Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[geïntimeerde sub 1] ,wonende te [woonplaats] ,
[geïntimeerde sub 2] ,wonende te [woonplaats] ,
9.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 27 oktober 2015;
- de memorie na tussenarrest van [appellant] .
10.De verdere beoordeling
Inbetriebssetzung’, maar slechts een voor te bereiden onderdeel betreft van de door [geïntimeerde] c.s. zelf te zetten stap 1,
‘Anmeldung zum Netzanschluss’. Het zegt niets over de voortgang en het zegt ook niets over het toezicht door [geïntimeerde] c.s., aldus [appellant] . Ook de door [geïntimeerde] c.s. (toevoeging hof: en het hof) aangehaalde e-mail van [aannemer] aan [dakeigenaar] van 28 juni 2011 (prod. 5 [geïntimeerde] c.s.) zegt volgens [appellant] niets over een
‘spoedige inbedrijfsstelling’,een
‘Inbetriebssetzung’(stap 5). Het betreft een e-mail van de huidige pachthouder [aannemer] aan de dakeigenaar met de mededeling dat zij bereid is om haar pachtrecht over te dragen aan [geïntimeerde] c.s. (hof: bedoeld zal zijn: [handelsnaam 3] UG (haftungsbeschränkt) & Co KG). [appellant] acht het onbegrijpelijk dat aan de gedetailleerde procedurebeschrijving die wèl ziet op de voortgang door het hof geen waarde wordt gehecht, terwijl het hof aan genoemde e-mail van [aannemer] die daar niet over gaat een doorslaggevende betekenis toekent. Nu volgens [appellant] deze procedurebeschrijving niet goed op waarde is geschat, ontkomt [appellant] er niet aan zijn bij pleidooi gedane bewijsaanbod zodanig aan te scherpen dat hij bewijs kan en wil leveren door een deskundige op het gebied van Duitse solar installaties, [deskundige] (beëdigd getuige-deskundige in Duitsland), te doen horen. Deze getuige kan, aldus [appellant] , verklaren dat op basis van alle stappen die [geïntimeerde] c.s. nog moesten zetten, zij moesten weten dat een spoedige inbedrijfstelling nog lang niet aan de orde was.
persoonlijk een voldoende ernstig verwijtvalt te maken. Het gaat er daarbij om of het ook voor [geïntimeerde] c.s. destijds, dus in de periode rond 5 juli 2011, duidelijk was dan wel dat [geïntimeerde] c.s. behoorden te weten dat de aansluiting van de zonne-energie-installatie niet op korte termijn realiseerbaar was dan wel dat de door [geïntimeerde] c.s. gememoreerde omstandigheden de conclusie rechtvaardigen dat hen persoonlijk geen ernstig verwijt kan worden gemaakt.
uitsluitenddoor [geïntimeerde] c.s. zelf moeten worden gezet, zoals [appellant] in zijn pleitnota in randnummer 19 heeft gesteld en thans in randnummer 71 van zijn antwoordmemorie herhaalt. Het hof persisteert vooralsnog bij zijn oordeel in r.o. 7.7.3. dat [geïntimeerde] c.s. zich terecht erop hebben beroepen dat zij het nemen van de vereiste administratieve stappen mocht overlaten aan de aannemer, althans [aannemer] , en elektricien, zij het dat [geïntimeerde] c.s. daarop natuurlijk wel voldoende toezicht dienden te houden.
op 5 juli 2011 hadden [geïntimeerde] c.s. zelf aantoonbaar niet voldaan aan twee van de beschreven vier basisvoorwaarden voor een financiering. En op 13 juli 2011 en later op 23 december 2013 (…) organiseerden zij zelf, dat ook aan een derde basisvoorwaarde niet werd voldaan. Op basis van deze ‘onmogelijkheden’ komt [appellant] tot zijn stelling dat [geïntimeerde] c.s. geen financiering hebben aangevraagd ondanks al hun andersluidende beweringen. [geïntimeerde] c.s. hadden tot voor kort ook geen enkel document overgelegd waaruit financiering aanvraag zou blijken.”
