Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Automotive [plaats 2] BV, voorheen handelend onder de naam Taxi Zuid-Limburg BV,
1.Aegon Schadeverzekering N.V.,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als Aegon,
advocaat: mr. H.J. Arnold te Den Haag,
2.BSB Assurantiën B.V.,
geïntimeerde,
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. C/03/146686/HA ZA 09-1545)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaardingen in hoger beroep;
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord van Aegon;
- de memorie van antwoord van BSB;
- het pleidooi, waarbij partijen pleitnotities hebben overgelegd.
3.De beoordeling
“UitsluitingenIn aanvulling op de aanhef van Artikel 6 van de Voorwaarden geldt:De verzekeraar vergoedt geen schade die de verzekeringnemer of een verzekerde met opzet, al dan niet bewuste roekeloosheid of al dan niet bewuste merkelijke schuld heeft veroorzaakt. Met opzet, al dan niet bewuste roekeloosheid of al dan niet bewuste merkelijke schuld van de verzekeringnemer of een verzekerde wordt voor de toepassing van deze uitsluiting gelijkgesteld de opzet, de al dan niet bewuste roekeloosheid of de al dan niet bewuste merkelijke schuld van degene die in opdracht of met goedvinden van de verzekeringnemer of een verzekerde de algehele feitelijke leiding heeft over het bedrijf of een deel van het bedrijf van de verzekeringnemer of van die verzekerde en die in die hoedanigheid schade veroorzaakt.”Naast de inventaris/goederenverzekering, heeft TZL met Aegon een verzekeringsovereenkomst gesloten onder de naam ‘Auto-maatpakket’ (pakketnummer [pakketnummer] ), op grond waarvan de taxi’s van TZL verzekerd waren tegen onder meer het risico van brand.
“Ik heb een aantal jaren geleden taxibedrijf A-Tax overgenomen. (…) In dat bedrijf, A-Tax, waren toen 28 medewerkers werkzaam. We hebben toen dat bedrijf, A-Tax, moeten saneren. Er zijn toen maar 4 medewerkers overgebleven. Dit is toen nog een keer uitgebouwd naar 16 medewerkers. Het ging goed met het bedrijf maar toch hebben we het faillissement aangevraagd. Iedereen is door de curator op staande voet ontslagen. (…)Op 27 mei 2008 kwam medewerker [medewerker A-Tax 1] de centrale opgelopen. (…) [medewerker A-Tax 1] vroeg op enig moment waar is mijn geld. Ik antwoordde hem dat moet je aan de curator vragen. (…) [medewerker A-Tax 1] begon toen dreigende taal uit te slaan. Ik hoorde [medewerker A-Tax 1] zeggen tegen mij als ik mijn geld niet krijg zul je wat beleven. Ik hoorde [medewerker A-Tax 1] zeggen ik steek het bedrijf in de fik, ik verniel al je auto’s, ik heb niets te verliezen, ik schiet jou 9mm door je hoofd. (…) Toen [medewerker A-Tax 1] het pand verliet zei [medewerker A-Tax 1] nog dat indien hij voor de 31ste van de maand (mei) zijn geld niet had zou ik wat beleven, hij had wel vrienden die dat konden opknappen.(…)Ook zijn er diverse vernielingen gepleegd aan diverse auto’s in een tijdsbestek vanaf 27 mei 2008.(…)Ook ben ik telefonisch bedreigd. Dit gebeurde altijd met een afgeschermd nummer en ik weet niet wie dat geweest is. Telefonisch werd het bedrijf en ik bedreigd met de auto’s zullen vernield worden, de boel gaat in de fik en je moet niet gek opkijken als je een auto kwijt bent.”
Het rapport van 1 augustus 2008 vermeldt als voorlopige conclusie (p. 26):
“- De brand in het bedrijfspand op het risicoadres is ontstaan als gevolg van brandstichting.- Gelet op de uit het onderzoek verkregen gegevens kan het niet anders zijn, dan dat een sleutelhouder betrokken moet zijn geweest bij het ontstaan van de brand.- In dat kader kan ook niet worden uitgesloten, dat verzekerde(n) bij het ontstaan van de brand betrokken is (zijn) geweest.(…)”.In het rapport van 21 november 2008 is, mede naar aanleiding van het bekijken van de camerabeelden, onder meer het volgende vermeld (p. 13):
“5. RESUMÉ(…)
(i) voor recht te verklaren dat Aegon en/of BSB tekort zijn geschoten in de nakoming van hun verplichtingen jegens TZL en dat zij gehouden zijn tot vergoeding aan TZL van de “materiële schade” als gevolg van de brand, naar het hof begrijpt de schade aan de inventaris/goederen en de schade aan de voertuigen;
(ii) voor recht te verklaren dat Aegon en/of BSB gehouden zijn tot vergoeding van de door TZL als gevolg van de brand geleden bedrijfsschade;
(iii) voor recht te verklaren dat BSB haar zorgplicht als gevolmachtigd agent heeft geschonden;
(iv) Aegon en/of BSB (hoofdelijk) te veroordelen tot betaling van € 205.541,69 ter zake “materiële schadevergoeding” en € 1.486.828,33 ter zake van bedrijfsschade, vermeerderd met rente en kosten.
