ECLI:NL:GHSHE:2016:1832

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 mei 2016
Publicatiedatum
10 mei 2016
Zaaknummer
200.152.207_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Groepsaansprakelijkheid bij diefstal van elektriciteit ten behoeve van hennepteelt

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 10 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aansprakelijkheid van een appellant voor schade die is ontstaan door diefstal van elektriciteit ten behoeve van hennepteelt. De appellant, die in een woning verbleef waar een hennepkwekerij was aangetroffen, werd door Enexis B.V. aangesproken op basis van artikel 6:166 van het Burgerlijk Wetboek, dat groepsaansprakelijkheid regelt. Het hof oordeelde dat de appellant, hoewel hij niet de eigenaar of huurder van de woning was, toch aansprakelijk was voor de schade die Enexis had geleden door het illegaal afnemen van elektriciteit. De appellant had immers bijgedragen aan de hennepkwekerij door de planten water te geven en had voordeel genoten van zijn verblijf in de woning.

Het hof heeft vastgesteld dat de appellant vanaf 1 november 2009 in de woning verbleef en dat er op 12 januari 2010 een politie-inval plaatsvond waarbij de hennepkwekerij werd ontdekt. De appellant had erkend dat hij betrokken was bij de kwekerij, maar betwistte de omvang van de schade die Enexis had geleden. Het hof oordeelde dat de schadevergoeding van € 4.264,76 terecht was toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de constatering van het onrechtmatig handelen. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de rechtbank Breda voor wat betreft de schadevergoeding, maar bekrachtigde het vonnis voor het overige, inclusief de proceskostenveroordeling.

De uitspraak benadrukt de toepassing van groepsaansprakelijkheid in gevallen van onrechtmatig handelen en de verantwoordelijkheden van individuen binnen een groep, zelfs als zij niet direct betrokken zijn bij het onrechtmatige gedrag.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.152.207/01
arrest van 10 mei 2016
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
verder te noemen “ [appellant] ”,
advocaat: mr. R.A.H. van Huijgevoort te Tilburg,
tegen
Enexis B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
verder te noemen “Enexis”,
advocaat: mr. G.E.M.C. Reinartz te Eindhoven,
als vervolg op de door het hof gewezen tussenarresten van 9 december 2014 en 29 december 2015 in het hoger beroep van het door de rechtbank Breda onder zaaknummer 236189/HA ZA 11-1001 gewezen vonnis van 12 september 2012.

8.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 29 december 2015;
  • een akte zijdens Enexis met de bijlagen 1 tot en met 22.
Hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [appellant] geen antwoordmemorie genomen. Het hof heeft vervolgens een datum voor arrest bepaald.

