P&L Uitzendorganisatie B.V. (verder: P&L) is opgericht bij akte van 13 oktober 2006 en in het handelsregister ingeschreven op 16 oktober 2006. Bestuurder van P&L is [holding 1] B.V. (verder: [holding 1] ), indirect bestuurder [indirect bestuurder van holding 1] (verder: [indirect bestuurder van holding 1] ). Aandeelhouders van P&L zijn, ieder voor 50%, [holding 1] en [holding 2] B.V. (verder: [holding 2] ). [bestuurder van holding 2] (verder: [bestuurder van holding 2] ) is bestuurder van [holding 2] . De letters van P&L staan voor de voornamen van [bestuurder van holding 2] ( [voornaam van bestuurder holding 2] ) en [indirect bestuurder van holding 1] ( [voornaam van bestuurder holding 1] ).
P&L heeft per 21 augustus 2006 het productiepersoneel dat voordien in loondienst was bij Wingfield B.V. (verder: Wingfield) overgenomen. Deze werknemers zij door P&L nadien aan Wingfield en aan andere opdrachtgevers uitgeleend.
Van 1 januari 2007 tot 14 december 2010 was [holding 2] tevens bestuurder van [onderneming in de agrarische sector] . Aandeelhouder van [onderneming in de agrarische sector] is [onderneming in de agrarische sector] B.V. [holding 2] is bestuurder en (mede)aandeelhouder van [onderneming in de agrarische sector] B.V. [onderneming in de agrarische sector] drijft een onderneming die zich grotendeels richt op de agrarische sector.
In het jaar 2008 heeft P&L vanaf week 3 tot en met week 38 (eindigend op 19 september 2008) een wisselend aantal ‘eigen’ uitzendkrachten uitgeleend. Vanaf week 20 tot en met week 38 van het jaar 2008 betrok P&L ten behoeve [onderneming in de agrarische sector] tevens uitzendkrachten van [detachering] Detachering B.V. (verder: [detachering] ). [detachering] factureerde deze uitzendkrachten aan P&L en P&L factureerde deze op haar beurt aan [onderneming in de agrarische sector] . P&L bracht aan [onderneming in de agrarische sector] daarvoor lagere bedragen in rekening dan door [detachering] aan P&L in rekening werden gebracht. [detachering] bracht aan P&L voor normale uren € 16,50 excl. btw in rekening en voor toeslaguren € 19,50 excl. btw. P&L bracht aan [onderneming in de agrarische sector] voor alle uren € 14,70 excl btw in rekening tot week 30 en € 14,95 excl. btw vanaf week 30.
P&L heeft einde week 39 van 2008 haar bedrijfsactiviteiten beëindigd, behalve ten aanzien van haar zusterbedrijf Wingfield B.V. (verder: Wingfield). Aan deze laatste heeft P&L in week 40 nog voor een bedrag van € 183.499,33 aan personeel uitgeleend.
In een buitengewone vergadering van 21 november 2008 (prod. 5 mvg) hebben de aandeelhouders van P&L een besluit tot aanvraag van het faillissement van P&L genomen. P&L is vervolgens bij vonnis van de rechtbank Roermond van 25 november 2008 in staat van faillissement verklaard. Bij dat vonnis werd de curator in zijn hoedanigheid benoemd.
Ten tijde van de faillietverklaring van P&L beliep de openstaande schuld van Wingfield aan P&L een bedrag van € 1.459.028,90 bij een totaal aan debiteuren van € 1.800.962,67.
P&L heeft over de weken 30 tot en met 38 van de facturen van [detachering] aan haar een bedrag van in totaal € 34.206,= onbetaald gelaten; [onderneming in de agrarische sector] heeft over de weken 34 t/m 38 van de facturen van P&L aan haar een bedrag van in totaal € 35.710,01 (te verminderen met een op 23 oktober 2008 gedane betaling van € 4.646,78, derhalve per saldo € 31.063,23) onbetaald gelaten. Genoemde facturen van P&L aan [onderneming in de agrarische sector] betroffen een drietal facturen van in totaal € 18.159,66 (weken 36, 37 en 38) voor uitlening van uitzendkrachten van P&L zelf en vijf facturen van in totaal € 17.550,35 (weken 34, 35, 36 , 37 en 38) voor het uitlenen door P&L van uitzendkrachten van [detachering] .
Bij creditfacturen nrs. [creditfactuurnummer 1] t/m [creditfactuurnummer 8] d.d. 10 oktober 2008 heeft P&L een aantal facturen van haar aan [onderneming in de agrarische sector] uit de weken 30 t/m 38 met een totaalbedrag van € 27.086,05 gecrediteerd. Deze crediteringen betroffen de hiervoor genoemde vijf facturen wegens uitlening van uitzendkrachten van [detachering] ten bedrage van in totaal € 17.550,35 en een drietal facturen van P&L aan [onderneming in de agrarische sector] die al door [onderneming in de agrarische sector] aan P&L waren voldaan. Bij een achttal facturen d.d. 20 november 2008 heeft [detachering] P&L gecrediteerd voor de onder h genoemde facturen van haar aan P&L (met uitzondering van een factuur van € 4.129,59 betreffende week 31). Bij een tiental facturen d.d. 29 september 2008 heeft [detachering] aan [onderneming in de agrarische sector] voor de weken 30 t/m 39 een bedrag van € 36.842,02 (het onder h genoemde bedrag van in totaal € 34.206 + een factuur voor week 39 ten bedrage van € 2.636,02) in rekening gebracht.