- productie 75: [geïntimeerde] c.s. presenteren deze productie als een financieringsaanvraag van [handelsnaam 3] , maar dit betreft een financieringsaanbod van de [bank 1] aan ‘
- productie 81: dit wordt gepresenteerd als een tweede financieringsaanvraag van [handelsnaam 3] , nu bij de [bank 2] maar dit is op grond van in de memorie nader uitgewerkte gronden goed beschouwd een verzameling van enkele losse documenten, terwijl op basis van één A4-tje geen aanvraag voor financiering kan worden ingediend; opnieuw misleiding (p. 1 t/m 3); de pag. 4 t/m 6: dit betreft een aanbod van 30 november 2011 van “ [Leasing] Leasing” aan [handelsnaam 3] , maar dit aanbod is geen uitwerking van de door [geïntimeerde] in prod. 2 toegezegde financiering;
- productie 93: dit betreft een brief van de Duitse Steuerberater van 5 december 2014, waarin zij schrijft dat hangende een rechtszaak het moeilijk en zelfs haast onmogelijk zal zijn om financiering te verkrijgen, maar dat leidt alleen maar af van de hoofdzaak, aldus [appellant] ;
- productie 31: volgens [geïntimeerde] c.s. is dit een bericht van de bank waarin men afraadt om een financieringsaanvraag in te dienen, maar het is geen advies van de bank, het is een e-mail d.d 17 oktober 2013 van [geïntimeerde] c.s. aan de [bank 2] , waarin zij zelf schrijven dat sprake is van een rechtszaak en zij daarom geen financieringsaanvraag indienen;
- prod. 32: volgens [geïntimeerde] c.s. is dit een advies van een
- productie 72: dit betreft informatie over Schufa, [appellant] bestrijdt niet dat financiering niet mogelijk is ingeval van een negatieve vermelding in Schufa, maar de standpuntenwisseling over dit onderwerp leidt ook hier af van de hoofdzaak: [appellant] is in 2012 de rechtszaak begonnen mede omdat [geïntimeerde] c.s. van meet af aan weigerden om een financiering te verzorgen; anders dan [geïntimeerde] c.s. stellen is deze procedure een gevolg van de hardnekkige weigering te financieren en niet de oorzaak;
- productie 73: dit betreft een brief van [Advies] , de belastingadviseur van [geïntimeerde] c.s., van 16 mei 2014, waarvan [appellant] op in de memorie nader omschreven gronden de juistheid bestrijdt; [appellant] wijst er voorts op dat [Advies] niet als onafhankelijk deskundige is aan te merken;
- productie 91 en 93: ruim een half jaar na de brief van [Advies] van 16 mei 2014 (prod. 73 [geïntimeerde] c.s.) en de analyse van [accountants en belastingadviseurs] (prod. 65 [appellant] ), waarin de oplichting inzake het inlegkapitaal van [appellant] wordt blootgelegd, verschijnt er op 5 december een geheel nieuwe jaarrekening 2012 (prod. 91 [geïntimeerde] c.s.); [appellant] concludeert onder verwijzing naar randnummer 11 van zijn memorie (hof: zie ook r.o. 10.5.1) dat het geen boekhoudkundige verrekeningen betreft, maar een op 5 december 2014 alsnog gedeeltelijk terugbrengen van een in 2011 geroofde buit, hetgeen [steuerberater / derde 2] in haar brief van 5 december 2014 (prod. 91 [geïntimeerde] c.s.) bevestigd, aldus [appellant] ;
- productie 90: dit betreft een brief van 5 maart 2012 met het verzoek aan [appellant] om nog € 65.000 extra kapitaal te storten, hetgeen [appellant] geweigerd heeft; volgens [appellant] stokte de bouw niet vanwege zijn weigering om bij te storten, maar omdat [geïntimeerde] c.s. eerder daarvoor beschikbaar gestelde middelen er niet voor hadden aangewend.