3.1De feiten
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de navolgende feiten:
[appellant] is op 1 januari 1992 bij WML in dienst getreden. In 2002 is zijn functie gewijzigd in die van rentmeester, welke functiebenaming op 21 januari 2008 met terugwerkende kracht tot 1 januari 2008 is gewijzigd in die van Manager Registergoederen.
Met als grondslag een projectformulier d.d. 20 december 2002 is WML gestart met het “project Optimalisatie Grondbezit”. Doel van dit project was om in een termijn van vier jaar alle niet voor WML relevante gronden te verkopen en de netto-opbrengst te gebruiken voor aankopen binnen de duurzaam te handhaven waterwingebieden.
WML was in het kader van een uitwisselingsproject een raamovereenkomst aangegaan met “Taxatie en adviesburo [taxatie en adviesburo] ” (verder te noemen: [taxatie en adviesburo] ). [voormalig medewerker van taxatie en adviesburo] was werkzaam voor [taxatie en adviesburo] en werkte in het kader van de raamovereenkomst met WML tevens gedeeltelijk voor WML. [appellant] was in het kader van het uitwisselingsproject één dag per week werkzaam in de vestiging van [taxatie en adviesburo] te [vestigingsplaats] . De heer [voormalig medewerker van taxatie en adviesburo] (verder te noemen: [voormalig medewerker van taxatie en adviesburo] ) werkte samen met [appellant] .
[appellant] heeft in het kader van dit “project Optimalisatie Grondbezit” bij overeenkomst van 24 december 2007 namens WML 21 percelen (in totaal 58 ha groot) verkocht aan de heer [koper 1] (verder te noemen: [koper 1] ) - of een door deze nader te noemen meester - zulks voor een bedrag van € 115.003,=. Voor [koper 1] is in de plaats getreden [beleggingen] Beleggingen B.V. (verder te noemen: [beleggingen] ). De hiervoor bedoelde percelen zijn op 25 februari 2008 door WML, daartoe vertegenwoordigd door [appellant] , geleverd aan [beleggingen] . [beleggingen] heeft tussen 27 mei 2008 en 15 augustus 2008 vijf van de 21 percelen doorverkocht voor een totaalbedrag van € 239.500,=.
[beleggingen] is op 4 januari 2008 opgericht door [beheer] Beheer B.V. en mevrouw [partner van voormalig medewerker van taxatie en adviesburo] , partner van [voormalig medewerker van taxatie en adviesburo] . [beheer] Beheer B.V. is diezelfde dag opgericht door [voormalig medewerker van taxatie en adviesburo] en [partner van voormalig medewerker van taxatie en adviesburo] . Van 4 januari 2008 tot 25 februari 2008 was Rentmeesterskantoor [rentmeesterskantoor] B.V. (verder te noemen: Rentmeesterskantoor [rentmeesterskantoor] ) bestuurder van [beleggingen] en vanaf 25 februari 2008 was dat [koper 1] . [beheer] Beheer B.V. was enig aandeelhouder van Rentmeesterskantoor [rentmeesterskantoor] B.V. [voormalig medewerker van taxatie en adviesburo] en zijn echtgenote zijn aandeelhouders van [beleggingen] .
In de loop van de eerste maanden van 2008 heeft een fretteur contact opgenomen met WML (in de persoon van de heer [medewerker van WML] ) met de vraag of een bepaald perceel nog eigendom was van WML. [medewerker van WML] is nagegaan of het desbetreffende perceel nog eigendom was van WML. Daarbij is hem gebleken dat het betreffende perceel, samen met nog 20 andere percelen, op 24 december 2007 door [appellant] , handelende op naam van WML, voor een bedrag van € 115.003,= was verkocht en op 25 februari 2008 was geleverd aan [beleggingen] .
[medewerker van WML] heeft vervolgens de gezamenlijke waarde van de 21 percelen berekend op een bedrag van € 1.286.232,= (lage schatting) tot € 2.140.951,= (hoge schatting) en heeft zich met zijn bevindingen tot de directie van WML gewend.
WML heeft aan [bedrijfsrecherche] Bedrijfsrecherche B.V. (verder te noemen: [bedrijfsrecherche] ) opdracht gegeven een onderzoek in te stellen naar [appellant] en het handelen van [appellant] in het kader van bedoelde verkoop. [bedrijfsrecherche] heeft op 8 oktober 2008 gerapporteerd aan WML. [bedrijfsrecherche] concludeert – zakelijk weergegeven – dat is vastgesteld dat WML is benadeeld door de wijze waarop [appellant] namens WML de 21 percelen heeft verkocht. Volgens [bedrijfsrecherche] heeft zij ook vastgesteld dat [appellant] zeer waarschijnlijk betrokken was bij de doorverkoop van percelen door [beleggingen] aan derden. Vooralsnog is volgens [bedrijfsrecherche] niet vastgesteld dat [appellant] direct dan wel indirect voordeel heeft genoten van deze transactie.
