ECLI:NL:GHSHE:2016:2841

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 juli 2016
Publicatiedatum
12 juli 2016
Zaaknummer
200.143.319/01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling tussen ouders na scheiding met betrokkenheid van de Raad voor de Kinderbescherming

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een omgangsregeling tussen de vader en zijn kinderen na een scheiding. De vader, die in het buitenland verblijft, heeft moeite om een regelmatige omgang met zijn kinderen op te bouwen. De Raad voor de Kinderbescherming is betrokken bij de procedure en heeft een rapport opgesteld waarin zorgen worden geuit over de pedagogische vaardigheden van de vader en de communicatie tussen de ouders. De moeder is bezorgd over de omgangsregeling en de invloed daarvan op de kinderen. Het hof heeft eerder een voorlopige omgangsregeling vastgesteld, maar deze is niet goed nageleefd. Tijdens de mondelinge behandeling op 31 mei 2016 zijn beide ouders gehoord, evenals de vertegenwoordiger van de Raad. Het hof heeft vastgesteld dat de vader bereid is om samen te werken aan een omgangsregeling via een omgangshuis, wat door de Raad wordt geadviseerd. De moeder is echter terughoudend en vraagt om duidelijkheid over de omgang. Het hof heeft besloten om de zaak aan te houden tot 8 december 2016, om de resultaten van de begeleide contacten in het omgangshuis af te wachten. De ouders worden verzocht om binnen vier weken contact op te nemen met het omgangshuis voor verdere begeleiding.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
Uitspraak: 7 juli 2016
Zaaknummer: F 200.143.319/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/185617 / FA RK 13-2493
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant in principaal appel,
verweerder in incidenteel appel,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: voorheen mr. B.A. Huijgen, thans mr. P.B. Rietberg,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in principaal appel,
appellante in incidenteel appel,
hierna te noemen: de moeder
,
advocaat: voorheen mr. Ph.C.M. van der Ven, thans mr. M. ter Haar-Bas.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio [regio] , locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

5.De beschikking d.d. 25 juni 2015

Bij die beschikking heeft het hof, voor zover thans nog van belang, de raad verzocht een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheden tot omgang tussen de vader en de kinderen en iedere verdere beslissing met betrekking tot de omgang aangehouden tot pro forma 30 augustus 2015.
Het hof heeft voorts overwogen dat partijen zich gedurende de periode van het raadsonderzoek en totdat een nieuwe beslissing ter zake van de omgang zal zijn genomen, zullen houden aan de door de rechtbank Rotterdam in de beschikking van 4 december 2014 opgenomen voorlopige omgangsregeling, inhoudende dat de vader de moeder een week van tevoren zal informeren over wanneer hij in Nederland is, waarna partijen onderling afspreken wanneer de vader de kinderen in het bijzijn van de moeder bij McDonald’s kan zien, met dien verstande dat ter zitting van het hof is besproken dat de omgang ook elders dan bij McDonald’s kan plaatsvinden, zoals bijvoorbeeld in een park of speeltuin.

6.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

6.1.
De voortzetting van de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 31 mei 2016. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door mr. Rietberg;
-de moeder, bijgestaan door mr. Ter Haar-Bas;
-de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] .
6.2.
Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van:
- het verkort proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 30 april 2015;
- het rapport van de raad d.d. 4 september 2015;
- het V-formulier met bijlage van de advocaat van de moeder, ingekomen ter griffie op 28 september 2015;
- het V-formulier met bijlage van de advocaat van de vader, ingekomen ter griffie op 29 september 2015;
- het V-formulier met bijlage van de advocaat van de moeder, ingekomen ter griffie op 22 januari 2016;
- het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder, ingekomen ter griffie op 10 mei 2016;
- een tweetal V-formulieren met bijlagen van de advocaat van de vader, ingekomen ter griffie op 11 mei 2016;
- het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder, ingekomen ter griffie op 18 mei 2016;
- de ter zitting door de advocaat van de moeder overgelegde pleitnota.
6.2.1.
Na de mondelinge behandeling is met toestemming van het hof op 7 juni 2016 ter griffie ingekomen het V-formulier met bijlage van de advocaat van de moeder. Deze bijlage betrof de in het procesdossier van het hof ontbrekende bijlage 45.

