Uitspraak
s-HERTOGENBOSCH
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van ouders tegen de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de ondertoezichtstelling van hun minderjarige zoon, geboren in 2007, is verlengd. De ouders, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. N.P.C.C. Langenberg, hebben verzocht om de beschikking te vernietigen en de ondertoezichtstelling af te wijzen. De Raad voor de Kinderbescherming was ook betrokken in de procedure. Tijdens de mondelinge behandeling op 29 januari 2015 is vastgesteld dat de ouders gezamenlijk het gezag over hun zoon uitoefenen, die sinds augustus 2013 onder toezicht staat van de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant.
De ouders hebben aangevoerd dat de verlenging van de ondertoezichtstelling een te ver strekkende maatregel is, en dat de hulpverlening in een vrijwillig kader moet plaatsvinden. De stichting heeft echter betoogd dat de ouders onvoldoende openstaan voor hulpverlening en dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ontwikkeling van hun zoon te waarborgen. De Raad adviseerde om de ondertoezichtstelling in stand te laten, gezien de kindeigen problematiek van de zoon en de zorgen over de opvoedingssituatie.
Het hof heeft overwogen dat de gronden voor de ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig zijn, en dat de ouders niet in staat zijn om de benodigde opvoedingsvaardigheden te bieden. De druk die de moeder ervaart door de hulpverlening speelt hierbij een belangrijke rol. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het belang van de ontwikkeling van de minderjarige voorop staat.