17.2.De deskundige heeft in zijn deskundigenbericht d.d. de vragen als volgt beantwoord (voor zover thans van belang en verkort weergegeven):
1. Voldoet de bodemrapportage van IDDS van 3 april 2009 aan de eisen die naar de professionele standaard daaraan gesteld kunnen worden en blijkt daaruit in voldoende mate van de aanwezige verontreiniging ter plaatse?
"(…) In algemene zin kan gesteld worden: de bodemrapportage van IDDS van 3 april 2009 voldoet aan de eisen die daar aan worden gesteld en de ter plaatse aanwezige verontreiniging blijkt daaruit in voldoende mate."
2. Voldoet het saneringsplan van IDDS van 3 april 2009 aan de eisen die naar de professionele standaard daaraan gesteld mogen worden?
" (…) Het saneringsplan van IDDS van 3 april 2009 voldoet aan de eisen die naar de professionele standaard daaraan gesteld mogen worden."
3. Is in de bodemrapportage ten aanzien van de staat van de vloer ter plaatse van de galvanoafdeling van juiste uitgangspunten uitgegaan en moet in het saneringsplan, mede gelet op eventuele nalevering, al dan niet met extra werkzaamheden en kosten rekening worden gehouden?
"(…) Er mag van worden uitgegaan dat deze vloer, als deze onbeschadigd is, de vereiste vloeistof kerende werking heeft. Derhalve zal de staat van de naden en de aansluitingen op overige verhardingen de daadwerkelijke vloeistofdichtheid in praktijk bepalen. In het kader van de NRB (Nederlandse Richtlijn Bodembescherming) kunnen door bevoegd gezag eisen gesteld worden. Op 5 augustus 2008 heeft een locatie inspectie in kader van het bodemonderzoek plaats gevonden. Het is op zich geen doel van een locatie inspectie om de werking van een vloeistofdichte vloer te controleren. Hiervoor is een specifieke deskundigheid nodig en dit is geen doelstelling van vooronderzoek in het kader van bodemonderzoek. Het ligt in de rede dat een opmerking gemaakt zou zijn over de vloeistofdichte vloer als deze bij visuele inspectie in slechte staat of ogenschijnlijk niet (meer) vloeistofdicht zou zijn. Dit vormt namelijk een potentieel risico voor de bodemkwaliteit. Ten tijde van deze locatie inspectie was de betreffende vloeistofdichte vloer 18 jaar oud. Voor zover opgemaakt kan worden uit het rapport is geen melding gemaakt van eventueel niet functioneren van de vloeistofdichte vloer, aan de hand van de visuele waarnemingen.
Aangenomen wordt dat het merendeel van de nikkelverontreiniging in de bodem voor 1990 is ontstaan. Vanaf 1987 geldt bovendien het Zorgplicht artikel dat zegt dat bodemverontreiniging die vanaf dan ontstaat direct ongedaan moet worden gemaakt."
4. Zijn de vereisten van de Wet bodembescherming en de overige toepasselijke milieuregelgeving op juiste wijze toegepast en meegewogen in de rapporten van 3 april 2009?
"Antwoord: de vereisten van de Wet bodembescherming en de aanvullende regelgeving zijn op herkenbare en navolgbare wijze toegepast en meegewogen in de rapporten van 3 april 2009."
5. Is aannemelijk dat de in het saneringsplan vermelde (minimale) maatregelen leiden tot een
goedkeurend besluit van de gemeente?
"(…) Gezien het feit dat het bodemonderzoek voldoet (eerder geconcludeerd) en het saneringsplan voldoet (aan de Wbb) is het aannemelijk dat de gemeente een goedkeurende verklaring afgeeft over de maatregelen. Dit mede gezien het feit dat monitoring plaats vindt waardoor de vinger aan de pols van de grondwaterverontreiniging met nikkel gehouden wordt. (…)."
6. Kunt u een zo precies mogelijke inschatting maken van de saneringskosten die verband zullen houden met die maatregelen?
"De verwachting in het saneringsplan is dat binnen twee jaar de saneringsdoelstelling (stabiele eindsituatie) wordt bereikt. De peilbuizen worden jaarlijks bemonsterd, vooralsnog over een periode van 7 jaar. Er is een indicatieve kostenraming opgenomen voor het geval de sanering (maximaal) 10 jaar duurt. Dit is de door bevoegd gezag goedgekeurde variant. De kosten van deze variant zijn door de deskundige indicatief geraamd op € 171.335,00 exclusief BTW (zie bijlage).
Toevoeging: indien de saneringsdoelstelling binnen/na 10 jaar niet gehaald is, dient deze behaald te worden binnen/na 30 jaar (wettelijke norm). Derhalve is door deskundige ook een
indicatieve kostenraming opgenomen voor deze periode van in totaal (maximaal) 30 jaar. De
kosten zijn voor die periode indicatief geraamd op € 398.3345,00 exclusief BTW (zie bijlage)."
7. Heeft u voor het overige nog opmerkingen waarvan u het zinvol acht dat het hof daarvan
kennis neemt?
"Antwoord: de feitelijke grondslag voor de vragen en het ontstane geschil is mogelijk de achterliggende vraag: “wat werd verwacht?”. Deze verwachting bij partijen is meestal ‘diffuus’, omdat:
- het onderwerp is meestal ondergeschikt bij een overname, en
- partijen zijn zelf niet deskundig op dit specifieke terrein. (…)."