uit de op de situatieschets ingetekende auto's zou moeten worden begrepen dat [appellant] thans bedoelt te stellen dat de erfdienstbaarheid een lengte heeft van 22.15 meter omdat enkel dan – achteruit instekend – onder de carport kan worden geparkeerd, gaat het hof aan deze stelling voorbij omdat [appellant] dit niet eerder
heeft aangevoerd en deze nieuwe stelling in dit stadium van de procedure als tardief moet worden aangemerkt. Gesteld noch gebleken is dat de erfdienstbaarheid met een lengte van 17.74 meter niet bruikbaar is.
9.5.
Het voorgaande betekent dat behoudens tegenbewijs door [geïntimeerden c.s.] is bewezen dat de erfdienstbaarheid van weg over de bestaande oprit loopt ter breedte van ongeveer 2.70 meter vanaf de openbare weg over een afstand van 17.74 meter tussen de huizen [huis 1] en [huis 2] . Aangezien [geïntimeerden c.s.] zich op het standpunt stellen dat bedoelde afstand 11.15 meter is, zal het hof [geïntimeerden c.s.] toelaten tot het leveren van tegenbewijs.
9.6.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

10.10. De uitspraak

Het hof:
laat [geïntimeerden c.s.] toe tegenbewijs te leveren tegen de voorshands bewezen geachte stelling dat de eigenaar van het perceel kadastraal bekend gemeente Kerkrade, sectie [sectieletter] , nummer [sectienummer 1] , op grond van de op 28 juni 1968 gevestigde erfdienstbaarheid van weg is toegestaan vanaf de openbare weg over de ter plekke bestaande oprit met een breedte van ongeveer 2.70 meter en een lengte van 17.74 meter te komen en gaan over het perceel, kadastraal bekend gemeente Kerkrade, sectie [sectieletter] , nummer [sectienummer 2] ;
bepaalt, voor het geval [geïntimeerden c.s.] bewijs door getuigen willen leveren, dat getuigen zullen worden gehoord ten overstaan van mr. E.K. Veldhuijzen van Zanten als raadsheer-commissaris, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch op een door deze te bepalen datum;
verwijst de zaak naar de rol van 16 augustus 2016 voor opgave van het aantal getuigen en van de verhinderdata van partijen zelf, hun advocaten en de getuige(n) in de periode van 4 tot 12 weken na de datum van dit arrest;
bepaalt dat de raadsheer-commissaris na genoemde roldatum dag en uur van het getuigenverhoor zal vaststellen;
bepaalt dat de advocaat van [geïntimeerden c.s.] tenminste zeven dagen voor het verhoor de namen en woonplaatsen van de te horen getuigen zal opgeven aan de wederpartij en aan de civiele griffie;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.Th. Begheyn, S.M.A.M. Venhuizen en E.K. Veldhuijzen van Zanten en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 2 augustus 2016.
griffier rolraadsheer