Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. C/01/277834/EX RK 14-130)
2.Het geding in hoger beroep
- de appeldagvaarding;
- de memorie van grieven van 23 juni 2015 met een productie (prod. 5);
- de memorie van antwoord tevens akte naamswijziging.
3.De beoordeling
[appellant] is geboren in [geboortemaand] 1960. Op 3 maart 2002 reed hij op zijn motorfiets op de weg en wilde een landbouwvoertuig links inhalen. Dat landbouwvoertuig sloeg links af. [appellant] is gevallen. De bestuurder van het landbouwvoertuig was verzekerd bij [verzekeringen] . Aan [appellant] kon 30% eigen schuld worden verweten, zodat [verzekeringen] aansprakelijk is voor 70% van de schade. [appellant] heeft diverse breuken opgelopen, aan rechterschouder, rechter elleboog, bekken en rechter onderbeen. Ook heeft hij last van cognitieve klachten.
Ten tijde van het ongeval was [appellant] eigenaar en mededirecteur van een autobedrijf. Na het ongeval was hij eerst volledig arbeidsongeschikt en later is hij deels arbeidsongeschikt gebleven. [appellant] had een arbeidsongeschiktheidsverzekering afgesloten bij [maatschappij] ; diverse van de hierna te noemen deskundigenonderzoeken zijn uitgevoerd in het kader van die verzekeringsrechtelijke relatie.
Beide over en weer gevorderde verklaringen voor recht vormen echter elkaars spiegelbeeld: [appellant] vorderde een verklaring voor recht dat de rapporten van [verzekeringsgeneeskundige] en [arbeidsdeskundige] niet als basis voor de verdere afwikkeling van de schade konden dienen; [verzekeringen] vorderde dat die rapporten (alsmede het rapport van [neuropsycholoog 1] ) juist wel vertrekpunt dienden te zijn voor het verder afwikkelen van de zaak.
Bij deze stand van zaken moet het door de rechtbank gegeven verlof geacht worden zich ook uit te strekken tot het appelleren van onderdeel 5.1 van de beschikking van 30 oktober 2014.
Overigens zijn de rapporten van [registerarbeidsdeskundige 1] in zoverre van belang, dat daaruit de “maatman” – in dit geval bestaande uit de werkzaamheden zoals [appellant] die vóór het ongeval verrichtte – naar voren komt.
[verzekeringen] conformeert zich echter in het geheel niet aan, en maakt bezwaar tegen, de (partij)rapportage van mevrouw [registerarbeidsdeskundige 3] .
Als gezegd voerde [verzekeringen] verweer en diende zij een tegenverzoek in, houdende een verklaring voor recht dat de rapportages van [neuropsycholoog 1] , [verzekeringsgeneeskundige] en [arbeidsdeskundige] op juiste wijze tot stand zijn gekomen en als basis voor de verdere afwikkeling hebben te gelden.
Voorts geldt dat de FML – functiemogelijkhedenlijst – een hulpmiddel is om de beperkingen zoveel mogelijk te objectiveren. Natuurlijk kan daar van worden afgeweken als die FML ongeschikt blijkt om de beperkingen te omschrijven. Maar onvoldoende is gebleken – noch is daartoe voldoende gesteld – dat de beperkingen van [appellant] zich niet in een FML lieten vatten. Het hof komt daarop terug.
Daarna zal het hof bespreken waartoe die rapporten dienen te leiden voor de in dit geding aan de orde zijnde vragen.
In de weergave van zowel [neuroloog] als [klinisch neuropsycholoog] betreft het eerste deel van de brief van [neurospycholoog 2] een opsomming van klachten zoals [appellant] die (aan [neurospycholoog 2] ) had aangegeven. Volgens [neurospycholoog 2] heeft [appellant] een hoog subjectief klachtenniveau, naar blijkt uit de vragenlijst.
In alle rapporten zal het hof, ook in citaten, kennelijke type-, spel- of taalfouten corrigeren.
De door het hof genummerde hoofdstukken 1) tot en met 8) betreffen, uiteindelijk, alle een weergave van gebeurtenissen en klachten zoals deze door [appellant] (of een enkele keer: een derde, zoals zijn echtgenote) aan de deskundige zijn verteld.
Aandachtsschommelingen vallen niet op. Begripsstoornissen worden niet opgemerkt. Opvallende woordvindingsproblemen zijn er niet.”
