ECLI:NL:HR:2011:BQ6002
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- W.M.E. Thomassen
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Profijtontneming en motiveringseisen bij gebruik van anonieme verklaringen in ontnemingsprocedures
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 december 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met zaaknummer 09/05045 P. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, die was ingesteld tegen de betrokkene, geboren in 1963, en zijn partner. De vordering was gebaseerd op de opbrengsten van een hennepkwekerij die op 17 april 2008 door de politie was aangetroffen. Het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch had eerder geoordeeld dat de betrokkene wederrechtelijk voordeel had genoten van EUR 3.586,--, gebaseerd op een schatting van de opbrengst van de hennepplantage. De verdediging voerde aan dat er geen gerealiseerde oogst was en dat de vordering afgewezen moest worden.
De Hoge Raad oordeelde dat de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel onvoldoende was gemotiveerd, omdat deze was gebaseerd op een anonieme verklaring zonder dat de rechter had aangetoond dat deze verklaring betrouwbaar was. De Hoge Raad benadrukte dat in ontnemingsprocedures, hoewel artikel 344a Sv niet van toepassing is, de verdedigingsrechten van de betrokkene gewaarborgd moeten zijn. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor herbehandeling.
Deze uitspraak onderstreept de noodzaak voor rechters om bij het gebruik van anonieme verklaringen in ontnemingsprocedures zorgvuldig te motiveren dat aan de eisen van betrouwbaarheid en verdedigingsrechten is voldaan. De uitspraak heeft implicaties voor de manier waarop bewijs in dergelijke procedures wordt behandeld en benadrukt de rol van de rechter in het waarborgen van een eerlijk proces.