9.De verdere beoordeling

9.1.
Het hof volhardt bij hetgeen het heeft overwogen en beslist in het arrest in incident en in het tussenarrest van 29 december 2015. In het tussenarrest heeft het hof – zakelijk weergegeven – geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat [appellant] de hennepkwekerij heeft ingericht, de illegale stroomaftakking (mede) heeft aangelegd of heeft doen aanleggen, noch dat hij eigenaar of (onder)huurder was van de woning waarin de kwekerij is aangetroffen. Nadat Enexis bij memorie van antwoord de grondslag van haar vordering had aangevuld met een beroep op het bepaalde in artikel 6:166 BW, is [appellant] toegelaten om op die nieuwe grondslag te reageren. Die reactie is uitgebleven.
9.2.
Uit hetgeen [appellant] zelf bij memorie van grieven aanvoert blijkt het navolgende. [appellant] heeft ten minste vanaf 1 november 2009 verbleven in een woning aan de [straatnaam][huisnummer 1] in [plaats] . Bij een politieonderzoek is op 12 januari 2010 een in werking zijnde hennepkwekerij in deze woning aangetroffen. [appellant] had naar eigen zeggen in een coffeeshop een man ontmoet die hem een gratis slaapplaats aanbood in deze woning. [appellant] heeft al snel bemerkt dat zich in die woning een hennepkwekerij bevond. Vervolgens heeft hij bemoeienis gehad met die kwekerij, doordat hij de planten af en toe water heeft gegeven. In ruil daarvoor zou hij per drie maanden een bedrag van € 1.000,= ontvangen. Dat bedrag heeft hij ook één maal ontvangen. Ten bate van de teelt in deze woning was een aftakking gemaakt vanaf de stroommeter waardoor het verbruik van stroom ten bate van de kwekerij niet door de meter werd geregistreerd.
9.3.
Uit het voorgaande volgt dat [appellant] zich tezamen en in vereniging met anderen, in groepsverband, schuldig heeft gemaakt aan het telen van hennep. Hij heeft daar ook voordeel uit genoten in de vorm van gratis verblijf in de woning en een vergoeding van € 1.000,= per kwartaal. Hij is daar strafrechtelijk voor veroordeeld. Bij de teelt van deze hennep is gebruik gemaakt van stroom zonder dat dat verbruik is geregistreerd, waardoor het verbruik van deze elektriciteit niet is betaald aan een stroomleverancier. De kosten van elektriciteit die wel wordt verbruikt, maar welk verbruik niet wordt geregistreerd, komen – naar de netwerkbeheerder onweersproken heeft gesteld - voor rekening van de netwerkbeheerder, die hierdoor schade lijdt in de vorm van de kosten voor de aldus verbruikte stroom. Dat betekent dat de diefstal van stroom bij het kweken van hennep direct schade oplevert voor de netwerkbeheerder.
9.4.
Enexis heeft haar vordering bij memorie van antwoord (mede) gebaseerd op een aansprakelijkheid die voortvloeit uit het bepaalde in artikel 6:166, lid 1 BW.
De regeling van artikel 6:166 BW voorziet in een individuele aansprakelijkheid van tot een groep behorende personen (deelnemers) voor onrechtmatig door een lid of leden van de groep toegebrachte schade. De mate van betrokkenheid van de afzonderlijke deelnemers bij het onrechtmatig handelen is niet van belang. Deze individuele aansprakelijkheid vindt haar rechtvaardiging in een ieders bijdrage aan het in het leven roepen van de kans dat zodanige schade zou ontstaan. Zij vindt haar begrenzing in de eis dat de kans op het aldus toebrengen van schade hen had behoren te weerhouden van hun gedragingen in groepsverband (vgl. HR 2 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:2914).
9.5.
In de onderhavige zaak is vanuit een groep personen onrechtmatig schade toegebracht aan Enexis door bij de illegale kweek van hennep gebruik te maken van stroom die via het netwerk van Enexis werd getransporteerd, waarbij een voorziening was aangelegd waardoor dat verbruik niet werd geregistreerd. Door mee te werken aan het kweken van deze hennep en toezicht te houden in de woning heeft [appellant] verwijtbaar bijgedragen aan het in het leven roepen van de kans dat zodanige schade zou ontstaan. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat bij de illegale productie van hennep doorgaans gebruik wordt gemaakt van elektriciteit zonder dat het verbruik daarvan wordt geregistreerd en vergoed. Wanneer [appellant] nalaat om bij het aantreffen van de kwekerij te verifiëren hoe de stroomvoorziening is aangelegd, kan hij zich daarom niet beroepen – gelijk hij doet - op de omstandigheid dat hij dit niet heeft geweten. Aangenomen mag worden dat hij in dat geval de kans voor lief heeft genomen dat de stroom illegaal werd afgetapt.
