In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Roermond. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepteelt. De veroordeelde had eerder een vrijspraak gekregen voor het telen van hennep, maar het hof oordeelde dat deze vrijspraak technisch van aard was en niet in de weg stond aan de ontneming van het voordeel. Het hof heeft vastgesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen door het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten in een ondergrondse kwekerij. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het vonnis zou vernietigen en het wederrechtelijk verkregen voordeel zou vaststellen op € 117.707,--, maar het hof kwam tot de conclusie dat het voordeel € 72.250,-- bedroeg. Dit bedrag is vastgesteld op basis van een schatting van de opbrengst van de hennepteelt, waarbij rekening is gehouden met de kosten die de veroordeelde heeft gemaakt. Het hof heeft de veroordeelde de verplichting opgelegd om dit bedrag aan de Staat te betalen. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit luidde ten tijde van het bewezenverklaarde.