Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[geïntimeerde 1] ,wonende te [woonplaats] ,
[geïntimeerde 2],
wonende te [woonplaats] ,
Stichting Administratiekantoor [concern] Concern,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
Stichting Administratiekantoor [concern II] Concern II,
5.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 14 januari 2014 waarbij de incidentele vordering ex artikel 843a Rv van [appellante] is afgewezen jegens [geïntimeerde 1] en waarbij [appellante] niet-ontvankelijk is verklaard in die vordering voor zover deze is gericht tegen [geïntimeerde 2] , STAK Concern en STAK Concern II;
- de memorie van grieven, tevens houdende wijziging van eis, met producties;
- de memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in voorwaardelijk incidenteel hoger beroep, tevens houdende een incidentele vordering tot zekerheidstelling ex artikel 224 Rv, met producties;
- de memorie van antwoord in het incident tot zekerheidstelling ex artikel 224 Rv;
- de memorie van antwoord in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep.
6.De verdere beoordeling
primair: voor recht verklaart dat [geïntimeerde 1] onrechtmatig jegens [appellante] heeft gehandeld, en [geïntimeerde 1] veroordeelt tot betaling van een schadevergoeding van € 340.200,- dan wel een schadevergoeding op te maken bij staat;
primair: verklaart voor recht dat [geïntimeerde 1] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [appellante] , en haar veroordeelt om de daardoor geleden schade ad € 340.200,- te vergoeden althans [geïntimeerde 1] veroordeelt tot een schadevergoeding op te maken bij staat;
gerechtelijke reorganisatie door collectief akkoordis geopend, zoals geregeld in de artikelen 44 e.v. van de Wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen (Wet van 31 januari 2009, Belgisch Staatsblad 9 februari 2009, in werking getreden op 1 april 2009, hierna: WCO). Gelet op de in kopie overgelegde uittreksels uit het Belgisch Staatsblad (prod. 13 zijdens [geïntimeerde 1] ) is daarbij aan [appellante] een zogeheten ‘opschorting’ verleend tot 17 juni 2014 (met de verplichting om het reorganisatieplan uiterlijk op 3 juni 2014 neer te leggen), terwijl de periode van opschorting nadien met vier maanden is verlengd, tot 17 oktober 2014 (en met de verplichting om het reorganisatieplan uiterlijk op 16 september 2014 neer te leggen).
7.De uitspraak
16 augustus 2016voor akte aan de zijde van [appellante] met de hiervoor in r.o. 6.4.3. vermelde doeleinden, waarna [geïntimeerde 1] in de gelegenheid zal worden gesteld hierop bij antwoordakte te reageren;