- Tussen TZL en Aegon, vertegenwoordigd door BSB, is een inventaris/goederenverzekering gesloten met een verzekerde som van € 150.000,00 en een bedrijfsschadeverzekering en/of extra-kostenverzekering, dan wel heeft BSB namens Aegon voorlopige dekking verleend voor schade aan de inventaris/goederen tot een bedrag van € 150.000,00 en voor bedrijfsschade. Aegon is uit hoofde van die verzekering gehouden tot vergoeding van de schade aan de inventaris/goederen en de bedrijfsschade.
- Subsidiair, indien voornoemde verzekeringen niet tot stand zijn gekomen en er geen voorlopige dekking is verleend, is BSB tekortgeschoten in de nakoming van haar verbintenis uit hoofde van de door TZL bij monde van [indirect bestuurder TZL 2] verstrekte opdracht om een inventaris/goederenverzekering met de verhoogde verzekerde som en een bedrijfsschade- en/of extra-kostenverzekering af te sluiten, doordat zij dit niet heeft gedaan en geen voorlopige dekking heeft verleend en doordat, indien dit niet onmiddellijk mogelijk was, zij TZL hiervan niet onverwijld in kennis heeft gesteld.
3.2.3. Aegon heeft weersproken dat tussen haar en TZL op 11/12 juni 2008 de door de curator gestelde verzekeringsovereenkomsten tot stand zijn gekomen dan wel dat voorlopige dekking is verleend. Zij heeft bestreden dat BSB een fout heeft gemaakt en dat zij daarvoor aansprakelijk zou zijn. Met een beroep op artikel 294 WvK en de hiervoor onder 3.1. sub e genoemde uitsluiting heeft Aegon zich daarnaast op het standpunt gesteld dat zij niet tot enige uitkering op grond van de verzekeringsovereenkomsten gehouden is omdat de brand is gesticht door of in opdracht van de feitelijk leidinggevenden van TZL, in de persoon van [indirect bestuurder TZL 2] . In reconventie heeft zij gevorderd TZL te veroordelen tot terugbetaling van het door haar aan TZL verstrekte voorschot van € 30.000,00 en tot betaling van € 20.940,75 wegens voor het onderzoek door I-Tek gemaakte kosten, vermeerderd met rente en kosten.
“Er is een brandstichting geweest op de [adres] in [vestigingsplaats 2] bij Taxibedrijf Atax. Dat is in juni gebeurd. Er wordt vermeld dat alle auto’s binnen stonden, maar normaal gesproken staan er ook wat auto’s buiten, maar de desbetreffende avond stonden bijna alle taxi’s en auto’s binnen. De planner is altijd aanwezig behalve het moment van de brand, toen is de planner naar een andere stand gestuurd voor de baas. In dit uur van de brand is dit gebeurd. De helft van de firma is al eerder failliet verklaard. Net iets voor de brand is dit gebeurd.”
- omstreeks 22.09 uur heeft [medewerker A-Tax 2] [indirect bestuurder TZL 2] gebeld;
- omstreeks 22.49 uur heeft [indirect bestuurder TZL 2] [medewerker A-Tax 2] gebeld;
- omstreeks 23.18 uur heeft [indirect bestuurder TZL 2] [medewerker A-Tax 2] nog eens gebeld;
- omstreeks 23.30 uur heeft [indirect bestuurder TZL 2] [medewerker A-Tax 2] nogmaals gebeld.
Zowel [medewerker A-Tax 2] als [indirect bestuurder TZL 2] heeft in eerste instantie alleen verklaard over het eerste telefoongesprek, dat volgens hen rond 22.30 uur had plaatsgevonden. Eerst nadat de telefoonspecificaties waren bestudeerd, zijn de andere gesprekken - en de juiste tijden - toegegeven. Kennelijk heeft men deze gesprekken in eerste instantie willen verbergen. Niet uitgesloten is dat er ook nog telefoongesprekken hebben plaatsgehad tussen [indirect bestuurder TZL 2] en het eigen mobiele telefoonnummer van [medewerker A-Tax 2] . TZL heeft ondanks verzoek geen specificatie van de gesprekken met het eigen telefoonnummer van [medewerker A-Tax 2] overgelegd. Het veelvuldig bellen met [medewerker A-Tax 2] kan, ook indien [medewerker A-Tax 2] de brand niet heeft gesticht, zijn bedoeld om te verifiëren dat [medewerker A-Tax 2] voldoende ritten had, zodat hij niet – zoals gebruikelijk – kon terugkeren bij het bedrijfspand en de brandstichter vrij spel had. Dit sluit aan bij de anonieme tip.
