3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a. a) [Designs] en [International] hebben op 25 augustus 2014 een overeenkomst gesloten, door partijen aangeduid als Development, Sales en Royalties Agreement (hierna: DSRA), betreffende de ontwikkeling, productie en verkoop van de zogenaamde TetraGraph: een apparaat waarmee voor en na operaties neuromusculaire controles kunnen worden uitgevoerd.
b) In de DSRA (prod. 2 dagv. hb, waarin [Designs] wordt aangeduid als ADBV en [International] als DVMI) staan onder meer de volgende bepalingen:
Section 5.01.(…) Upon the termination or expiration of this Agreement, DVMI shall remain obligated to remit to ADBV any and all outstanding Royalties. Otherwise, the respective rights and obligations of the Parties under this Agreement shall cease except that Sections 1.02, 1.03, 1.04, 6.09, 6.11, 7.05, 7.06 and 8.05 and Article IV shall survive the expiration or termination of this Agreement.
(…)
Section 8.05This Agreement will be governed by and construed in accordance with the laws of the Netherlands. The Parties agree to resolve disputes arising under this Agreement at the courts located in Maastricht, the Netherlands; (…)
Section 8.06Unless this Agreement specifically requires otherwise, all notices, requests, consents, claims, demands, waivers, and other communications hereunder shall be in writing and shall be deemed to have been given on the data sent by facsimile or e-mail of PDF document (with conformation or transmission) if sent during normal business hours of the recipient, and on the next business day if sent after normal business hours of the recipient applicable, to the email addresses or numbers specified below:
If to ADBV, to:
[medewerker van Designs]
Email: [email-adres 1]
With copies (which shall not constitute valid delivery) to:
[naam 1]
Email: [email-adres 2]
[naam 2]
Fax: [Fax-nummer]
Email: [email-adres 3]
If to DVMI to:
[naam 3]
Email: [email-adres 4] (...)”
c) Tussen partijen is een geschil ontstaan over de uitleg van de DSRA, over het antwoord op de vragen of sprake is van schending van bepalingen uit de DSRA en of sprake is van dwaling (van [International] ) of bedrog (door [Designs] ) bij de totstandkoming van de DSRA. Dit geschil heeft ertoe geleid dat [International] , na een sommatie op 2 april 2015, per brief van 26 mei 2015 (prod. 6 dagv. hb) de DSRA buitengerechtelijk heeft ontbonden per 6 mei 2015.
d) In een e-mailbericht van 3 juli 2015 (prod. 8 dagv. hb) heeft [naam 3] (CEO van [International] , hierna te noemen: [naam 3] ) aan [Designs] onder meer geschreven:
“We acknowledge the reception of your e-mail answer (dated: 25/06/15) to our termination letter of the DSRA (dated: 25/06/15). In view of the content of this letter, there are only two things we agree on:
The termination of the DSRA
We communicate by e-mail
(…)”
e) Bij brief, gedateerd 7 augustus 2015 (prod. 7 dagv. hb), heeft de advocaat van [International] [Designs] gesommeerd tot betaling van (onder meer) een bedrag van € 383.305,38 als schadevergoeding voor de door [International] reeds in de TretraGraph gedane investeringen. Deze brief is behalve per gewone en aangetekende post ook per e-mail verzonden naar de in artikel 8.06 van de DSRA genoemde e-mailadressen van [Designs] .
f) Vervolgens hebben partijen zonder resultaat onderhandeld over een oplossing van het geschil.
g) Bij brief van 21 december 2015 (prod. 9 dagv. hb) heeft de advocaat van [International] [Designs] gesommeerd tot terugbetaling van een volgens [International] teveel door [Designs] in rekening gebracht bedrag van € 69.930,78 en rente. Deze brief is per gewone post verzonden aan [Designs] .
h) Op 22 december 2015 heeft [International] een exploot laten betekenen aan het statutaire vestigings- en kantooradres van [Designs] in [vestigingsplaats] . In dit exploot is een sommatie tot betaling van het bedrag van € 383.305,38, althans het bedrag van € 69.930,78 opgenomen. Voorts bevat het exploot een dagvaarding voor de zitting van 30 december 2015 van de rechtbank Limburg (deze dagvaarding zal hierna worden aangeduid als: inleidende dagvaarding bodemprocedure). Verder heeft [International] op 22 december 2015 conservatoir derdenbeslag gelegd onder de ING Bank ten laste van [Designs] en conservatoir beslag op het onverdeelde aandeel van [Designs] in de eigendom van twee Europese octrooiaanvragen.
i. i) De rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, heeft bij verstekvonnis van 27 januari 2016, aangevuld bij aanvullend vonnis van 3 februari 2016 (welke vonnissen hierna tezamen ook worden aangeduid als: verstekvonnis) voor recht verklaard dat de DSRA nietig is en [Designs] veroordeeld tot betaling aan [International] van een bedrag van € 386.996,86, vermeerderd met rente en kosten.
j) Bij exploot van 28 januari 2016 (prod. 12 dagv. hb) heeft [International] het verstekvonnis van 27 januari 2016 aan [Designs] betekend en aangezegd dat de op 22 december 2015 gelegde conservatoire beslagen van rechtswege executoriaal zijn geworden. Het aanvullend verstekvonnis van 3 februari 2016 is op 5 februari 2016 aan [Designs] betekend. Het beslag onder de ING Bank heeft tot een bedrag van ongeveer € 5.800,00 doel getroffen.
k) Bij dagvaarding van 25 februari 2016 (prod. 15 dagv. hb, hierna te noemen: verzetdagvaarding) is [Designs] in verzet gekomen tegen het verstekvonnis. In de verzetdagvaarding heeft [Designs] een incidentele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 223 Rv ingesteld. Deze incidentele vordering is (nagenoeg) gelijkluidend aan de vordering die in dit hoger beroep aan de orde is.