.Het hof is van oordeel dat de rechtbank terecht en op goede gronden die het hof overneemt en tot de zijne maakt de verzoeken van de vader heeft afgewezen.
Gebleken is dat de door het gerechtshof ’s-Gravenhage in voornoemde beschikking van
13 oktober 2010 gestelde zwaarwegende gronden tegen omgang tussen de vader en [dochter 1] en [dochter 2] - wat daarvan ook de reden moge zijn - onverminderd aanwezig zijn. [dochter 1] is sinds april 2014 wederom in behandeling voor posttraumatische stressklachten. Blijkens een door de moeder in hoger beroep overgelegde verklaring van mevrouw [GZ-psycholoog], GZ-psycholoog, d.d. 8 januari 2015, is de huidige behandeling opgestart omdat [dochter 1] opnieuw met boosheid en angst reageert op recente gebeurtenissen met haar (stief)broers of spanningen in het gezin. Zij ervaart regelmatig onveiligheid en herinnert zich beelden van de mishandeling van de (stief)broertjes door de vader. [dochter 1] is erg bang voor de vader en wil geen contact met hem. Contactverzoeken van de vader resulteren bij [dochter 1] in nachtmerries en slaapproblemen.
De laatste maanden zijn de klachten van [dochter 1] gestabiliseerd, maar de inschatting is dat het evenwicht nog broos is. Bij de minste spanningen in het gezin ervaart [dochter 1] nieuwe klachten.
Ook bij haar verhoor heeft [dochter 1] doen blijken van ernstige bezwaren tegen omgang met de vader. Door de procedure kan zij zich niet goed concentreren op school, zo heeft zij gesteld.
Inmiddels lijken zich ook bij [dochter 2], die geen rechtstreekse herinneringen aan de man heeft, effecten van het huiselijk geweld te manifesteren.
Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat contacten met de man alsook (alleen al) onderzoek naar de mogelijkheden daartoe (nog) te belastend zijn, niet alleen voor [dochter 1] en [dochter 2], maar voor het gehele gezinssysteem waarvan zij deel uitmaken.
Ook de door de vader verzochte informatieregeling acht het hof, gelet op de weerstand van de moeder daartegen en de weerslag die dat weer op het gezin zal hebben, niet in het belang van [dochter 1] en [dochter 2].