“Gezien de aard en frequenties van de diverse bedreigingen die aan ons geadresseerd worden, drukken wij jullie hierbij nogmaals op het hart om de auto’s binnen te parkeren en het hekwerk in de avonduren te sluiten. Ook dient iedereen buiten diensttijd weg te blijven van het terrein en na afloop van de dienst het terrein direct te verlaten”
Het bewust onbewaakt laten van het bedrijfspand door de leidinggevenden sluit goed aan bij dit briefje. Juist de aanwezigheid van personeel in het bedrijfspand kan brandstichting voorkomen. Opmerkelijk is voorts dat [medewerker A-Tax 2] , toen hij als laatste het terrein verliet, het hekwerk niet conform de instructie heeft afgesloten. Bij sluiting hadden de daders het terrein niet kunnen betreden.
geentaxibordje op het dak had en dat in plaats van dat verlichte bordje de reflectie van de straatverlichting op het dak van de auto te zien is (conclusie van dupliek Aegon 6 c). Haar stelling dat de taxi’s van TZL voorzien zijn van taxibordjes heeft zij niet aangepast.
Bij memorie van grieven heeft de curator zich daarentegen op het standpunt gesteld dat de door [indirect bestuurder TZL 2] verzochte verzekeringen niet zijn afgesloten en dat de bestaande inventaris/goederenverzekering niet was aangepast, alsmede dat [indirect bestuurder TZL 2] daar ook niet van uit is gegaan (67 memorie van grieven). Ook tijdens het pleidooi heeft de curator naar voren gebracht dat BSB aan de door [indirect bestuurder TZL 2] aan BSB verstrekte opdracht geen gevolg heeft gegeven (pleitaantekeningen p. 3). Het hof leidt hieruit af dat de curator zijn in eerste aanleg ingenomen stellingen op dit punt niet handhaaft. Afgezien hiervan heeft de curator die stellingen naar het oordeel van het hof onvoldoende onderbouwd, zodat deze reeds om die reden gepasseerd dienen te worden. In het licht van het verweer van BSB en Aegon, had het meer in het bijzonder op de weg van de curator gelegen om toe te lichten, op grond van welke concrete gedraging van BSB [indirect bestuurder TZL 2] gerechtvaardigd mocht menen dat zijn verzoek aan BSB om de verzekeringen af te sluiten en de verzekerde som te verhogen door BSB (namens Aegon) is aanvaard. De curator heeft die toelichting niet gegeven.
enextra-kostenverzekering dan wel een bedrijfsschade-
ofextra-kostenverzekering bij BSB aan de orde heeft gesteld. Bij conclusie van repliek heeft de curator gesteld dat [indirect bestuurder TZL 2] om een bedrijfsschade-
en/ofextra kostenverzekering heeft verzocht. Het hof overweegt dat indien een dergelijk verzoek al is gedaan (hetgeen BSB betwist), dit verzoek niet kan worden opgevat als een verzoek tot het direct afsluiten van een of meer concrete verzekeringen. Immers impliceert een dergelijk verzoek dat TZL, na daarover door BSB te zijn geadviseerd (zie ook de stelling van de curator nr. 28 conclusie van repliek), nog diende te kiezen of zij een bedrijfsschadeverzekering of een extra-kostenverzekering wilde afsluiten, dan wel dat zij beide verzekeringen wenste af te sluiten. Een dergelijk verzoek impliceert derhalve ook dat BSB ( [vertegenwoordiger BSB] ) nog contact diende op te nemen met TZL ( [indirect bestuurder TZL 2] ) over die te maken keuze. Dat geldt zeker nu niet gesteld is dat reeds gesproken is over het te verzekeren risico en de voorwaarden (premie) waaronder deze verzekeringen tot stand zouden komen. Van BSB kon als redelijk handelend en redelijk bekwaam assurantietussenpersoon reeds gelet op de inhoud van het verzoek en de nog door TZL te maken keuze, niet verwacht worden dat zij voorlopige dekking zou verlenen voor bedrijfsschade of extra kosten, dan wel dat zij die dekking bij Aegon zou vragen, zonder dat TZL voornoemde keuze had gemaakt. In zoverre is geen sprake van een fout van BSB.
BSB heeft onder overlegging van een bezoekverslag (prod. 4 cva) gesteld dat het afsluiten van een bedrijfsschade- of extra kostenverzekering ten tijde van de overname van A-Tax aan de orde is geweest en dat TZL er uitdrukkelijk voor heeft gekozen om deze verzekeringen niet af te sluiten. Uit het bezoekverslag blijkt dat twee medewerkers van BSB TZL op 31 augustus en 6 september 2006 hebben bezocht en dat daarbij gesproken is (“besproken zaken”) over het verzekeren van bedrijfsschade en over een extra-kostendekking. De juistheid van dit verslag is door de curator niet weersproken. Daarmee heeft hij zijn stelling dat BSB het afsluiten van een bedrijfsschade- en extra-kostenverzekering niet of niet afdoende met TZL heeft besproken onvoldoende onderbouwd, zodat het hof daaraan voorbijgaat.