ECLI:NL:GHSHE:2015:5232

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 december 2015
Publicatiedatum
15 december 2015
Zaaknummer
HD 200.139.448_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door illegale stroomafname in hennepteeltzaak

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een geschil tussen Enexis BV en een geïntimeerde over schadevergoeding als gevolg van illegale stroomafname door een hennepkwekerij. De zaak is een vervolg op een eerder tussenarrest van 24 maart 2015. Enexis vordert een schadevergoeding van € 9.301,85, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten, van de geïntimeerde, die op het moment van de ontdekking van de hennepkwekerij op het adres ingeschreven stond. De geïntimeerde stelt echter dat de verantwoordelijkheid voor de hennepkwekerij en de illegale stroomafname bij een derde, de onderhuurder, ligt.

Het hof heeft de geïntimeerde toegelaten tot bewijslevering, waarbij hij moest aantonen dat hij de woning met goedkeuring van de onderhuurder had aangemeld bij de energieleverancier en dat hij de woning aan de onderhuurder onderverhuurde. Tijdens het getuigenverhoor heeft de geïntimeerde verklaard dat hij een huurovereenkomst met de onderhuurder had gesloten en dat hij de onderhuurder bij de energieleverancier had aangemeld. Echter, het hof oordeelt dat de verklaring van de geïntimeerde niet voldoende is om zijn stellingen te onderbouwen, omdat er geen aanvullend bewijs is dat zijn verklaring geloofwaardig maakt.

Het hof concludeert dat de geïntimeerde niet heeft aangetoond dat hij niet verantwoordelijk was voor de illegale stroomafname. De zorgplicht van de geïntimeerde ten aanzien van de elektriciteitsmeter was niet geëindigd, en hij heeft in strijd met deze zorgplicht gehandeld door een illegale aftakking te maken. Het hof vernietigt het eerdere vonnis van de kantonrechter en wijst de vordering van Enexis toe, waarbij de geïntimeerde wordt veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente en proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.139.448/01
arrest van 15 december 2015
in de zaak van
Enexis BV,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
hierna: Enexis,
advocaat: mr. G.E.M.C. Reinartz te Eindhoven,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
hierna: [geïntimeerde]
advocaat: mr. C.T.E. Verhaeg te Horst,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 24 maart 2015 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch onder zaaknummer 878446/410 13-1570 gewezen vonnis van 8 augustus 2013.

5.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 24 maart 2015;
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor aan de zijde van [geïntimeerde] op 31 augustus 2015;
  • de memorie van antwoord (bedoeld zal zijn memorie na enquête) van [geïntimeerde] van 6 oktober 2015;
  • de memorie na enquête van Enexis van 3 november 2015.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

