Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een moeder tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin de hoofdverblijfplaats van haar dochter [minderjarige 1] bij de vader was bepaald. De moeder verzocht om haar alleen met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te belasten. De vader verzocht de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek. Tijdens de mondelinge behandeling op 14 juni 2016 zijn beide ouders gehoord, evenals vertegenwoordigers van de Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg en de Raad voor de Kinderbescherming. De vader was niet aanwezig, maar gaf aan dat hij instemde met de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] bij de moeder. Het hof heeft vastgesteld dat er geen verbetering is opgetreden in de communicatie tussen de ouders, ondanks langdurige hulpverlening. Het hof oordeelt dat het niet het juiste moment is om het gezag van de vader te beëindigen, maar dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] bij de moeder moet komen te liggen. De beschikking van de rechtbank wordt vernietigd voor zover deze de hoofdverblijfplaats bij de vader bepaalde, en het hof bepaalt dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] bij de moeder zal zijn. De overige beslissingen van de rechtbank worden bekrachtigd.