7.De verdere beoordeling

In het principaal en incidenteel appel
7.1.
Uit het raadsrapport d.d. 4 september 2015 blijkt het volgende.
[minderjarige 2] heeft amper een binding met de vader kunnen opbouwen, doordat de ouders bij zijn geboorte al gescheiden waren. Hierna heeft [minderjarige 2] de band met de vader nauwelijks verder kunnen verdiepen, omdat de omgangscontacten met de vader onregelmatig verliepen, onder meer vanwege het feit dat de vader vaak voor langere tijd in het buitenland verbleef. Gezien de zeer jonge leeftijd van [minderjarige 2] en zijn nog zeer grote afhankelijkheid van de hoofdopvoeder, de moeder, is het gewenst dat er korte periodes zitten tussen (bij voorkeur) kortdurende omgangsmomenten.
Van [minderjarige 1] is de indruk dat de scheiding van de ouders mogelijk ook van invloed is geweest op haar gedrag. [minderjarige 1] is gevoelig en heeft moeite met het feit dat zij de vader onregelmatig ziet. De indruk is dat ook [minderjarige 1] vanwege het gemis aan duidelijke, vaste, voorspelbare omgangscontacten met de vader geen diepe emotionele band met de vader heeft kunnen opbouwen en dat zij de spanningen tussen de ouders voelt hetgeen effect heeft op haar algehele welbevinden.
Het is positief dat de kinderen zich momenteel verder goed lijken te ontwikkelen.
Ten aanzien van een omgangsregeling worden de volgende belemmeringen van de ouders geconstateerd:
- de grote fysieke afstand tussen de vader en de kinderen;
- de voortdurende onenigheid tussen de ouders vanwege financiën;
- dat de vader weinig in Nederland is waardoor geen regelmaat en vaststaande frequentie in omgang mogelijk kan zijn;
- de slechte communicatie tussen de ouders waaronder de bedreigingen van de vader richting de moeder op Facebook; de vader dient te beseffen dat het investering en tijd nodig heeft om het vertrouwen van de moeder te winnen;
- de afhankelijkheid van de kinderen van de (emotionele en verbale) toestemming en ondersteuning van de moeder om op onbelaste wijze het contact met de vader aan te kunnen en mogen gaan.
Aan de door de moeder geuite zorgen over onverantwoord rijgedrag van de vader, worden geen conclusies verbonden, gezien het feit dat er hiervoor de afgelopen vijf jaar geen veroordelingen zijn geweest.
De raad heeft zorgen geconstateerd met betrekking tot de pedagogische vaardigheden van de vader, met name als het gaat om de juiste inzichten in de behoeften van de kinderen en daar op een juiste manier bij aansluiten. De vader zal eerst moeten investeren in de kinderen (en hun belevingswereld) alvorens er sprake kan zijn van de vorming van een emotionele band tussen hem en de kinderen. De vader moet contact met de kinderen onderhouden ook al verblijft hij in het buitenland. Ook moet hij de draagkracht van de kinderen in acht nemen en beseffen dat de lange reisafstand van de moeder naar de vader voor de kinderen vermoeiend en inspannend zal zijn. Verder moet de vader handvatten aangereikt krijgen over de wijze waarop hij zijn vaderrol het beste tot ontwikkeling kan laten komen.
De moeder dient te beseffen dat de vader, de vader van de kinderen zal blijven en dat het voor de kinderen van belang is dat zij een band met hem kunnen opbouwen. Deze band heeft onvoldoende kunnen ontstaan door het herhaaldelijk ontbreken van contact. Dit is zorgelijk, ook gelet op de ego- en identiteitsontwikkeling van de kinderen.
De kinderen, en vooral [minderjarige 1] , moeten uit de strijd tussen de ouders worden gehaald. De communicatie tussen partijen moet hiervoor verbeterd worden en de ouders moeten stoppen met het maken van verwijten naar elkaar. Zij moeten hun energie steken in een constructief overleg waardoor er vaste en duidelijke afspraken over de kinderen gemaakt kunnen worden.
