Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Thema Immo BvbA,
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/03/178200/HA ZA 13-52)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord.
3.De beoordeling
: ”(..) De werkelijke waarde van dit onroerend goed is beduidend hoger dan het bedrag waarvoor u voor dit onroerend goed heeft gekocht, (…). Dit betekent, dat de schuldeisers van de gefailleerden tengevolge van deze onverplicht verrichte rechtshandeling zijn benadeeld. Nu de waarde van het (…) woonhuis het bedrag ad € 385.000,00 aanmerkelijk overtreft, en deze overeenkomst is gesloten binnen een jaar voor de faillietverklaring, wordt de wetenschap van deze benadeling, behoudens tegenbewijs, zowel bij de gefailleerden als bij u vermoed te hebben bestaan. (…) ”
Verordening (EG) nr. 1346/2000 van de Raad van 29 mei 2000 betreffende insolventieprocedures). Wat betreft de bevoegdheid van de Nederlandse rechter verwijst het hof daarbij nog naar het arrest van het Hof van Justitie van de EG van 12 februari 2009, ECLI:NL:XX:2009:BH3636.
“De gevolgen van een insolventieprocedure voor een overeenkomst die recht geeft op de verkrijging of het gebruik van een onroerend goed, worden uitsluitend beheerst door het recht van de lidstaat op het grondgebied waarvan dit onroerend goed gelegen is.”De rechtbank achtte op grond van dit artikel de vraag of de curator de koopovereenkomst tussen [vennoot 1] c.s. en TI terecht buitengerechtelijk heeft kunnen vernietigen onderworpen aan Belgisch recht (het recht van de plaats van ligging van het onroerend goed) van toepassing en stelde bij het tussenvonnis van 23 april 2014 de partijen in de gelegenheid zich over dat oordeel uit te laten en hun stellingen daaraan aan te passen.