3.2.Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
a. a) [geïntimeerde] exploiteert een plantenkwekerij en een internationaal handelsbedrijf.
b) [appellanten] exploiteren een plantencentrum dat zich met name richt op de handel in planten en bomen met bedrijven in binnen- en buitenland. [appellanten] beschikken over eigen transportmiddelen en een eigen inkoopafdeling.
c) [appellant 2] (hierna: [appellant 2] ) en [geïntimeerde] bezochten in januari 2010 een internationale plantenbeurs (Internationale Pflantzenmesse, afgekort IPM) in Essen (Duitsland), bij welke gelegenheid [appellant 2] aan [geïntimeerde] verzocht een offerte voor een specifiek aantal planten op te stellen. Bij brief van 2 februari 2010 deed [geïntimeerde] een aanbod. In de brief werd het volgende vermeld:
“Thank you for visiting our stand at the IPM. According to your wishes please find below the following offer ex nursery in Pistoia”.Tussen partijen staat vast dat dit de uitgewerkte versie is van de op de IPM tussen [appellant 2] en [geïntimeerde] opgestelde handgeschreven offerte.
d) [appellant 2] heeft met pen op de brief een geoffreerde plantensoort doorgestreept; sommige aantallen gewijzigd; bij de “Cupressus ariz. Fast. Pon Pon” de geoffreerde prijs van € 50,00 doorgestreept en gewijzigd in € 20,00 met drie ??? ernaast; bij de “Cupressus Goldcrest twee ?? naast de geoffreerde prijs geschreven; en onderaan de brief heeft hij vermeld:
“gerne. fax zurück für bestätigung dank. [appellante 1] VOF”.
Op het door [geïntimeerde] overgelegde exemplaar van de fax van 2 februari 2010 is tevens met pen - in een ander handschrift - het woordje
“CONFERMATO !!”( Italiaans voor “bevestigd”) geschreven.
e) Bij fax van 18 februari 2010 plaatste [appellante 1] nog een (aanvullende) order bij [geïntimeerde] . Onderaan die fax schreef [appellant 2] onder meer “
Wann können die Pflanzen gelieferd werden 1e oder 2e Woche März (..)”voorzien van de ondertekening [appellant 2] met een paraaf. Op de fax staat verder de handgeschreven vermelding “
bestätigd” met een paraaf eronder.
Deze order werd bij fax van 24 februari 2010 door [geïntimeerde] bevestigd, waarbij vermeld werd “
Diese Pflanzen können Anfang nächtste Woche geliefert werden”. Deze fax van [geïntimeerde] werd door [appellante 1] voor akkoord getekend (“
ißt O.K. danke. [appellant 2]” met een paraaf) en teruggefaxt.
f) Bij fax van 4 maart 2010 heeft [appellant 2] aan [geïntimeerde] geschreven:
“guten tage, liefern Sie die Pflanzen diese oder nächste Woche.,ondertekend door [appellant 2] met een paraaf
.Op die fax maakt [geïntimeerde] vervolgens de aantekening:
“Verladung Mittwoch 10/03”.
g) De goederen zijn medio maart 2010 per vrachtwagen door [geïntimeerde] aan [appellante 1] in [vestigingsplaats 2] aangeboden.
h) [geïntimeerde] heeft een CMR document met nummer 285 46464 overgelegd. Dit document heeft betrekking op een transport, geladen op 13 maart 2010, en waarbij [geïntimeerde] als afzender en [appellante 1] als ontvanger staan vermeld. Op dat document staat bij punt 24 (
Gut empfangen) een paraaf, alsmede een stempel met de volgende tekst:
“V.O.F. [appellante 1]
[vestigingsplaats 2] TRANSPORT
[adres]
[postcode] [vestigingsplaats 2]
Tel. [telefoonnummer 1]
[telefoonnummer 2] ”
i. i) Bij facturen van 13 maart 2010 factureerde [geïntimeerde] aan [appellante 1] € 17.635,00 aan planten, alsmede € 1.800,00 aan transportkosten. De betalingstermijnen verliepen op
13 april 2010.