Het is van belang dat de ouders trachten duidelijkheid en structuur aan te brengen in de omgangsregeling zodat de kinderen weten waar zij aan toe zijn. Dit kunnen de ouders bereiken door hiermee actief aan de slag te gaan en hulp van een mediator in te schakelen. De moeder moet ondersteuning krijgen in de omgangsregeling tussen de vader en de kinderen waardoor een weekendregeling in de toekomst niet uitgesloten is. Vanwege de jonge leeftijd van de kinderen dienen de contacten vooralsnog in [woonplaats van verweerster] plaats te vinden.
De raad heeft een aantal contra-indicaties voor omgang gesignaleerd. Doordat de vader onregelmatig voor onbepaalde periode in het buitenland verblijft, kan een reguliere omgangsregeling niet worden afgesproken. Om naar een gefaseerde opbouw van de omgangregeling naar een weekendregeling toe te werken, dient er eerst continuïteit en regelmaat te zijn. Om de regeling uit te breiden dient er ook zicht te komen op de wijze waarop de interactie tussen de vader en de kinderen verloopt en wat de vader hierbij aan hulp nodig heeft met betrekking tot zijn opvoedingsvaardigheden. De raad krijgt de indruk dat de vader de noodzaak van welke hulp dan ook bij de begeleiding van de omgang niet ziet zitten en hier eigenlijk geen energie aan wenst te besteden. Verder dienen de ouders begeleid te worden in herstel van de onderlinge communicatie en moet de moeder hulp krijgen in het vormgeven van de omgangsregeling.
De ouders dienen hulp te krijgen in de begeleiding van de omgangsregeling in de vorm van ouderschapsbemiddeling.
De raad adviseert de volgende omgangsregeling tussen de vader en de kinderen vast te stellen: indien de vader in Nederland verblijft een omgangsregeling van één keer in de veertien dagen gedurende twee uur, de eerste paar keer in aanwezigheid van de moeder en later onbegeleid in de woonplaats van de kinderen.
7.2.
Ter zitting brengt de raad naar voren dat kinderen recht hebben op omgang met de vader en dat dit ook belangrijk is voor hun ontwikkeling. Het is van belang dat de moeder als hoofopvoeder de omgangsregeling ondersteunt. De wijze waarop de omgang bij de McDonald’s verloopt, brengt zoveel spanningen mee dat de vader daar geen kans krijgt om op een goede manier bij de kinderen aan te sluiten. Ook krijgen de kinderen hierbij veel negatieve boodschappen van de ouders mee en raken de kinderen klem tussen de ouders.
De raad adviseert omgang via het omgangshuis in [vestigingsplaats] en daarnaast ouderschapsreorganisatie. De omgang vindt dan plaats in een voor de kinderen veilige omgeving. De vader zal zich hiervoor moeten aanmelden bij het omgangshuis, met een voorstel hoe hij de omgang vorm wenst te geven. Ook moet de vader nadenken hoe hij het vertrouwen van de moeder kan herwinnen. Aan de hand van het verloop van de omgang bij het omgangshuis en de gesprekken met en tussen de ouders, komt het omgangshuis met een advies over een omgangsregeling.
7.3.
De vader voert aan dat er in het belang van de kinderen een omgangsregeling tot stand moet komen, waarbij de vader ook zonder de moeder met de kinderen kan zijn en waarbij hij de kinderen mee kan nemen naar [woonplaats van appellant] . De huidige omgangsregeling loopt niet doordat de moeder altijd aanwezig is en de vader hierdoor constant het gevoel heeft dat hij in de gaten gehouden wordt.
De omstandigheden van de vader zijn inmiddels gewijzigd, in die zin dat hij weer bij zijn oude werkgever werkt, hetgeen betekent dat hij vijf weken van huis is en vervolgens weer vijf weken thuis is. Gelet hierop verzoekt de vader een omgangsregeling vast te stellen waarbij hij in de weken dat hij thuis is de kinderen kan zien en bij hem thuis kan ontvangen.
De vader heeft eerder al aangegeven dat hij alsnog instemt met omgang via het omgangshuis. De vader stemt dan ook in met de door de raad geadviseerde verwijzing naar het omgangshuis in [woonplaats van appellant] .
7.4.
De moeder voert aan dat de vader niet voor de kinderen kan zorgen, hetgeen ook blijkt uit het verloop van de huidige omgangsregeling. Gelet hierop is de moeder het niet eens met onbegeleide omgang. De moeder verzoekt geen omgangsregeling tussen de vader en de kinderen vast te stellen.