Nadat [bedrijfsrecherche] op 8 oktober 2008 aan WML had gerapporteerd, is [appellant] per 27 oktober 2008 door WML op non-actief gesteld.
Op 27 oktober 2008 heeft WML, na daartoe verkregen verlof, ex art. 843a Rv bewijsbeslag laten leggen op de gehele administratie van [appellant] . Bij schrijven van 4 november 2008 heeft zij [appellant] verzocht haar uiterlijk op 7 november 2008 te berichten of hij bereid was om medewerking te verlenen aan inzage in en afgifte van de administratie waarop WML beslag had gelegd, bij gebreke waarvan WML een kort geding aanhangig zou maken.
Bij vonnis in kort geding d.d. 23 december 2008 heeft de kantonrechter in de voormalige rechtbank Maastricht aan de zijde van elk der partijen een vertrouwenspersoon benoemd.
Bij vonnis in kort geding van 10 april 2009 heeft de kantonrechter [appellant] veroordeeld om te gehengen en te gedogen dat een door WML aan te wijzen deskundige volledige inzage krijgt in de in beslag genomen administratieve bescheiden van [appellant] en dat deze deskundige zal onderzoeken en bepalen van welke bescheiden inzage en/of afgifte van een kopie of uittreksel aan WML dient te worden gegeven.
Naar aanleiding van dit vonnis heeft WML [DF&DS] (verder te noemen: [DF&DS] ) opdracht gegeven een onderzoek in stellen ter beantwoording van een drietal (sub)vragen:
1. Is [appellant] willens en wetens betrokken geweest bij de verkoop van de 21 percelen aan [beleggingen] ?
2. Is [appellant] betrokken geweest of was hij op de hoogte van doorverkoop door [beleggingen] van enkele van deze percelen aan derden voor een substantieel hogere prijs?
3. Heeft [appellant] direct of indirect een (financieel) belang gehad of nagestreefd met de betrokkenheid bij en/of de meeropbrengst van (enkele van) deze percelen bij doorverkoop door [beleggingen] aan derden?
In haar rapport van 26 november 2009 beantwoordt [DF&DS] de eerste vraag positief. Ten aanzien van de tweede vraag stelt [DF&DS] vast dat [appellant] bij alle doorverkochte percelen vooraf de namen van geïnteresseerde kopers aan [voormalig medewerker van taxatie en adviesburo] en [koper 1] heeft doorgegeven, dat hij in het geval van één der doorverkochte percelen de koper heeft bijgestaan en dat [appellant] op de hoogte is geweest van het feit dat de doorverkochte percelen voor een substantieel hoger bedrag werden doorverkocht. Ten aanzien van de derde vraag merkt [DF&DS] op dat aan [appellant] een voorstel was gedaan om te participeren in [beleggingen] in de vorm van een optie op aandelen van [beleggingen] , dat zijn echtgenote is verzocht om te investeren in [beleggingen] en dat [appellant] [voormalig medewerker van taxatie en adviesburo] heeft medegedeeld dat hij voornemens was om gebruik te maken van een te verlenen optierecht. Daarbij merkt [DF&DS] op dat [appellant] heeft verklaard dat zowel de optieovereenkomst als ook de geldlening door zijn echtgenote nimmer zijn geëffectueerd.
Bij beschikking van de kantonrechter te Maastricht van 8 maart 2010 is de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 15 maart 2010 ontbonden zonder toekenning van enige vergoeding aan [appellant] . De kantonrechter heeft hier, zakelijk weergegeven, geoordeeld dat [appellant] niet transparant en integer had gehandeld en mede daardoor de ernstige verdenking op zich had geladen zijn werkgever moedwillig te hebben benadeeld ten gunste van [beleggingen] .
Bij dagvaarding d.d. 24 november 2008 heeft WML [appellant] in rechte betrokken in de procedure met nummer C/03/163575 / HA ZA 11-645. De vorderingen van WML in die procedure strekken tot verkrijging van een verklaring voor recht en schadevergoeding door [appellant] en zijn – zakelijk weergegeven - gegrond op de stellingname dat [appellant] opzettelijk of door bewust roekeloos handelen WML schade heeft berokkend. Op die gronden heeft WML een conservatoir beslag laten leggen op bescheiden, gegevensdragers, administratie en documenten, een conservatoir derdenbeslag onder Postbank N.V. en een conservatoir beslag op onroerende zaken van [appellant] .