In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de appellante. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had op 5 februari 2016 geoordeeld dat de appellante toerekenbaar tekortgeschoten was in de nakoming van haar verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling, waardoor geen schone lei kon worden verleend. De appellante, bijgestaan door haar advocaat mr. S. van Beers, heeft in hoger beroep verzocht om vernietiging van het vonnis en om een verlenging van de schuldsaneringsregeling met een schone lei. Tijdens de mondelinge behandeling op 9 maart 2016 heeft het hof kennisgenomen van de argumenten van de appellante en de bewindvoerder. Het hof heeft vastgesteld dat de appellante niet voldoende heeft gesolliciteerd en nieuwe schulden heeft laten ontstaan, wat in strijd is met de voorwaarden van de schuldsaneringsregeling. Het hof heeft geconcludeerd dat de tekortkomingen van de appellante toerekenbaar zijn en dat er geen aanleiding is om de schuldsaneringsregeling te verlengen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd en het verzoek van de appellante afgewezen.