De moeder wil geen verwijzing naar het omgangshuis omdat zij toe is aan duidelijkheid. Bovendien heeft de vader hierop eerder afwijzend gereageerd en heeft hij voldoende tijd en ruimte gehad om te laten zien dat hij verantwoordelijkheid kan nemen.
7.5.
Het hof overweegt dat de vader tijdens de eerdere mondelinge behandeling van het hof op 30 april 2015 heeft aangegeven dat hij geen omgang via het omgangshuis wenst. Ter zitting heeft de vader echter naar voren gebracht dat hij zich na de vorige zitting heeft bedacht en dat hij thans zijn volledige medewerking wenst te verlenen aan omgang via het omgangshuis. De moeder daarentegen is van mening dat de vader geen tweede kans meer moet krijgen en dat hij al voldoende ruimte en tijd heeft gehad om aan te tonen dat hij op een verantwoordelijke wijze invulling kan geven aan zijn vaderrol en aan de omgangsmomenten. Het hof volgt dit standpunt van de moeder niet, mede gelet op de uitspraak van de Hoge Raad van 17 januari 2014 (ECLI:NL:HR:2014:91), waaruit volgt dat het de taak van de rechter is om te bevorderen dat er een omgangsregeling tot stand komt. Daarbij is ter zitting gebleken dat de vader weer in dienst is bij zijn vorige werkgever. Hierdoor is hij niet langer onregelmatig voor onbepaalde perioden in het buitenland, maar is hij achtereenvolgens vijf weken thuis en vervolgens vijf weken van huis. Het hof acht het in het belang van de kinderen dat er omgang via het omgangshuis wordt opgestart, zoals de raad heeft geadviseerd. Daarnaast dienen partijen bij het omgangshuis te werken aan het verbeteren van de onderlinge communicatie, bijvoorbeeld door middel van het inzetten van intensieve oudergesprekken.
Gelet op het voorgaande zal het hof partijen verwijzen naar het omgangshuis in [vestigingsplaats] , teneinde begeleide contacten tussen de vader en de kinderen te laten plaatsvinden. Partijen dienen zich daartoe zelf aan te melden bij het omgangshuis in [vestigingsplaats] . De vorm en de frequentie van het contact tussen de vader en de kinderen zal vervolgens in onderling overleg tussen de begeleider(s) van het omgangshuis en partijen nader worden bepaald.
7.6.
Het hof verzoekt het omgangshuis het hof tijdig vóór na te melden pro forma datum schriftelijk te informeren over de resultaten van de begeleide contacten, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift van deze schriftelijke informatie aan de raad en de raadslieden van partijen, waarna zij in de gelegenheid zullen worden gesteld hierop te reageren en het hof te informeren over het door partijen gewenste verdere verloop van de onderhavige procedure.
7.7.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de verdere behandeling van de zaak vijf maanden aanhouden, en wel tot 8 december 2016, teneinde de resultaten van de begeleide contacten in het omgangshuis af te wachten.

4.De beslissing

Het hof:
op het principaal en incidenteel appel:
bepaalt dat de vader en:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] ;
gerechtigd zijn tot contact met elkaar in het omgangshuis in [vestigingsplaats] , onder begeleiding van het omgangshuis, waarbij de verdere invulling zal geschieden in nader overleg tussen de ouders en het omgangshuis;
beveelt de ouders om binnen vier weken na heden contact op te nemen met het omgangshuis in [vestigingsplaats] ;
verzoekt het omgangshuis het hof tijdig vóór na te melden pro forma datum schriftelijk te informeren over de resultaten van de begeleide contactregeling, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift van deze schriftelijke informatie aan de raad en de raadslieden van partijen;
houdt iedere verdere beslissing aan tot 8 december 2016 pro forma.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.J. van Laarhoven, E.L. Schaafsma-Beversluis en G.J. Vossestein en is in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2016.