7.1.Uit het raadsrapport d.d. 4 september 2015 blijkt het volgende.
[minderjarige 2] heeft amper een binding met de vader kunnen opbouwen, doordat de ouders bij zijn geboorte al gescheiden waren. Hierna heeft [minderjarige 2] de band met de vader nauwelijks verder kunnen verdiepen, omdat de omgangscontacten met de vader onregelmatig verliepen, onder meer vanwege het feit dat de vader vaak voor langere tijd in het buitenland verbleef. Gezien de zeer jonge leeftijd van [minderjarige 2] en zijn nog zeer grote afhankelijkheid van de hoofdopvoeder, de moeder, is het gewenst dat er korte periodes zitten tussen (bij voorkeur) kortdurende omgangsmomenten.
Van [minderjarige 1] is de indruk dat de scheiding van de ouders mogelijk ook van invloed is geweest op haar gedrag. [minderjarige 1] is gevoelig en heeft moeite met het feit dat zij de vader onregelmatig ziet. De indruk is dat ook [minderjarige 1] vanwege het gemis aan duidelijke, vaste, voorspelbare omgangscontacten met de vader geen diepe emotionele band met de vader heeft kunnen opbouwen en dat zij de spanningen tussen de ouders voelt hetgeen effect heeft op haar algehele welbevinden.
Het is positief dat de kinderen zich momenteel verder goed lijken te ontwikkelen.
Ten aanzien van een omgangsregeling worden de volgende belemmeringen van de ouders geconstateerd:
- de grote fysieke afstand tussen de vader en de kinderen;
- de voortdurende onenigheid tussen de ouders vanwege financiën;
- dat de vader weinig in Nederland is waardoor geen regelmaat en vaststaande frequentie in omgang mogelijk kan zijn;
- de slechte communicatie tussen de ouders waaronder de bedreigingen van de vader richting de moeder op Facebook; de vader dient te beseffen dat het investering en tijd nodig heeft om het vertrouwen van de moeder te winnen;
- de afhankelijkheid van de kinderen van de (emotionele en verbale) toestemming en ondersteuning van de moeder om op onbelaste wijze het contact met de vader aan te kunnen en mogen gaan.
Aan de door de moeder geuite zorgen over onverantwoord rijgedrag van de vader, worden geen conclusies verbonden, gezien het feit dat er hiervoor de afgelopen vijf jaar geen veroordelingen zijn geweest.
De raad heeft zorgen geconstateerd met betrekking tot de pedagogische vaardigheden van de vader, met name als het gaat om de juiste inzichten in de behoeften van de kinderen en daar op een juiste manier bij aansluiten. De vader zal eerst moeten investeren in de kinderen (en hun belevingswereld) alvorens er sprake kan zijn van de vorming van een emotionele band tussen hem en de kinderen. De vader moet contact met de kinderen onderhouden ook al verblijft hij in het buitenland. Ook moet hij de draagkracht van de kinderen in acht nemen en beseffen dat de lange reisafstand van de moeder naar de vader voor de kinderen vermoeiend en inspannend zal zijn. Verder moet de vader handvatten aangereikt krijgen over de wijze waarop hij zijn vaderrol het beste tot ontwikkeling kan laten komen.
De moeder dient te beseffen dat de vader, de vader van de kinderen zal blijven en dat het voor de kinderen van belang is dat zij een band met hem kunnen opbouwen. Deze band heeft onvoldoende kunnen ontstaan door het herhaaldelijk ontbreken van contact. Dit is zorgelijk, ook gelet op de ego- en identiteitsontwikkeling van de kinderen.
De kinderen, en vooral [minderjarige 1] , moeten uit de strijd tussen de ouders worden gehaald. De communicatie tussen partijen moet hiervoor verbeterd worden en de ouders moeten stoppen met het maken van verwijten naar elkaar. Zij moeten hun energie steken in een constructief overleg waardoor er vaste en duidelijke afspraken over de kinderen gemaakt kunnen worden.
Het is van belang dat de ouders trachten duidelijkheid en structuur aan te brengen in de omgangsregeling zodat de kinderen weten waar zij aan toe zijn. Dit kunnen de ouders bereiken door hiermee actief aan de slag te gaan en hulp van een mediator in te schakelen. De moeder moet ondersteuning krijgen in de omgangsregeling tussen de vader en de kinderen waardoor een weekendregeling in de toekomst niet uitgesloten is. Vanwege de jonge leeftijd van de kinderen dienen de contacten vooralsnog in [woonplaats van verweerster] plaats te vinden.
De raad heeft een aantal contra-indicaties voor omgang gesignaleerd. Doordat de vader onregelmatig voor onbepaalde periode in het buitenland verblijft, kan een reguliere omgangsregeling niet worden afgesproken. Om naar een gefaseerde opbouw van de omgangregeling naar een weekendregeling toe te werken, dient er eerst continuïteit en regelmaat te zijn. Om de regeling uit te breiden dient er ook zicht te komen op de wijze waarop de interactie tussen de vader en de kinderen verloopt en wat de vader hierbij aan hulp nodig heeft met betrekking tot zijn opvoedingsvaardigheden. De raad krijgt de indruk dat de vader de noodzaak van welke hulp dan ook bij de begeleiding van de omgang niet ziet zitten en hier eigenlijk geen energie aan wenst te besteden. Verder dienen de ouders begeleid te worden in herstel van de onderlinge communicatie en moet de moeder hulp krijgen in het vormgeven van de omgangsregeling.
De ouders dienen hulp te krijgen in de begeleiding van de omgangsregeling in de vorm van ouderschapsbemiddeling.
De raad adviseert de volgende omgangsregeling tussen de vader en de kinderen vast te stellen: indien de vader in Nederland verblijft een omgangsregeling van één keer in de veertien dagen gedurende twee uur, de eerste paar keer in aanwezigheid van de moeder en later onbegeleid in de woonplaats van de kinderen.