In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
Laurentius verhuurt vanaf 7 januari 2004 aan [appellante] de zelfstandige woonruimte staande en gelegen aan [het adres] te [plaats]. Op de huurovereenkomst is het Huurreglement Woningbouwvereniging St. Laurentius van toepassing.
De kale huurprijs bij aanvang van de huur bedroeg € 600,= per maand. Tot 1 juli 2013 heeft Laurentius een huur berekend van € 679,17, welk bedrag ook maandelijks door [appellante] is voldaan. Bij brief van 26 april 2013 heeft Laurentius [appellante] een voorstel tot huurprijsverhoging gedaan per 1 juli 2013 met een bedrag van € 44,15 per maand. Dat komt neer op een verhoging van de huurprijs met 6,5%, waardoor de netto huurprijs komt op € 723,32 per maand. [appellante] heeft bij brief van haar gemachtigde van 18 juni 2013 bezwaar gemaakt tegen de voorgestelde huurprijsverhoging en verzocht om een aangepast voorstel. Laurentius heeft daaraan geen gevolg gegeven en is de nieuwe huurprijs in rekening gaan brengen. [appellante] is deze vervolgens onder protest gaan betalen.
3.2.1.In eerste aanleg vorderde [appellante] - zakelijk weergegeven - te verklaren voor recht dat de voorgestelde huurprijsverhoging per 1 juli 2013 ad 6,5% onredelijk is en niet mag worden doorgevoerd, alsmede de vaststelling van een redelijke huurprijs per 1 juli 2013, met veroordeling van Laurentius tot terugbetaling van al hetgeen [appellante] na vaststelling te veel heeft betaald aan huurpenningen en met veroordeling van Laurentius in de kosten van het geding, alles voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
3.2.2.Aan deze vordering heeft [appellante], kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.
Het gehuurde betreft een zelfstandige woning als bedoeld in artikel 7:247, lid 2 BW, zogenaamde geliberaliseerde woonruimte (ook wel niet-DAEB-woonruimte genoemd). De bepalingen van artikel 7:246 tot en met 7:265 BW zijn, behoudens voor zover genoemd in artikel 7:247, lid 1 BW, niet op de huurovereenkomst van toepassing. Een eenzijdig wijzigingsbeding maakt geen onderdeel uit van de huurovereenkomst. Laurentius is daarom niet bevoegd eenzijdig de huurprijs te wijzigen. Een dergelijke wijziging kan slechts worden toegepast indien daarover overeenstemming bestaat tussen partijen. Een verhoging van de huurprijs met 6,5% is bovenmatig en niet redelijk en is daarom voor [appellante] onaanvaardbaar.
3.3.1.[appellante] heeft in hoger beroep tegen dit oordeel drie grieven aangevoerd. Zij heeft geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en vordert in hoger beroep, na wijziging en vermeerdering van eis bij memorie van grieven, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, als volgt:
“1. Primair te verklaren voor recht dat de jaarlijkse huurprijsverhoging door Laurentius jegens [appellante] vanaf 2005, althans een door u in goede justitie te bepalen tijdstip, rechtens zonder grond en/of onrechtmatig en/of naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet is toegestaan en/of onredelijk is;
2. Subsidiair te verklaren voor recht dat de jaarlijkse huurprijsverhoging door Laurentius jegens [appellante] vanaf 2005, althans een door u in goede justitie te bepalen tijd stip, rechtens zonder grond en/of onrechtmatig en/of naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet is toegestaan en/of onredelijk is, voor zover deze huurprijsverhogingen de jaarlijkse inflatiepercentages overstijgen;
3. Meer subsidiair te verklaren voor recht dat de jaarlijkse huurprijsverhoging door Laurentius jegens [appellante] vanaf 2005, althans een door u in goede justitie te bepalen tijdstip, rechtens zonder grond en/of onrechtmatig en/of naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet is toegestaan en/of onredelijk is, voor zover deze huurprijsverhogingen de jaarlijkse door de Minister vastgestelde maximale huurprijsverhoging voor niet geliberaliseerde woonruimte (exclusief de inkomens afhankelijke opslagen) overstijgen;
4. Te verklaren voor recht dat de voorgestelde huurprijsverhoging van Laurentius per 1 juli 2013 ad 6,5% en per 1 juli 2014 ad 4% niet mag worden doorgevoerd, dan wel subsidiair, voor zover nodig ex aequo et bono, een redelijke huurprijsverhoging per 1 juli 2013 respectievelijk 1 juli 2014 te bepalen, daarbij uitgaande van de jaarlijkse inflatiepercentages, dan wel de jaarlijkse door de Minister vastgestelde maximale huurprijsverhoging voor niet geliberaliseerde woonruimte (exclusief de inkomensafhankelijke opslagen);
5. Laurentius te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting, binnen twee weken na het in deze te wijzen vonnis of arrest, aan [appellante] te betalen al hetgeen zij sedert 2005, althans een door u in goede justitie te bepalen tijdstip, onverschuldigd aan Laurentius heeft voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de maandelijkse vervaldata van de door [appellante] teveel betaalde huurpenningen;
6. Laurentius te veroordelen in de kosten van de procedure in eerste aanleg en in hoger beroep, te voldoen binnen 2 weken na het in deze te wijzen arrest en het salaris van de gemachtigde en advocaat van [appellante] daaronder begrepen.”
3.3.2.Laurentius heeft bezwaar gemaakt tegen de vermeerdering van eis en verweer gevoerd tegen de grieven van [appellante]. Gelet op de inhoud van de grieven, gelezen in hun onderlinge samenhang en in samenhang met de wijziging en vermeerdering van eis, beoogt [appellante] kennelijk het geschil in zijn volle omvang opnieuw aan het oordeel van het hof voor te leggen. Het hof zal de grieven 1 en 2 dan ook gezamenlijk behandelen en daarbij het verweer van Laurentius betrekken. Voor zover hieronder niet aangehaald, verwijst het hof voor de grieven, voor de daarop gegeven toelichting en voor het verweer naar de inhoud van de gedingstukken.