9.6.
Aldus is voldaan aan alle vereisten voor het aannemen van aansprakelijkheid op grond van deze bepaling zoals die voortvloeien uit de wetshistorie van dit artikel. Degene die de schade rechtstreeks heeft toegebracht (het aanleggen van de kwekerij inclusief de illegale aftakking) heeft daarmee onrechtmatig gehandeld jegens Enexis, die hierdoor schade heeft geleden. De kans op die schade was zo groot (bij ingebruikname van de kwekerij: 100%) dat deze de tot de groep behorende personen ervan had moeten weerhouden deel te nemen aan de gedraging in groepsverband (het kweken van hennep). [appellant] is hiervoor, als tot de groep behorende persoon, ook aansprakelijk omdat hem schuld treft. Uit de omstandigheid dat [appellant] volmondig toegeeft dat hij de planten heeft verzorgd door ze water te geven volgt dat hij de kwekerij operationeel heeft gehouden en bij het aantreffen van de kwekerij de daarin aanwezige lampen en elektrische apparatuur niet heeft uitgeschakeld. In elk geval is niet gesteld of gebleken dat hij aldus heeft gehandeld. Door dit na te laten is [appellant] er mede verantwoordelijk voor dat de schade voor Enexis is ontstaan, althans heeft kunnen toenemen. Grief 1 faalt.
9.7.
Met grief 2 betwist [appellant] de omvang van de door Enexis gestelde schade. Uit het door Enexis bij memorie van antwoord overgelegde proces-verbaal houdende kennisgeving van inbeslagname volgt dat bij de inval 78 lampen van 400 watt in beslag zijn genomen, alsmede 3 afzuigventilatoren, een dompelpomp en een elektrische kachel. De door Enexis gestelde vermogens zijn door [appellant] niet gemotiveerd betwist. Ten aanzien van een aantal andere ventilatoren is niet duidelijk of zij in beslag zijn genomen. Aan de berekening van de schade heeft Enexis ten grondslag gelegd dat er nog vier andere ventilatoren en één lamp zijn aangetroffen. Uit het proces-verbaal blijkt dat naast drie “luchtafzuigers” nog 5 andere ventilatoren in beslag zijn genomen. Daaruit leidt het hof af dat ook de door Enexis op pagina 5 van de dagvaarding in eerste aanleg naast de drie afzuigventilatoren van kamer 1 en kamer 3 genoemde vier ventilatoren in beslag zijn genomen. De discussie ten aanzien van de aanwezige apparatuur beperkt zich dan tot de vraag of er 78 of 79 lampen in beslag zijn genomen. Volgens de berekening van de schade op pagina 6 van de dagvaarding in eerste aanleg berekent Enexis voor het verbruik van de volgens haar in kamer 2 aanwezige lamp 221,760 kWh. Nu uit het proces-verbaal van inbeslagneming niet blijkt dat deze lamp is aangetroffen, zal het hof dit verbruik bij de begroting van de schade buiten beschouwing laten. Een aanspraak op een vergoeding voor dit verbruik is niet komen vast te staan.
9.8.1.
[appellant] heeft voorts betwist dat hij gedurende twee kweekrondes bij de hennepkwekerij betrokken is geweest, daartoe stellende dat hij pas vanaf 1 november 2009 in de woning heeft verbleven. Onweersproken is dat de planten die bij de inval op 12 januari 2010 werden aangetroffen ongeveer zes en zeven weken oud waren. Voorts neemt het hof in aanmerking dat [appellant] strafrechtelijk is veroordeeld voor – zakelijk weergegeven – het medeplegen van het kweken van hennep in de periode van 1 december 2009 tot en met 12 januari 2010. Dat [appellant] ook vóór 1 december 2009 betrokken is geweest bij de kwekerij kan dus niet worden aangenomen op grond van de veroordeling in de strafzaak. Uit de aangetroffen plantenresten in kamer twee volgt dat voorafgaand aan de aangetroffen kweek een eerdere kweekronde moet hebben plaatsgevonden. Uit de inhoud van de memorie van grieven volgt dat [appellant] erkent vanaf 1 november 2009 in de woning te hebben verbleven. Van een langduriger verblijf in de woning of betrokkenheid bij de kwekerij dan vanaf 1 november 2009 is in rechte niet gebleken. Enexis heeft in dit verband nog gewezen op de omstandigheid dat [appellant] per drie maanden € 1.000,= zou ontvangen en op het feit dat hij erkent ook één maal dit bedrag te hebben ontvangen. Dit rechtvaardigt echter op zich nog niet de conclusie dat [appellant] bij de ontvangst van dat bedrag al drie maanden in de woning aanwezig was geweest.