De deskundige vermeldt dat de advocaat Gersjes hieraan heeft toegevoegd dat de echtgenote en werknemers van betrokkene deze problemen al direct na het ongeval signaleerden, terwijl tijdens het verblijf in het ziekenhuis zijn kamergenoten achteraf duidelijk moesten maken wat de behandelend arts had besproken.
De inprentingsfase van het geheugenproces verloopt doorgaans normaal, bij ontspanning en een goede inzet blijkt de opslagcapaciteit en de retentie van nieuwe informatie normaal te zijn en ook de retrievalfunctie is ongestoord. Dit geldt zowel voor visueel als voor verbaal auditief aangeboden informatie.”
Door de confrontatie met zijn disfunctioneren is er af en toe sprake van een negatieve gemoedstoestand, gepaard gaande met een verhoogde vegetatieve arousal en een cluster van klachten, samenhangend met een verhoogde spanning, irritatie en lusteloosheid. In dit kader neigt hij tot inefficiënte en inadequate reacties jegens anderen. Met name bij de confrontatie met conflicten en in stressvolle situaties voelt hij zich ongemakkelijk en beschikt hij niet over voldoende adequate copingmechanismen. Hij neigt ertoe grotere gezelschappen met veel en grote verscheidenheid aan indrukken te vermijden. Hij is de laatste jaren minder gedreven en er is een sterke neiging zichzelf te ontzien. Hij geeft duidelijk de voorkeur aan bekende en voor hem vertrouwde situaties en heeft moeite om bestaande gewoonten en een vertrouwde oplossingsstrategie te veranderen. Bij de confrontatie met moeilijke situaties neigt hij soms tot uitstellen, hij is eerder dan gemiddeld ontmoedigd en neigt ertoe op te geven. In een dergelijk stadium is het prestatieniveau laag, omdat er dan een neiging bestaat tot weinig zorgvuldig handelen en denken, niet voldoende wordt geanticipeerd en de actieve betrokkenheid bij bepaalde taken sterk gereduceerd is.
Er zijn geen indicaties voor een organisch cerebraal bepaalde disregulatie van het gedrag en het emotionele functioneren. Er zijn aanwijzingen voor een evidente verwerkings- en acceptatieproblematiek ten aanzien van het ongeval en de ongevalsgevolgen. De stemming en psychische conditie van betrokkene worden nadrukkelijk beïnvloed door de fysieke klachten, met name de rugpijn en de spierpijnen en de pijn in de rechter schouder en de rechter arm.
Behoudens de beschreven persoonlijkheidskenmerken zijn er anamnestisch geen aanwijzingen voor pre-existente psychologische factoren die het algehele functioneren kunnen beïnvloeden.”
Op grond van de anamnese, de resultaten bij het persoonlijkheidsonderzoek en de observaties bij het klinisch neuropsychologisch functie onderzoek zijn er bij deze introverte en psychasthene man aanwijzingen voor onevenwichtige en kwetsbare persoonlijkheidskenmerken en een sterke neiging tot het somatiseren van psychische problematiek. Hij is sterk gepreoccupeerd met de in zijn werk en persoonlijke leven ervaren ongevalsgevolgen. Er zijn aanwijzingen voor depressieve kenmerken. In dit kader is er sprake van een subjectief ervaren nadrukkelijke vermindering van vitaliteit en energie. Er zijn aanwijzingen voor een nadrukkelijke verwerkings- en acceptatieproblematiek ten aanzien van het ongeval en de ongevalsgevolgen. Behoudens de beschreven persoonlijkheidsstructuur zijn er geen aanwijzingen voor pre-existente psychologische factoren die het functioneren van betrokkene kunnen beïnvloeden.
Op strikt neuropsychologische gronden zijn er geen beperkingen van de functies van het ADL en de zelfverzorgingsactiviteiten. Op strikt neuropsychologische gronden zijn er geen beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid, met name de uitoefening van zijn eigen beroep. Ook voor sportieve en recreatieve activiteiten zijn er op strikt neuropsychologische gronden geen beperkingen. Er zijn op neuropsychologische gronden geen beperkingen van de psychische of mentale belastbaarheid.