[onderneming in de agrarische sector] heeft in 2008 een bedrag van in totaal € 10.321,42 wegens huisvestingskosten voor uitzendkrachten voor rekening van P&L gebracht. [onderneming in de agrarische sector] werd voor die kosten gecrediteerd op facturen van P&L aan [onderneming in de agrarische sector] .
Bij brief van 19 oktober 2010 aan [onderneming in de agrarische sector] B.V. (prod.7 inl. dagv.) heeft de curator de nietigheid ingeroepen van de door P&L aan [onderneming in de agrarische sector] gezonden credit-facturen.
[onderneming in de agrarische sector] is door de belastingdienst op grond van inlenersaansprakelijkheid ex art. 34 Invorderingswet 1990 aansprakelijk gesteld voor een bedrag van (uiteindelijk) € 24.842,= aan loonbelasting voor de ingeleende arbeidskrachten. [onderneming in de agrarische sector] heeft ter zake een bedrag van € 24.842,= (incl. rente) aan de belastingdienst betaald.
3.4.2. Het hof stelt vast dat blijkens het door de curator in de inleidende dagvaarding (onder 17) gegeven overzicht de factuur van [detachering] aan P&L betreffende week 38 (in 2008 de week beginnende met maandag 15 september) niet van een datum is voorzien. De factuur betreffende week 37 is in dit overzicht gedateerd 15 september 2008. De facturen voor die weken van P&L aan [onderneming in de agrarische sector] zijn in het in de inleidende dagvaarding (onder 18) gegeven overzicht gedateerd respectievelijk 17 september 2008 en 25 september 2008 . Dit in aanmerking genomen en mede gelet op het feit dat [detachering] de weken 30 t/m 39 op 29 september 2008 aan [onderneming in de agrarische sector] heeft gefactureerd (inl. dagv. 23), zal het hof er in het navolgende rekening mee houden dat de afspraak tussen [onderneming in de agrarische sector] en [detachering] betreffende de betaling door [onderneming in de agrarische sector] aan [detachering] voor de weken 30 tot en met 38 waarschijnlijk eerst later in september 2008 is gemaakt en niet al, zoals door [onderneming in de agrarische sector] gesteld, begin september 2008.
3.4.3. De door [onderneming in de agrarische sector] geschetste gang van zaken, waarin [onderneming in de agrarische sector] het accent legt op een tussen [detachering] en haar overeengekomen handelen, wijst niet direct op een schuldoverneming als voorzien in art. 6:155 BW. Een dergelijke schuldoverneming komt immers tot stand door een overeenkomst tussen de schuldenaar
(i.c. P&L) en een derde (i.c. [onderneming in de agrarische sector] ) (met werking tegen de schuldeiser, i.c. [detachering] , indien deze toestemming voor de schuldoverneming geeft) en niet op een overeenkomst tussen de schuldeiser (i.c. [detachering] ) en de derde. Echter, uit de crediteringen van enerzijds [detachering] aan P&L en anderzijds P&L aan [onderneming in de agrarische sector] en de nieuwe facturen van [detachering] aan [onderneming in de agrarische sector] kan worden geconcludeerd dat niet alleen afspraken zijn gemaakt tussen [detachering] en [onderneming in de agrarische sector] maar dat ook P&L bij die afspraken betrokken is geweest. Het feit dat crediteringen hebben plaatsgevonden en nieuwe facturen zijn gestuurd geeft er blijk van dat de drie partijen, met terugwerkende kracht, gewijzigde rechtsverhoudingen tussen hen hebben beoogd. Indien [onderneming in de agrarische sector] alleen de schuld van P&L aan [detachering] voor de weken 30 t/m 38 had willen voldoen, zou [detachering] immers simpelweg de door haar aan P&L voor die weken gezonden facturen als voldaan hebben kunnen aanmerken en had geen ongedaanmaking van de verschillende facturen (van [detachering] aan P&L en van P&L aan [onderneming in de agrarische sector] ) door middel van creditfacturen en toezending van nieuwe facturen hoeven plaats te vinden. Het feit dat P&L aan [onderneming in de agrarische sector] mede facturen heeft gecrediteerd die door [onderneming in de agrarische sector] al aan P&L waren betaald, draagt alleen maar bij tot die conclusie. Aldus bezien kan in de door de drie partijen bewerkstelligde nadere rechtsverhoudingen voor wat betreft de relatie tussen P&L en [onderneming in de agrarische sector] een tussen die partijen overeengekomen schuldoverneming als in art. 6:155 BW voorzien worden onderkend voor de schuld van P&L aan [detachering] betreffende de weken 30 tot en met 38 en een toestemming van [detachering] voor die schuldoverneming.