3.1.In dit hoger beroep kan voorshands worden uitgegaan van de volgende feiten.
[appellante] is op 1 november 2013 in dienst getreden van Reldair B.V. (hierna: Reldair). De heer [directeur Reldair] is (enig) aandeelhouder en statutair directeur van Reldair. [appellante] en [directeur Reldair] hebben een affectieve relatie met elkaar. Zij wonen niet samen.
In mei 2014 heeft [appellante] een woning in [woonplaats] gekocht voor een koopprijs van
€ 410.000,- kosten koper (prod. 20 Obvion).
Op 9 mei 2014 heeft Obvion een elektronisch aanvraagformulier (prod. 1 Obvion) ontvangen van de voor [appellante] optredende tussenpersoon [tussenpersoon] van HypotheekNet/ [bedrijf tussenpersoon] (hierna: de tussenpersoon). Daarmee wordt een aanvraag gedaan voor een hypothecaire geldlening van € 421.553,- ter zake de door [appellante] gekochte woning.
Op 12 mei 2014 heeft Obvion een offerte aan [appellante] uitgebracht voor de verzochte hypothecaire geldlening van € 421.553,- (prod. 2 Obvion). In de offerte staat vermeld dat [appellante] Obvion in het bezit moet stellen van een aantal bescheiden, waaronder een werkgeversverklaring, een recente salarisstrook en een kopie van de arbeidsovereenkomst. Verder staat op bladzijde 11 van de offerte onder meer vermeld:
‘Deze offerte wordt gedaan onder voorhoud dat alle door ons opgevraagde en overige relevante informatie aangaande het onderpand en de aanvrager(s) geheel tot ons genoegen is. Hieronder is mede begrepen alle informatie uit openbare bron of informatie met betrekking tot het onderpand en de aanvrager(s) die ons op welke wijze dan ook bereikt.
Daaronder wordt tevens begrepen (...) de opgevraagde/op te vragen informatie uit het systeem van de Stichting Fraudebestrijding Hypotheken (SFH) (...). Indien blijkt dat de aanvrager(s), in welke vorm dan ook, fraude pleegt (plegen) of tracht(en) te plegen, al dan niet in samenwerking met meerdere personen, worden de gegevens van de aanvrager/fraudeur(s) (...) in het SFH-systeem (...) geregistreerd als een zogenaamde persoonsregistratie, mede ten behoeve van derden.
(...)
Deze offerte wordt tevens gedaan onder het voorbehoud dat aanvrager(s) alle informatie die van belang kan zijn voor de beoordeling van de aanvraag voor onderhavige hypothecaire lening aan ons bekend heeft (hebben) gemaakt.’
Op 22 mei 2014 heeft [appellante] de offerte voor akkoord ondertekend.
Daarnaast heeft [appellante] stukken naar de tussenpersoon gestuurd waarom Obvion had verzocht. Bij e-mail van 2 juni 2014 (prod. 21 mva) heeft de tussenpersoon deze stukken doorgestuurd naar Obvion. Aldus ontving Obvion onder meer de eerste bladzijde van de tussen [appellante] en Reldair gesloten arbeidsovereenkomst, een werkgeversverklaring van Reldair en de salarisstrook van [appellante] over mei 2014 (prod. 3 t/m 5 Obvion).
Bij e-mail van 12 juni 2014 (prod. 6 Obvion) heeft Obvion de tussenpersoon verzocht om aanvullende stukken, te weten:
- de volledige bankafschriften van [appellante] vanaf 1 november 2013 t/m 12 juni 2014;
- haar salarisstroken over de afgelopen zes maanden.
Daarop heeft [appellante] haar salarisstroken over de maanden november 2013 t/m april 2014 (prod. 8 Obvion) aan de tussenpersoon verstrekt.
Daarnaast heeft [directeur Reldair] op 16 juni 2014 een e-mail met bijlagen naar de tussenpersoon gestuurd, die cc naar [appellante] is verzonden (prod. 7 Obvion). In de e-mail staat:
‘In de bijlage tref je aan alle bankafschriften. Deze zijn door elena[hof: [appellante] ]
gescand.
Mei is nog niet te downloaden, vandaar een pdf download van bij en afschrijvingen.
In de brievenbus tref[je]
de geprinte versie originelen aan. (...)
Gelukkig heeft onze controller altijd de declaraties en salaris correct behandeld. Elena heeft alle pagina’s geparagrafeerd.’
De volgende bijlagen zijn bij de e-mail van [directeur Reldair] gevoegd (prod. 8 Obvion):
- acht bankafschriften van een bankrekening van [appellante] bij ABN Amro waarop bij- en afschrijvingen staan vermeld over de periode van 17 oktober 2013 t/m 16 mei 2014;
- een overzicht van ABN Amro van bij- en afschrijvingen op deze bankrekening over de periode van 17 mei 2014 t/m 10 juni 2014.
Op de bankafschriften en het overzicht zijn de saldi van de bankrekening telkens onleesbaar gemaakt.
[directeur Reldair] heeft exact dezelfde stukken in de brievenbus van de tussenpersoon gestopt.