Het algehele functioneren en daarmee de mentale belastbaarheid worden beperkt door de ervaren pijnklachten en de fysieke beperkingen, met name de functieproblematiek van de rechter arm en de rechter hand. Tevens wordt de belastbaarheid beperkt door de verminderde spankracht. Het algehele functioneren en de mentale belastbaarheid van betrokkene worden mede beperkt door de psychische conditie, met name de depressieve kenmerken en de nadrukkelijke verwerkings- en acceptatieproblematiek ten aanzien van het ongeval en de ongevalsgevolgen.”
neemt in zijn rapport onder meer samenvattingen op van de rapporten van [neurospycholoog 2] , [neuroloog] , [revalidatiearts] , [klinisch neuropsycholoog] , [orthopedisch chirurg] en [neuropsycholoog 1] . Het hof verwijst naar de samenvattingen, voor zover van belang, zoals die hiervoor zijn weergegeven.
[verzekeringsgeneeskundige] verwijst voorts naar de visies van enerzijds mw. [arts/rga, medisch adviseur van verzekeringen] , medisch adviseur van [verzekeringen] en anderzijds van drs. [medisch adviseur] , medisch adviseur van [appellant] . Het hof gaat daar evenwel grotendeels aan voorbij, nu het bij de visies van [arts/rga, medisch adviseur van verzekeringen] en [medisch adviseur] voor het merendeel niet gaat om eigen onderzoeken en de resultaten daarvan, doch om interpretaties van de onderzoeken van andere deskundigen. Vermeldenswaard is wel dat [medisch adviseur] meermalen spreekt over een duidelijke knik in de levenslijn, indien die levenslijn voor het ongeval en na het ongeval met elkaar worden vergeleken.
“Psyche: patiënt is goed georiënteerd in tijd en plaats. Kan zijn problematiek goed onder woorden brengen. Geen tekenen van emotionele labiliteit. Normale stemming. Tijdens het gesprek, dat ongeveer 65 minuten duurde, werden geen evidente, cognitieve stoornissen, geen evidente woordvindingsstoornissen, gevonden. Patiënt sprak voorzichtig/weloverwogen. Tijdens het onderzoek liet patiënt met een regelmaat begeleider het woord doen.”
Vervolgens relateert [verzekeringsgeneeskundige] het verloop van een onderzoek op 26 oktober 2011. Dit vangt, andermaal, aan met een weergave van de klachten zoals deze door [appellant] worden ervaren en op dat moment aan [verzekeringsgeneeskundige] worden gemeld.
Ondergetekende merkt op dat tijdens het uitgebreide gesprek d.d. 26 oktober 2011 geen aanwijzingen werden gevonden voor woordvindproblemen. Ondergetekende merkt op dat de resultaten van de beide deskundigenrapporten te weten het rapport opgesteld door de neuropsycholoog [klinisch neuropsycholoog] en het rapport opgesteld door neuropsycholoog [neuropsycholoog 1] verschillende uitkomsten geven.
Uit het rapport van neuropsycholoog mevrouw [klinisch neuropsycholoog] d.d. 28 juli 2006 wordt niet duidelijk of er is getest op eventueel onderpresteren.
Deskundige neuropsycholoog [neuropsycholoog 1] concludeert dat er op neuropsychologische gronden geen beperkingen zijn aan te geven ten aanzien van psychische of mentale belastbaarheid, daarnaast is er een indicatie voor onderpresteren.
Ondergetekende kan de door patiënt aangegeven beperkingen bij de uitoefening van zijn werkzaamheden inhoudende dat hij niet meer productief is, noch op basis van de bevindingen van neuropsycholoog [klinisch neuropsycholoog] noch op basis van de bevindingen van neuropsycholoog [neuropsycholoog 1] noch op basis van de eigen onderzoeksbevindingen verklaren. Er lijkt dan ook geen volledige overeenstemming te bestaan tussen het door patiënt geuite klachtenpatroon en de onderzoeksbevindingen.
Het een en ander laat onverlet dat patiënt na het ongeval een klachtenpatroon heeft ontwikkeld bestaande uit cognitieve stoornissen passend bij een pijnsyndroom. Ondergetekende is dan ook van mening dat op basis van de onderzoekbevindingen waaronder de onderzoekbevindingen van beide neuropsychologen er aanleiding is om restricties met betrekking tot psychische belasting van toepassing te achten inhoudende dat patiënt is aangewezen op arbeid waarbij beperkingen gelden ten aanzien van het werken onder tijdsdruk, dwingend werktempo, ontbreken van structuur, concentreren van aandacht en conflicthantering.”
