In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van een projectontwikkelaar tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De kern van het geschil draait om de vraag of de projectontwikkelaar, hierna aangeduid als [geïntimeerden], in voldoende mate heeft voldaan aan de inspanningsverplichting om een bestemmingswijziging te bewerkstelligen voor een perceel dat in eigendom is van [appellante]. De zaak is een vervolg op een eerder tussenarrest van 2 december 2014, waarin het hof al had overwogen dat er een ontbindende voorwaarde was opgenomen in de koopovereenkomst tussen partijen. Deze voorwaarde hield in dat de koper, [geïntimeerden], al het mogelijke diende te doen om de bestemmingswijziging te verkrijgen. Het hof heeft in deze uitspraak vastgesteld dat de bestemmingswijziging niet voor 1 juli 2012 gerealiseerd kon worden, en dat [geïntimeerden] zich niet voldoende heeft ingespannen om deze wijziging te bewerkstelligen. De getuigenverklaringen van betrokken partijen, waaronder wethouders en vertegenwoordigers van de gemeente, zijn in de beoordeling meegenomen. Het hof concludeert dat, ongeacht de inspanningen van [geïntimeerden], de kans op een positieve beslissing van de gemeente voor de bestemmingswijziging zeer klein was. Hierdoor kan [geïntimeerden] een beroep doen op de ontbindende voorwaarde en de retro-overdracht van het perceel eisen. De zaak is aangehouden voor een comparitie van partijen om te bezien of er een minnelijke regeling kan worden getroffen.