3.1.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a. a) [appellant] is eigenaar van de woning aan de [straatnaam][nr 1] in [woonplaats] (hierna: “de woning”) en daar woonachtig.
b) In opdracht van de Gemeente heeft [geïntimeerde 2] vanaf 29 maart 2010 reconstructiewerkzaamheden uitgevoerd aan de [straatnaam] (hierna: “de werkzaamheden”). Bij aanvang van de werkzaamheden is een vooropname verricht van de belendende bebouwing. Aan de woning van [appellant] is daarbij op 29 maart 2010 een exterieuropname uitgevoerd van de voor- en rechterzijgevel van de woning waaruit bleek dat er op meerdere plaatsen aan de buitenkant sprake was van bestaande scheurvorming. Het interieur van de woning is niet opgenomen;
c) Op 29 en 30 maart 2010 heeft [geïntimeerde 2] het asfalt van de [straatnaam] met behulp van rupskranen verwijderd, waarbij de brokken asfalt in kleine stukken zijn gebroken en in een vrachtwagen zijn afgevoerd. Bij die werkzaamheden zijn trillingen ontstaan;
d) Bij brief van 1 april 2010 van zijn assurantietussenpersoon heeft [appellant] de Gemeente aansprakelijk gesteld voor schade aan de woning van [appellant], welke schade zou zijn ontstaan door de werkzaamheden;
e) In opdracht van de CAR-verzekeraar van de Gemeente heeft de expert [expert 1] (hierna: “[expert 1]”) van expertisebureau ALC Groep (hof: kennelijk eerder “Adinex” genaamd; hierna: “ALC”) op 11 augustus 2010 de woning geïnspecteerd. Op 15 september 2010 heeft [expert 1] samen met een expert ([expert 2]) van het door [appellant] ingeschakelde expertisebureau VP Taxatie en Expertise BV (hierna: “VP”) de woning geïnspecteerd.
VP heeft in een rapport van 11 november 2010 melding gemaakt van scheurvorming aan de binnenzijde van de woning en voorts geschreven:
“
(…) De scheurvorming in de buitengevels hebben duidelijk een bestaand karakter, breukvlakken van oudere datum en vervuiling van de scheur. Wat betreft de gememoreerde toename hebben wij geen toename kunnen constateren. (…)
Voor het herstel van bovengenoemde gebreken aan de binnen zijde van de woning (…) zal met het herstel van de gebreken € 4.050,00 exclusief btw gemoeid zijn op basis van bovenstaande specificatie.”
f) [expert 1] heeft op 24 januari 2011 in een e-mail aan [expert 2] van VP geschreven:
“(…) Op basis van de tijdens onze inspectie en de nadien verkregen informatie concluderen wij dat a.g.v. de afstand van de woning tot de kruising van de [straatnaam] waar de werkzaamheden werden uitgevoerd (opbreken asfalt) er geen oorzakelijk verband kan zijn met de geclaimde scheurvorming van het exterieur van de woning. Tevens is de geclaimde scheurvorming van het interieur van de woning zeker niet geheel aan de werkzaamheden toe te rekenen. Tijdens de werkzaamheden zullen wel degelijk trillingen in de woning zijn gevoeld, echter de vraag is of deze trillingen gezien de afstand scheurvorming in het interieur van de woning kan hebben veroorzaakt. (…)”
g) De opstalverzekeraar van [appellant] heeft expertisebureau CED (hierna: “CED”) ingeschakeld. In haar interim-rapport d.d. 8 maart 2011 vermeldt CED dat er volgens opgave van de verzekerde door de werkzaamheden van [geïntimeerde 2] hevige trillingen zijn ontstaan die schade hebben veroorzaakt aan de opstal van [appellant]. De opstalverzekeraar heeft bij brief van 10 maart 2011 laten weten dat schade veroorzaakt door trillingen van dekking is uitgesloten;
h) Nadat [appellant] had geklaagd omtrent de kwaliteit van het onder e) genoemde, op 15 september 2010 door VP uitgevoerde onderzoek, heeft VP op 28 februari 2011 opnieuw een onderzoek uitgevoerd. Daarbij heeft zij Ing. [achitect-ingenieur], blijkens eigen briefpapier architect-ingenieur, (hierna: “[achitect-ingenieur]”) ingeschakeld. [achitect-ingenieur] heeft op 28 maart 2011 in een e-mailbericht aan [appellant] geschreven:
“
(…) Als gevolg van onlangs uitgevoerde wegwerkzaamheden, met volgens uw zeggen zeer zwaar werkverkeer, zijn trillingen ontstaan welke via de ondergrond de rechter zijgevel hebben getroffen.
(…) Uit de horizontale scheurvorming in de separatiewand tussen de beide slaapkamers valt te concluderen dat er een bepaalde zetting in de fundering van de rechter zijgevel moet hebben plaatsgevonden.
Door deze zetting is de rechter zijgevel naar alle waarschijnlijkheid iets verzakt, met als gevolg dat ook de verdiepingsvloer iets is gaan verzakken. De spanning welke daardoor ontstaan is heeft geleid tot de huidige scheurvorming in de separatiewand tussen de beide slaapkamers.
De lichte scheurvorming in de kleine slaapkamer achter en in de badkamer zijn hiervan eveneens een uitvloeisel. (…)”
VP heeft vervolgens in haar rapport van 11 april 2011 geconcludeerd:
“
(…) De schade bestaat uit scheuren en beschadigd stuc- en schilderwerk. Gezien de aard van de schade en gezien de conclusie van de constructeur(hof: hiermee doelt VP op [achitect-ingenieur])
is het zeer aannemelijk dat de schade is ontstaan t.g.v. de werkzaamheden gedurende de gestelde periode.”
De schade binnenshuis werd vervolgens door VP begroot op € 14.912,76.
i. i) Bij brief van 17 mei 2011 heeft [appellant] [geïntimeerde 2] aansprakelijk gesteld voor de geleden schade;
j) Bij brief van 14 september 2011 heeft de heer [expert 1] van ALC geschreven dat hij op 15 september 2010 een inspectie aan de woning heeft uitgevoerd in aanwezigheid en overleg met de heer [expert 2] van VP (zie hiervoor sub e) en dat het hem verbaast dat VP nadien een ander rapport heeft opgesteld (zie hiervoor sub h) met daarin een veel hoger schadebedrag. Voorts schreef hij:
“
(…) gezien de afstand van de woning tot de [straatnaam] is het niet aannemelijk dat als gevolg van deze trillingen scheurvorming in de woning is opgetreden. (…)”
k) Bij brief van 6 februari 2012 heeft de heer [expert 1] van ALC de zienswijze van [achitect-ingenieur] betwist. Volgens ALC wordt de door [achitect-ingenieur] getrokken conclusie op geen enkele wijze middels berekeningen onderbouwd. Volgens ACL betreft de conclusie van [achitect-ingenieur] slechts een aanname.
l) In haar expertiserapport van 24 oktober 2012 heeft ALC geconcludeerd:
“
(…) Uit de kleur van het breukvlak van de aan ons getoonde scheuren in het exterieur kan worden opgemaakt dat deze bestaand zijn. In de thans voorliggende claim is voornoemde scheurvorming ook niet meegenomen. (…)
En voorts, na wederom betwisting van de conclusie van [achitect-ingenieur] die volgens ALC op geen enkele wijze technisch is onderbouwd:
“
(…) Wij schrijven de scheurvorming in het interieur van de woning toe aan normale krimpspanningen (…). Wij stellen dat de thans zichtbare scheurvorming in de tussenwand van de slaapkamers een destijds weggewerkte scheur betreft (….)”