Kan zich maximaal 20 minuten concentreren op complexe materie, moet daarna mogelijkheid [hebben] zich gedurende 10-15 minuten met minder concentratie vergende activiteiten bezig te houden.
Omgaan met conflicten: beperkt, kan een conflict met agressieve of onredelijke mensen uitsluitend in telefonisch of schriftelijk contact hanteren.
- geluidsbelasting: beperkt, namelijk geen werkzaamheden in lawaaierige omgeving
- trillingsbelasting: beperkt (vanwege lichamelijke beperkingen)
- specifieke voorwaarden voor de aanpassing aan de fysieke werkomgeving: ja (in verband met lichamelijke beperkingen)
De lijst bevat diverse beperkingen, van licht tot sterk beperkt; alle in verband met lichamelijke beperkingen.
Idem
“Betrokkene presenteert ons een complex aan klachten, met name van cognitieve aard, welke zeer fors zijn. De beperkingen zoals die door de heer [verzekeringsgeneeskundige] zijn vastgelegd, zijn in vergelijking met de presentatie van betrokkene zeer mild. Wij constateren dat er een grote discrepantie bestaat tussen wat is vastgelegd als zijnde objectieve beperkingen en wat hijzelf hierover zegt en aangeeft te ervaren.
Wij zijn evenwel gehouden om ons aan de belastbaarheid van betrokkene te houden zoals in het rapport en de FML van de heer [verzekeringsgeneeskundige] vastgelegd.”
Ook al betreft dit dus niet een lijst met subjectief door [appellant] ervaren beperkingen, maar een meer geobjectiveerde lijst nu deze ervaringen van derden – familie, collega’s, anderen – betreft waaruit de beperkingen van [appellant] naar voren zouden komen, toch leidt deze lijst niet tot een ander oordeel. Uiteindelijk komt het bij zaken als de onderhavige aan op een zo goed mogelijke objectivering van de beperkingen. Daarbij brengt de aard van de zaak met zich dat onzekerheid tot op zekere hoogte voor risico van de veroorzaker van het ongeval dient te komen. Indien echter, zoals in dit geval, uitgebreid onderzoek door deskundigen van diverse disciplines wordt uitgevoerd, specifiek naar de aanwezigheid of afwezigheid van cognitieve en aanverwante beperkingen, en de uitkomst daarvan luidt dat daarvan slechts in beperkte mate sprake is, dan dient die uitkomst te prevaleren boven de weergave van derden, niet zijnde deskundigen, veelal zijnde directe relaties van betrokkene, welke bovendien betreft de weergave van – inmiddels – meer dan acht jaar geleden. Het rapport van [neuropsycholoog 1] dateert van nadien, van 2009, en de rapporten van [verzekeringsgeneeskundige] en [arbeidsdeskundige] van nog later.
Juist met die FML is [appellant] het – in het voetspoor van [registerarbeidsdeskundige 3] – ten gronde oneens. Onvoldoende – althans onvoldoende overtuigend - is echter naar ’s hofs oordeel aangetoond of toegelicht dat [verzekeringsgeneeskundige] de beperkingen zoals [neuropsycholoog 1] die rapporteerde op onjuiste of “te lichte” wijze heeft vertaald naar de FML. [appellant] stelt, in het voetspoor van [registerarbeidsdeskundige 3] , dat die FML niet spoort met zijn daadwerkelijke beperkingen, maar die door [appellant] gestelde daadwerkelijke (hof: ervaren of subjectieve) beperkingen staan nu juist niet vast.
In dezelfde lijn kan ook de mate van arbeidsgeschiktheid/ongeschiktheid zoals door [arbeidsdeskundige] berekend worden gevolgd. Reeds is aangestipt dat [arbeidsdeskundige] bij het formuleren van de “maatman” aansluiting heeft gezocht bij het rapport van [registerarbeidsdeskundige 1] . Dat betreft een gedetailleerd rapport waarvan de juistheid niet gemotiveerd is betwist. Het hof volgt het standpunt van [arbeidsdeskundige] op dat onderdeel, zodat uitgegaan kan worden van 52,5 uur, en niet 60 uur zoals [appellant] thans verdedigt.
Ook overigens ziet het hof geen aanleiding [verzekeringen] in de deskundigenkosten te veroordelen