3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a. [appellante] , geboren op [geboortedatum] 1979, is op 16 april 2004 in dienst getreden bij de (rechtsvoorgangster van) [verweerster] . [appellante] vervulde de functie van medewerkster algemeen schoonmaakonderhoud. Haar salaris bedroeg laatstelijk € 11,46 bruto per uur, te vermeerderen met een vakantietoeslag van 8%.
[appellante] verrichtte haar werkzaamheden laatstelijk op het object Brabantwater in
[locatie] . Sinds 23 april 2014 is [appellante] arbeidsongeschikt.
De opdrachtgever van het object Brabantwater heeft de schoonmaakwerkzaamheden aldaar per 1 juni 2015 opnieuw aanbesteed en heeft daarbij de eis gesteld dat de schoonmakers de Nederlandse taal machtig dienen te zijn. [appellante] heeft in dat kader op 11 december 2014 een intake gedaan voor een taalcursus ‘Taal in de schoonmaak’. Uit de intake bleek dat [appellante] de Nederlandse taal onvoldoende beheerste om aan de taalcursus deel te kunnen nemen. In een gesprek op 7 januari 2015 heeft [verweerster] dit met [appellante] besproken en aangegeven welke mogelijkheden er zijn. [verweerster] heeft de inhoud van dit gesprek bij brief van 12 januari 2015 aan [appellante] bevestigd. In de brief staat onder meer het volgende vermeld:
“Zoals besproken tijdens het gesprek zijn er verschillende mogelijkheden wanneer u per 1 juni 2015 de Nederlandse taal niet voldoende machtig bent om u een werkplek aan te kunnen bieden op Brabantwater. Op dit moment bent u arbeidsongeschikt en is dit niet aan de orde, maar wanneer we ervan uit gaan dat u op 1 juni 2015 arbeidsgeschikt bent, dan gelden de volgende mogelijkheden:1) In het geval dat [verweerster] de opdrachtgever behoudt:- Omdat wij u per 1 juni 2015 geen werkplek kunnen aanbieden bij Brabantwater,dienen wij u conform cao te herplaatsen op een object die binnen een straal van 30km. vanaf uw woonadres gelegen is. (…)2) [verweerster] behoudt de opdrachtgever Brabantwaterniet. In dat geval gaat een anderschoonmaakbedrijf het schoonmaakonderhoud op het object Brabantwaterverzorgen. Conform cao dient het overnemende schoonmaakbedrijf u een contractaan te bieden.- Het andere schoonmaakbedrijf kan u ook niet plaatsen op het object Brabantwaterdaar u de Nederlandse taal onvoldoende machtig bent. Ook zij zullen u, conformde cao, moeten herplaatsen op een object die binnen een straal van 30 km. vanafuw woonadres gelegen is. (…)Wij willen benadrukken dat bij een herplaatsing geldt dat u herplaatst mag worden binnen een straal van 30 km. vanaf uw woonadres. Het kan dus ook zo zijn dat u geplaatst wordt op een object die bijvoorbeeld 29 km. vanaf uw woonadres gelegen is. Dit is voor u niet gunstig, maar dit is conform cao wel een juist aanbod.”
Op 3 juli 2015 heeft [appellante] het spreekuur van de bedrijfsarts bezocht. De bedrijfsarts heeft geadviseerd te starten met de re-integratie met twee maal twee uur per week en dit om de twee weken uit te breiden met twee uur per week. [appellante] is op die dag aansluitend bij de casemanager, mevrouw [casemanager] , op gesprek geweest, waarbij ook de echtgenoot van [appellante] , alsmede de heer [operationeel manager bij verweerster] van [verweerster] aanwezig waren. In dit gesprek is besproken dat [verweerster] zou gaan kijken waar [appellante] de integratiewerkzaamheden zou gaan uitvoeren, omdat Brabantwater geen optie was.
[appellante] is uitgenodigd voor een gesprek met [verweerster] op 10 juli 2015 om te bespreken waar zij de re-integratieactiviteiten kan uitvoeren. [appellante] heeft zich tijdens dat gesprek agressief gedragen, zoals in de hierna onder h genoemde brief van [verweerster] staat beschreven.
Naar aanleiding van de gebeurtenissen tijdens het gesprek op 10 juli 2015 is [appellante] bij brief van dezelfde datum door [verweerster] geschorst.
Bij brief van 13 juli 2015 heeft de bedrijfsarts de volgende verklaring afgelegd:
“Mevrouw [appellante] staat ziek gemeld vanwege klachten op persoonlijk en sociaal functioneren. Deze klachten zijn niet van dien aard dat werkneemster niet de consequenties van haar handelen kan overzien.Ik heb van de werkgever begrepen dat werkneemster zich in het laatste gesprek met de werkgever agressief heeft gedragen. Dit gedrag valt niet terug te voeren op haar medische klachten en is geen gevolg van haar ziekte. Zij moet bovendien, gezien het voorgaande, in staat zijn de consequenties van dit gedrag te overzien.”
