In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 2 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis dat op 5 maart 2015 bij verstek was gewezen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op de terechtzitting van 5 maart 2015 niet aanwezig was, maar dat zij wel op de hoogte was van deze zitting. Dit blijkt uit het feit dat de oproeping om te verschijnen op 29 december 2014 persoonlijk aan haar was uitgereikt. De verdachte had in een grievenformulier, gedateerd op 20 maart 2015, aangegeven dat zij niet op de zitting kon verschijnen vanwege financiële redenen en omdat zij haar zoon naar school moest brengen.
Volgens de wet heeft een verdachte veertien dagen de tijd om hoger beroep in te stellen na een verstekvonnis. Aangezien de verdachte haar hoger beroep pas op 20 maart 2015 heeft ingesteld, was deze termijn inmiddels verstreken. Het hof heeft geen omstandigheden kunnen vaststellen die de termijnoverschrijding verschoonbaar maken. Daarom heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep. De beslissing is genomen door de meervoudige kamer voor strafzaken, onder leiding van voorzitter mr. A.R.O. Mooy, en in aanwezigheid van de raadsheren mr. A.M.G. Smit en mr. T.A. de Roos. De uitspraak is gedaan ter openbare terechtzitting en is op schrift gesteld door griffier mr. R.P. van der Pijl.