Enexis heeft verder niet gesteld vanaf wanneer [appellant] in de woning heeft verbleven, noch concreet bewijs aangeboden van het feit dat Dat [appellant] ook al vóór 1 november 2009 in de woning heeft verbleven. Voor zover Enexis in het algemeen bewijs aanbiedt, is dat naar het oordeel van het hof onvoldoende specifiek en gaat het hof daaraan voorbij.
Het hof gaat er daarom van uit dat [appellant] vanaf 1 november 2012 bij de kwekerij betrokken is geweest.
9.8.2.
Het verblijf betreft tot 12 januari 2010 een periode van in totaal ongeveer 10 weken. In dat geval kan Enexis aanspraak maken op een vergoeding voor de in kamer 1 aangetroffen kweek (zes weken oud) en de laatste vier weken van een daaraan voorafgaande kweek (waarvan de bloeifase vijf weken duurde). Voor kamer 2 kan Enexis aanspraak maken op 85,680 kWh voor de aangetroffen ventilator. Over de vergoeding voor de volgens Enexis in kamer 2 aangetroffen lamp is hiervoor in r.o. 9.7 geoordeeld. Ten slotte kan Enexis aanspraak maken op een vergoeding voor de in kamer 3 aangetroffen teelt (7 weken) en de drie daaraan voorafgaande weken van een voorgaande teelt. In totaal komt dat neer op het navolgende verbruik:
kamer 1 aangetroffen : 11.137,392
kamer 1 voorafgaand : 6.168,288 (4/5e x 7.710,360 uit de bloeifase)
kamer 2 : 85,680
kamer 3 aangetroffen : 17.519,040
kamer 3 voorafgaand :
6.516,720(3/5e x 10.861,200 uit de bloeifase)
totaal : 41.427,120 kwH
Bij een kWh-prijs van € 0,0891 komt dit neer op een schadevergoeding van € 3.691,16. De overige schadeposten tot een totaal van € 573,6 zijn door [appellant] niet betwist. Vermeerderd met dat bedrag stelt het hof de door [appellant] aan Enexis te betalen schadevergoeding vast op € 4.264,76. Grief 2 slaagt, voor zover in eerste aanleg een hoger bedrag is toegewezen.
9.9.
Bij dagvaarding in eerste aanleg heeft Enexis tevens de betaling gevorderd van de wettelijke rente vanaf de dag waarop het onrechtmatig handelen is geconstateerd, 12 januari 2010. Tegen het toewijzen van deze rente is geen grief aangevoerd. Evenmin is een grief aangevoerd tegen de beslissing om [appellant] te veroordelen in de kosten van de eerste aanleg. Het vonnis waarvan beroep zal daarom bekrachtigd worden, behoudens ten aanzien van de omvang van het toewijsbare bedrag.
9.10.
Nu in hoger beroep de grief met betrekking tot de aansprakelijkheid niet slaagt, is het hof van oordeel dat [appellant] op het principiële punt in het ongelijk is gesteld. Dat hij voor wat betreft de omvang van de schade deels in het gelijk wordt gesteld acht het hof niet voldoende om af te zien van een veroordeling van [appellant] in de kosten van dit geding. Beslist wordt daarom als na te melden.

10.De uitspraak

Het hof:
vernietigt het vonnis van 12 september 2012 waarvan beroep, ten aanzien van het dictum sub 4.1, en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [appellant] om aan Enexis te betalen een bedrag van € 4.264,76 (zegge vierduizend tweehonderdvierenzestig euro zesenzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente (als bedoeld in art. 6:119 BW) daarover vanaf 12 januari 2010 tot de dag der voldoening;
bekrachtigt het vonnis voor het overige;
veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep, en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van Enexis op € 1.264,= aan salaris advocaat, waarvan € 632,= in het incident en € 632,= in de hoofdzaak;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.M. Brandenburg, R.J.M. Cremers en A.J. Henzen en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 10 mei 2016.
griffier rolraadsheer