Op 14 april 2015 heeft [verweerster] [appellante] op staande voet ontslagen. Bij brief van 14 april 2015 heeft [verweerster] het ontslag op staande voet schriftelijk aan [appellante] bevestigd. Met betrekking tot de reden voor het ontslag wordt in deze brief het volgende vermeld:
“Bij brief van 10 juli 2015 bent u geschorst naar aanleiding van het incident dat die dag heeft plaatsgevonden. Wij hebben u die dag geschorst om ons te beraden en onderzoek te doen. (…)
In het kader van ons onderzoek hebben wij op maandag 13 juli 2015 contact gehad met de bedrijfsarts en bent u vandaag gehoord. De uitkomst is dat besloten is u op staande voet te ontslaan. (…)
Op vrijdag 10 juli 2015 heeft een gesprek plaatsgevonden op ons regiokantoor te [vestigingsplaats] met als doel te bespreken waar u uw re-integratieactiviteiten kon uitvoeren. Bij dit gesprek waren naast u en uw partner, de heer [operationeel manager bij verweerster] (operationeel manager) en mevrouw [HR-adviseur en casemanager van verweerster] (HR-adviseur) aanwezig.
De heer [operationeel manager bij verweerster] en mevrouw [HR-adviseur en casemanager van verweerster] hebben u uitgelegd dat een object in [locatie] beschikbaar was om uw re-integratieactiviteiten te starten.Bij het horen van de plaatsnaam ‘ [plaatsnaam] ’ schreeuwde u plots boos in het Turks. Uw man vertaalde en gaf aan dat u schreeuwde dat u daar nooit kon komen. U bent vervolgens heel boos geworden. U hebt de tafel gepakt en getracht deze op de heer [operationeel manager bij verweerster] en mevrouw [HR-adviseur en casemanager van verweerster] te gooien, althans om te gooien. De heer [operationeel manager bij verweerster] heeft de tafel tegen moeten houden. Vervolgens hebt u de stoel waar u op zat opgepakt en rondgezwaaid. Een tweede stoel waar u man op zat, hebt u in de richting van de heer [operationeel manager bij verweerster] en mevrouw [HR-adviseur en casemanager van verweerster] geprobeerd te gooien. U hebt gemist, maar hierdoor wel de twee deuren en de wand tussen de deuren beschadigd. Ook hebt u de lamellen van de ramen afgetrokken. Een deel van de lamellen is er volledig afgetrokken, een deel is afgescheurd.Vanaf het moment dat u de tafel trachtte (om) te gooien, heeft uw man geprobeerd u in bedwang te houden. Dit lukte pas nadat u de lamellen van de ramen had afgetrokken. Uiteindelijk bent u bedaard en bent u gaan zitten. Mevrouw [HR-adviseur en casemanager van verweerster] heeft getracht nogmaals uit te leggen wat u was aangeboden, maar u wilde niet luisteren. U bent vervolgens gaan krijsen en hebt een aantal keer het woord ‘ziek’ gekrijst, en wel zodanig dat dit te horen was voor andere collega’s in het gebouw.Uiteindelijk hebben uw man en u het pand verlaten.
Naast het feit dat u met uw gedrag schade hebt toegebracht aan ons kantoor, hebben de heer [operationeel manager bij verweerster] en mevrouw [HR-adviseur en casemanager van verweerster] uw gedrag als (be)dreigend ervaren.
De bedrijfsarts heeft verklaard dat geen medische reden ten grondslag ligt aan uw gedrag.Tijdens het gesprek vandaag hebt u erkend dat u boos bent geworden en hebt u gezegd dat dit uw manier is om af te koelen.
[verweerster] is van oordeel dat uw gedragingen op 10 juli 2015 zoals hiervoor omschreven volstrekt onaanvaardbaar zijn en ieder afzonderlijk en in ieder geval in onderlinge samenhang bezien een dringende reden opleveren die een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt. Met het schreeuwend en met meubilair te lijf gaan van collega’s en het toebrengen van schade aan onze eigendommen althans ons kantoor, hebt u uw verplichtingen krachtens uw arbeidsovereenkomst grovelijk veronachtzaamd. U bent het vertrouwen van [verweerster] in ieder geval onwaardig geworden. (…)”
3.2.1.In eerste aanleg heeft [appellante] verzocht het op 14 juli 2015 verleende ontslag op staande voet te vernietigen, de arbeidsovereenkomst te herstellen en [verweerster] te verplichten het loon door te betalen vanaf 14 juli 2015, te vermeerderen met 50% wegens te late voldoening voor zover het salaris te laat is voldaan.
3.2.2.[verweerster] heeft gemotiveerd verweer gevoerd en een zelfstandig tegenverzoek gedaan. [verweerster] heeft, voor zover de arbeidsovereenkomst op 14 juli 2015 niet reeds rechtsgeldig is opgezegd bij wege van een ontslag op staande voet, verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden, zonder toekenning van enige vergoeding aan [appellante] . Daarnaast heeft [verweerster] verzocht [appellante] te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding aan [verweerster] van
€ 697,-, te vermeerderen met de wettelijke rente.