Bij e-mail van 16 juni 2014 (prod. 8 Obvion) heeft de tussenpersoon de van [appellante] ontvangen salarisstroken (zie h) en de van [directeur Reldair] ontvangen bankafschriften en het van hem ontvangen overzicht (zie i) doorgestuurd naar Obvion.
Obvion heeft de ontvangen bankafschriften ter verificatie naar ABN Amro gestuurd. Bij e-mail van 20 juni 2014 (prod. 9 Obvion) heeft ABN Amro Obvion bericht dat het afschrift van april/mei 2014 niet conform de administratie van de bank is.
Op de bankafschriften en het overzicht die door [directeur Reldair] aan de tussenpersoon zijn verstrekt staan salarisbetalingen vermeld die niet overeenkomen met het salaris dat volgens de administratie van ABN Amro daadwerkelijk is bijgeschreven op de bankrekening van [appellante] .
De bedragen die daadwerkelijk op de bankrekening van [appellante] zijn bijgeschreven ter zake salaris komen niet overeen met haar salarisstroken.
Op de salarisstroken over januari t/m april 2014 staat een bruto salaris van € 4.000,- vermeld. Dit wijkt af van de aan Obvion verstrekte arbeidsovereenkomst waaruit volgt dat het salaris van [appellante] t/m 31 december 2013 € 4.000,- bruto per maand bedraagt en per 1 januari 2014 wordt verhoogd naar € 6.200,- bruto per maand. Op de salarisstrook over de maand mei 2014 staat wel een salaris van € 6.200,- bruto vermeld.
Bij brief van 23 juni 2014 (abusievelijk gedateerd op 23 juli 2014) heeft Obvion [appellante] uitgenodigd voor een persoonlijk gesprek (prod. 10 Obvion). In de brief staat vermeld:
‘Wij hebben aanvullende stukken opgevraagd met betrekking tot uw inkomen. Deze stukken hebben wij ontvangen en laten verifiëren door ABN. Wij hebben bericht ontvangen dat de door u aangeleverde stukken niet overeenkomen met de werkelijkheid.’
Vervolgens heeft [directeur Reldair] op 26 juni 2014 telefonisch contact opgenomen met Obvion. Hij heeft aangegeven dat hij een grove fout heeft gemaakt. Hij heeft medegedeeld dat hij de bankafschriften zonder medeweten van [appellante] heeft aangepast met de bedoeling om ‘interne awareness’ te creëren bij zijn boekhouder, omdat de betalingen niet altijd goed zouden gaan. Daarnaast heeft [directeur Reldair] medegedeeld dat hij de aangepaste bankafschriften per abuis per e-mail naar de tussenpersoon heeft gestuurd in plaats van naar de boekhouder.
Bij brief van 30 juni 2014 (prod. 11 Obvion) heeft Obvion onder meer aan [appellante] geschreven:
‘Naar aanleiding van de door uw tussenpersoon aangeleverde inkomensgegevens zijn er twijfels ontstaan over de inkomensgegevens bij Reldair bv. Op basis van deze twijfels zijn er aanvullende gegevens opgevraagd. Uit de aangeleverde bankafschriften blijkt dat deze valselijk zijn opgesteld. De verklaring van dhr. [directeur Reldair] is dat hij de bankafschriften heeft vervalst omdat hij hiermee interne awareness wilde creëren bij Reldair bv.
Wij hebben u reeds eerder uitgenodigd voor een persoonlijk gesprek. Hier heeft u geen gehoor aan gegeven.
Op basis hiervan is bij Obvion het vermoeden gerezen dat u bij de aanvraag onjuiste gegeven[s]
heeft verstrekt en/of valsheid in geschrifte heeft gepleegd en daarmee gepoogd heeft Obvion op te lichten.
Gelet op de ons thans ter beschikking staande feiten en omstandigheden zijn wij voornemens aangifte te doen bij de justitiële autoriteiten en uw gegevens te registreren in de database Stichting Fraudebestrijding Hypotheken.
Mocht u van mening zijn dat de bovenstaande door ons geschetste feiten niet volledig en of niet juist zijn, verzoeken wij u om ons dit binnen 5 werkdagen na dagtekening schriftelijk te melden, en te onderbouwen met bewijsstukken. (...) Indien wij van u binnen de gestelde termijn geen reactie ontvangen, dan zullen wij overgaan tot het doen van aangifte en het melden bij de SFH.’
Bij brief van 11 juli 2014 (prod. 2 inl. dagv) heeft de advocaat van [appellante] aan Obvion onder andere bericht, onder verwijzing naar de brief van 30 juni 2014, dat [appellante] betwist dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan het vervalsen van rekeningoverzichten.