[appellante 1] heeft de facturen behouden, maar niet betaald.
j) Bij brief van 9 november 2010 stelde [geïntimeerde] via zijn advocaat [appellante 1] schriftelijk in gebreke voor een bedrag van € 21.333.54, zijnde de som van voornoemde facturen vermeerderd met buitengerechtelijke kosten en de wettelijke handelsrente.
k) Bij faxbericht van 16 november 2010 deelde [appellante 1] aan de advocaat van [geïntimeerde] mede:
“Naar aanleiding van U fax/brief heb ik contact opgenomen met [sales manager] sales manager bij [geïntimeerde] . Deze zou met directie en boekhouding van [geïntimeerde] de zaak regelen.”
l) Hierop reageerde de advocaat van [geïntimeerde] per brief van 24 november 2010 met de mededeling dat zijn cliënte hem heeft verteld “
dat er geen regeling getroffen is en ook niet noodzakelijk is. U dient eenvoudigweg de onbetwiste factuur te voldoen(..)”. Op 29 november 2010 herhaalde de advocaat zijn eerdere aanmaningen. [appellant 2] beantwoordde deze laatste fax als volgt: “
Naar aanleiding van U fax het volgende;
Ik had contact met de salesmanager maar deze is niet duidelijk wat ik hem gezegd heb. Mijn Duits is perfect want 80% van mijn klanten zijn duitsers en kunnen mij prima verstaan en alles lezen. Maar de salesmanager schijnbaar niet. Gevraagd is, kopie orderbevestiging, factuur, opdracht transport, CMR voor laad en los datum plus adres Gaarne ontvang ik dit dan maar via U om opheldering te verschaffen”, ondertekend door [appellant 2] met een paraaf.
Op 7 december 2010 stuurde de advocaat van [geïntimeerde] genoemde stukken naar [appellante 1] , met een herhaling van de eerder uitgebrachte aanmaning.
m) Bij faxbericht van 14 december 2010 heeft [appellant 2] inhoudelijk verweer tegen de facturen gevoerd. Hij vermeldde hij dat hij de producten niet had afgenomen en geweigerd: “
Op de goede cmr staat ook not accepted”. Op 15 december 2010 antwoordde de advocaat van [geïntimeerde] dat hij geen andere vrachtbrief (CMR) heeft dan degene die hij aan [appellanten] zond en dat op dat exemplaar stond dat de goederen geaccepteerd waren. “
Als u meent dat dit niet zo is moet u mij maar de juiste CMR zenden.”
3.3.1.[geïntimeerde] heeft [appellanten] in rechte betrokken en hoofdelijke veroordeling gevorderd van vof [appellante 1] , [appellant 2] en [appellante 3] tot betaling van € 21.570,06, vermeerderd met rente en kosten. De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 25 april 2012 [geïntimeerde] opgedragen tot het leveren van bewijs van feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat [appellanten] op 14 maart 2010 de feitelijke macht over de lading planten heeft gekregen.
3.3.2.Bij eindvonnis heeft de rechtbank geoordeeld dat bewezen is dat de planten zijn geleverd aan [appellanten] De rechtbank heeft de verweren van [appellanten] , voor zover die zagen op de exceptio non adimpleti contractus, dwaling omtrent de koopprijs en het ontbreken van overeenstemming over de koopprijs als onvoldoende gemotiveerd en overigens bij conclusie van repliek niet meer gehandhaafd verworpen. Ten aanzien van het beroep van [appellanten] op ontbinding van de overeenkomst wegens een toerekenbare tekortkoming in de nakoming door [geïntimeerde] oordeelde de rechtbank dat [geïntimeerde] een bedrag van € 450,- teveel in rekening heeft gebracht aan [appellante 1] , hetgeen de ontbinding van de overeenkomst niet kan rechtvaardigen, en dat voor het overige de vorderingen van [geïntimeerde]
(€ 18.985,00 hoofdsom met wettelijke handelsrente vanaf 13 april 2010 en proceskosten) werden toegewezen. De buitengerechtelijke incassokosten werden afgewezen.
Bevoegdheid rechter en toepasselijk recht
3.4.1.[geïntimeerde] , eiseres in eerste aanleg, was ten tijde van de inleidende dagvaarding gevestigd in Italië. Het geschil heeft derhalve internationale aspecten, zodat allereerst moet worden onderzocht of de Nederlandse rechter bevoegd is er kennis van te nemen. Dat is het geval: het geschil betreft een handelszaak als bedoeld in art. 1 van de in de onderhavige zaak toepasselijke EEX-Verordening (oud). Ingevolge art. 2 van deze verordening heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht, nu [appellanten] woonplaats hebben in Nederland.
3.4.2.Geen grieven of bezwaren zijn gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat op het geschil Nederlands recht van toepassing is omdat partijen daarvoor impliciet gekozen hebben, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan. Uit het oordeel van de rechtbank, en het ontbreken van grieven of bezwaren daartegen, volgt eveneens dat partijen (aansluitend bij art. 6 Weens Koopverdrag) ervoor gekozen hebben het Weens Koopverdrag niet van toepassing te laten zijn op hun geschil.