Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Administratiekantoor [de VOF] VOF,kantoorhoudende te [kantoorplaats] ,
[geintimeerde 2] ,,wonende te [woonplaats] ,
Karin Elisabeth Ursula Dörge e/v [geintimeerde 3] ,wonende te [woonplaats] ,
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep inzake de verkoop van een bedrijfspand en de aansprakelijkheid van belastingadviseurs voor onjuist advies. De appellant, wonende in België, heeft een rechtszaak aangespannen tegen een administratiekantoor en twee andere geïntimeerden, naar aanleiding van een tussenarrest van 22 december 2015. In dit tussenarrest werd vastgesteld dat deskundige voorlichting noodzakelijk was om te bepalen wat een goed advies zou zijn geweest in de context van de verkoop van het bedrijfspand aan de gemeente in 2003. De appellant stelde dat hij door het onjuiste advies schade had geleden en dat de belastingadviseurs aansprakelijk waren voor deze schade.
Tijdens de comparitie van partijen op 7 april 2016 werd besproken dat de appellant al een koopovereenkomst met de gemeente had gesloten, maar dat de juistheid van deze mededeling door de geïntimeerden niet kon worden beoordeeld omdat de koopovereenkomst niet was overgelegd. Het hof oordeelde dat het deskundigenbericht moest uitgaan van de situatie waarin de appellant zich al verbonden had tot de verkoop van het bedrijfspand. Het hof verwerpt het standpunt van de geïntimeerden dat geen rekening gehouden moet worden met de fiscale schade van de toenmalige echtgenote van de appellant, aangezien dit niet eerder was betwist.
Het hof heeft de zaak aangehouden voor verdere beoordeling en heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de deskundigen die benoemd moeten worden en de vragen die aan hen voorgelegd moeten worden. De kosten van het deskundigenbericht zullen voorlopig ten laste van de Rijkskas komen, aangezien de appellant op basis van een toevoeging procedeert. De uitspraak van het hof is gedaan op 19 juli 2016, waarbij de zaak naar de rol van 16 augustus 2016 is verwezen voor akte aan de zijde van de appellant.