Bij brief van 21 juli 2014 (prod. 3 inl. dagv) heeft Obvion aan de advocaat van [appellante] onder meer geschreven:
‘Na verificatie van meerdere bankafschriften op naam van uw cliënte bij ABN AMRO hebben wij de melding gekregen: “Het bijgevoegde overzicht met bij- en afschrijvingen is niet conform de administratie van de bank”. Met andere woorden meer dan één afschrift was niet conform de administratie van ABN Amro. (...) De heer [directeur Reldair] , haar werkgever, heeft zowel schriftelijk als telefonisch aan ons bevestigd haar bankafschriften te hebben vervalst (...) Obvion heeft uw cliënte per aangetekende brief van 23 juni 2014 uitgenodigd voor een persoonlijk gesprek waar zij in de gelegenheid is gesteld om te reageren op onze vaststelling. Ondanks herhaaldelijk verzoek van onze zijde zowel rechtstreeks als via de tussenpersoon als via haar werkgever c.q. partner, heeft uw cliënte hier geen gebruik van gemaakt. Ook reageerde uw cliënte nooit op ontvangen e-mails. (...) We zijn bereid uw cliënte opnieuw in de gelegenheid te stellen in gesprek te gaan met ons.’
Op 22 juli 2014 heeft [appellante] , via een andere tussenpersoon, bij Nationale Nederlanden een hypothecaire geldlening aangevraagd voor de door haar gekochte woning. Op 25 augustus 2014 is de hypotheekakte gepasseerd waarbij Nationale Nederlanden de lening aan [appellante] heeft verstrekt.
Op 28 augustus 2014 heeft er tussen partijen een bespreking plaatsgevonden op het kantoor van Obvion.
Bij brief van 8 september 2014 (prod. 12 Obvion) heeft Obvion aan de advocaat van [appellante] geschreven:
‘Wij hebben u en uw cliënte tijdens het gesprek op vrijdag[28]
augustus 2014 verzocht om ons een kopie van een email te doen toekomen. Namelijk de email die zij verstuurd heeft naar haar werkgever, de heer [directeur Reldair] , waarin zij de bankafschriften had opgenomen die hij moest blanken en welke naar Obvion moest worden gestuurd. Hiervoor hebben wij uw cliënte tot vrijdag
5 september 2014 in de gelegenheid gesteld. Wij hebben die email echter niet ontvangen. (...) Aangezien de inhoud van het gesprek met uw cliënte ons vermoeden van fraude niet heeft weerlegd, heeft Obvion besloten uw cliënten te melden bij de Stichting Fraudebestrijding Hypotheken en om hiervan strafrechtelijk aangifte te doen.’
Bij brief van 8 september 2014 (prod. 13 Obvion) heeft Obvion aan [appellante] geschreven dat Obvion heeft besloten om de gegevens van [appellante] op te nemen in het Incidentenregister van Obvion en in het incidentenwaarschuwingssysteem van de Stichting Fraudebestrijding Hypotheken (hierna: SFH). In de brief staat dat de reden voor registratie is het aanleveren van vervalste bankafschriften. Verder staat in de brief vermeld:
‘Het Incidentenregister is een register waarin gegevens over incidenten en de bij die incidenten betrokken personen wordt vastgelegd. (…)
Het incidentenwaarschuwingssysteem van de SFH bevat de personalia van personen en bedrijven die bij een incident betrokken zijn geweest. Het incidentenwaarschuwingssysteem kan ook door andere financiële instellingen worden bekeken. Komen uw gegevens in het incidentenwaarschuwingssysteem van SFH voor, dan kan een bank of financiële instelling weigeren met u een relatie aan te gaan of een hypothecaire lening aan u te verstrekken.
De registratie is voor de duur van maximaal 8 jaar.(…)’
Op 15 oktober 2014 heeft Obvion aangifte gedaan tegen [appellante] en [directeur Reldair] van valsheid in geschrifte en poging tot oplichting (prod. 15 Obvion).
3.2.1.In de onderhavige procedure vordert [appellante] , samengevat:
I. Obvion te bevelen alle op [appellante] betrekking hebbende persoonsgegevens uit het incidentenregister, extern verwijzingsregister en eventueel ander register, daaronder begrepen het IVR, binnen 48 uur na betekening van de uitspraak te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van een dwangsom;
II. Obvion te bevelen de aanmelding bij de SFH binnen 48 uur na betekening van de uitspraak te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van een dwangsom;
III. Obvion te veroordelen tot het staken van executiemaatregelen voor het innen van de aan [appellante] opgelegde boete,
met veroordeling van Obvion in de proceskosten, vermeerderd met wettelijke rente.
3.2.2.Aan de vorderingen onder I en II heeft [appellante] , kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. [appellante] gaat ervan uit dat haar gegevens in ieder geval zijn opgenomen in het incidentenregister van Obvion en in het externe verwijzingsregister van SFH zoals bedoeld in het Protocol Incidentenwaarschuwingssysteem Financiële Instellingen (prod. 9 inl. dagv, hierna te noemen: ‘het protocol’). De gegevens van [appellante] zijn ten onrechte opgenomen in deze registers, omdat zij niet betrokken is geweest bij het aanleveren van de door [directeur Reldair] aangepaste bankafschriften. Daarbij komt dat Obvion het beginsel van hoor en wederhoor heeft geschonden. Verder weegt het belang van [appellante] bij verwijdering van haar gegevens uit de registers zwaarder dan het belang van Obvion bij registratie.
3.2.3.Obvion heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.