ECLI:NL:GHSHE:2015:5458

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 december 2015
Publicatiedatum
4 januari 2016
Zaaknummer
14/01090 en 14/01091
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake aanslagen zuiveringsheffing voor de jaren 2009 en 2010

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [belanghebbende] B.V. tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Nederland van 18 februari 2013, betreffende aanslagen in de zuiveringsheffing voor de jaren 2009 en 2010. De Rechtbank had de beroepen van belanghebbende ongegrond verklaard. Belanghebbende had voor het jaar 2009 een aanslag van € 52.709,41 opgelegd gekregen, en voor 2010 een aanslag van € 49.242,84. Na bezwaar van belanghebbende handhaafde de Heffingsambtenaar de aanslagen, waarna belanghebbende in beroep ging bij de Rechtbank.

Het Gerechtshof Arnhem - Leeuwarden vernietigde op 12 november 2013 de uitspraak van de Rechtbank voor het jaar 2009, maar bevestigde de uitspraak voor het jaar 2010. Belanghebbende ging in cassatie bij de Hoge Raad, die op 5 december 2014 het beroep gegrond verklaarde en de zaak terugverwees naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling van de aanslag voor het jaar 2010.

Tijdens de zitting op 3 december 2015 heeft het Hof de zaak behandeld. De partijen kwamen tot overeenstemming over het aantal vervuilingseenheden voor 2010, dat op 810,6 werd vastgesteld, wat leidde tot een te betalen bedrag van € 33.023,84. Het Hof vernietigde de uitspraak van de Heffingsambtenaar en verminderde de aanslag voor het jaar 2010 tot dit bedrag. De proceskosten werden door beide partijen gedragen, en het Hof bevestigde dat de Heffingsambtenaar het betaalde griffierecht aan belanghebbende moest vergoeden. De uitspraak werd op 17 december 2015 gedaan.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team belastingrecht
Eerste EMeervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 14/01090 en 14/01091
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Nederland (hierna: de Rechtbank) van 18 februari 2013, nummers AWB 12/239 en AWB 12/986, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de Heffingsambtenaar van Lococensus (belastingkantoor gezamenlijke waterschappen) te Zwolle,
hierna: de Heffingsambtenaar,
betreffende de haar voor het jaar 2009 en 2010 opgelegde aanslagen in de zuiveringsheffing.

Ontstaan en loop van het geding

Aan belanghebbende is voor het jaar 2009 een aanslag in de zuiveringsheffing opgelegd van € 52.709,41, berekend naar 1.293,80 vervuilingseenheden (hierna: v.e.).
Na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar heeft de Heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2010 een aanslag in de zuiveringsheffing opgelegd van € 49.242,84, berekend naar 1.208,71 v.e. Met toestemming van de Heffingsambtenaar heeft belanghebbende tegen de voor het jaar 2010 opgelegde aanslag rechtstreeks beroep ingesteld bij de Rechtbank.
De Rechtbank heeft de beide beroepen bij uitspraak van 18 februari 2013 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld
bij het Gerechtshof Arnhem - Leeuwarden. Dit Hof heeft bij schriftelijke uitspraak van 12 november 2013, nummers 13/00367 en 13/00368, de uitspraak van de Rechtbank vernietigd voor zover deze betrekking heeft op de aanslag in de zuiveringsheffing voor het jaar 2009, het beroep tegen de uitspraak van de Heffingsambtenaar voor het jaar 2009 gegrond verklaard, de uitspraak van de Heffingsambtenaar voor het jaar 2009 vernietigd, de aanslag in de zuiveringsheffing voor het jaar 2009 verminderd tot € 17.697 en de uitspraak van de Rechtbank voor het overige bevestigd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem - Leeuwarden beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie bij arrest van 5 december 2014, nummer 13/06253, ECLI:NL:HR:2014:3512 gegrond verklaard en de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem - Leeuwarden vernietigd, doch uitsluitend voor zover daarbij de uitspraak van de Rechtbank inzake de aanslag in de zuiveringsheffing voor het jaar 2010 is bevestigd en het geding in zoverre verwezen naar het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Onderzoek ter zitting

De zitting heeft plaatsgehad op 3 december 2015 te ‘s-Hertogenbosch.
Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer [A] , als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Heffingsambtenaar, de heer [B] verbonden aan [C] te Zwolle.
Na behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 17 december 2015, de volgende mondelinge uitspraak gedaan.

Beslissing

Het Hof:
  • vernietigt de uitspraak van de Rechtbank voor zover deze betrekking heeft op de aanslag in de zuiveringsheffing voor het jaar 2010;
  • verklaart het beroep tegen de uitspraak van de Heffingsambtenaar voor het jaar 2010 gegrond;
  • vernietigt die uitspraak van de Heffingsambtenaar; en
  • vermindert de aanslag zuiveringsheffing voor het jaar 2010 tot een te betalen bedrag aan belasting van € 33.023,84.

Gronden

Ten aanzien van het geschil en de proceskosten
Partijen zijn ter zitting nader tot overeenstemming gekomen in die zin dat over het jaar 2010 het aantal v.e. 810,6 bedraagt, dat dit leidt tot een aanslag in de zuiveringsheffing naar een te betalen bedrag aan belasting van € 33.023,84 en dat iedere partij haar eigen proceskosten draagt.
Ten aanzien van het griffierecht
Uit het arrest van de Hoge Raad volgt dat de beslissing van het Gerechtshof Arnhem – Leeuwarden om te gelasten dat de Heffingsambtenaar aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt, te weten € 302 in verband met het beroep bij de Rechtbank en € 478 in verband met het beroep bij het Gerechtshof, in stand is gebleven.
Slot
Gelet op al het vorenoverwogene moet worden beslist als bovenvermeld.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
Aldus gedaan door P. Fortuin, voorzitter, A.J. Kromhout en F.P.G. Pötgens, en voor wat betreft de beslissing in tegenwoordigheid van J.W.J. van der Heijden, griffier, in het openbaar uitgesproken op 17 december 2015.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 18 december 2015
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH
‘s-Gravenhage. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen.
Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in
cassatie is gericht.
d. de gronden van het beroep in cassatie
Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt de indiener de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep ontvangt de indiener een nota griffierecht van de Hoge Raad.
In het beroepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.