6.De verdere beoordeling

6.1.1.
Het hof roept in herinnering dat het in deze zaak gaat om een in de woning aan [het adres] in [plaats] (“de woning”) aangetroffen hennepkwekerij, waarbij illegale afname van elektriciteit werd geconstateerd. [geïntimeerde] stond op dat moment op het genoemde adres ingeschreven. Enexis vordert in deze procedure veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van € 9.301,85 met wettelijke rente en proceskosten als vergoeding voor de door Enexis ten gevolge van de illegale afname van elektriciteit geleden schade. [geïntimeerde] heeft gesteld dat niet hij maar een derde, [onderhuurder] , die de woning van hem onderhuurde, verantwoordelijk is voor de aangetroffen hennepkwekerij en de illegaal afgenomen elektriciteit.
6.1.2.
Bij genoemd tussenarrest heeft het hof [geïntimeerde] toegelaten te bewijzen
1. dat, toen hij op 24 augustus 2009 bij Essent [onderhuurder] als huurder van de woning aanmeldde, hij dat met medeweten en goedkeuring van [onderhuurder] deed, en
2. dat hij ten tijde van het aantreffen van de hennepkwekerij de woning aan [onderhuurder] onderverhuurde.
6.2.1.
[geïntimeerde] heeft alleen zichzelf als getuige doen horen. Bij dit verhoor, dat op 31 augustus 2015 plaatsvond, verklaarde [geïntimeerde] onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende. Hij heeft met [onderhuurder] een huurovereenkomst gesloten, welk stuk bij conclusie van antwoord is overgelegd. Op dezelfde dag (als die van ondertekening van de huurovereenkomst) heeft hij telefonisch [onderhuurder] bij Essent aangemeld. Het kan kloppen dat dat op 24 augustus 2009 was. Hij had toen zelf een contract met Essent voor de woning in [plaats] en meldde aan Essent dat [onderhuurder] de woning ging onderhuren. Nadat hij zijn klantnummer had genoemd en had gezegd dat hij de woning ging onderverhuren, had hij de telefoon overhandigd aan [onderhuurder] , die toen zelf zijn gegevens aan Essent heeft doorgegeven. Vanaf die onderhuur heeft [geïntimeerde] niet meer aan Essent betaald voor de woning in [plaats] . Vervolgens is hij, op dezelfde dag, met [onderhuurder] naar de gemeente gereden om [onderhuurder] in te schrijven, maar dat lukte toen niet, omdat [onderhuurder] - die de Belgische nationaliteit heeft - alleen een rijbewijs en geen paspoort bij zich had. Omtrent betaling van de huur door [onderhuurder] aan [geïntimeerde] hadden zij geen afspraken gemaakt. [onderhuurder] gaf het geld in een envelop aan een gemeenschappelijke vriend, [gemeenschappelijke vriend] en die gaf het dan weer aan [geïntimeerde] , aldus [geïntimeerde] . De betwisting door [onderhuurder] van het bestaan van de huurovereenkomst schreef [geïntimeerde] toe aan het aantreffen van de hennepkwekerij.
6.2.2.
Enexis heeft afgezien van contra-enquête.
6.2.3.
In hun na de enquête genomen memories hebben partijen betoogd dat [geïntimeerde] wel ( [geïntimeerde] ) respectievelijk niet (Enexis) is geslaagd het aan hem opgedragen bewijs te leveren.
6.3.1.
Naar het oordeel van het hof is [geïntimeerde] er niet in geslaagd het aan hem opgedragen bewijs te leveren. Zijn verklaring kan op grond van artikel 164 lid 2 Rv. slechts aan het bewijs meewerken als er aanvullende bewijzen voorhanden zijn die zodanig sterk zijn en zodanig essentiële punten betreffen dat zij de partijgetuigenverklaring voldoende geloofwaardig maken (HR 31 maart 1995, ECLI:NL:HR:1995:1688). De door [geïntimeerde] genoemde aanvullende bewijzen zijn niet “zodanig sterk”. Het hof verwijst hier kortheidshalve naar rov. 3.4.5 van het tussenarrest van 24 maart 2015 waarin het merendeel van deze door [geïntimeerde] aangehaalde stukken al besproken is. [geïntimeerde] noemt ook nog het feit dat Enexis heeft erkend dat [onderhuurder] bestaat en de aantekeningen van het telefoongesprek met de medewerker van Essent. Enexis voert terecht aan dat deze gegevens niets zeggen over de juistheid van de door [geïntimeerde] te bewijzen stellingen. Het enkele feit dat [onderhuurder] bestaat betekent immers niet dat hij de woning van [geïntimeerde] onderhuurde. En uit de aantekeningen van Essent “
, eigenaar meldt huurder aan welke naast hem zit” blijkt ook niet dat [onderhuurder] toen inderdaad naast [geïntimeerde] zat en dat [geïntimeerde] hem met zijn ( [onderhuurder] ) goedkeuring aanmeldde, noch is daarvoor in de aantekeningen een sterke aanwijzing te lezen. De aantekeningen zijn een weerslag van de telefonische mededeling van [geïntimeerde] , niet van de juistheid van die mededeling. Evenmin volgt het hof [geïntimeerde] in zijn – niet onderbouwde – stelling dat als de medewerker van Essent had betwijfeld of [onderhuurder] wel naast [geïntimeerde] zat, de medewerker daar wel op zou hebben doorgevraagd. Bewijs van [onderhuurder] aanwezigheid, instemming en onderhuur zou mogelijk geleverd kunnen worden door [onderhuurder] zelf, maar [geïntimeerde] heeft nu eenmaal niet [onderhuurder] als getuige doen horen.
De verwijzing ten slotte door [geïntimeerde] naar een arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden kan hem niet baten reeds omdat, zoals Enexis ook terecht aanvoert, de feiten in die zaak aanmerkelijk anders liggen. Het aanvullende bewijs in de vorm van “een papiertje” waarop de partij die als partijgetuige had verklaard, had geschreven dat zijn wederpartij een aantal bedragen aan hem diende te betalen, werd als voldoende sterk gekwalificeerd, omdat dat stuk door de wederpartij was ondertekend.
6.3.2.
Het is dus niet is komen vast te staan dat de aanmelding door [geïntimeerde] van [onderhuurder] bij Essent met medeweten en goedkeuring van [onderhuurder] geschiedde, noch dat [geïntimeerde] ten tijde van het aantreffen van de hennepkwekerij de woning aan [onderhuurder] onderverhuurde. Voorts staat wél vast dat [geïntimeerde] ten tijde van het aantreffen van de hennepkwekerij op het adres van de woning stond ingeschreven en dat hij eerder ten behoeve van de energielevering aan die woning met Essent een overeenkomst tot levering van energie had afgesloten, zoals door Enexis is gesteld en door [geïntimeerde] als getuige is bevestigd. Gelet hierop moet worden geconcludeerd dat de op [geïntimeerde] rustende zorgplicht ten aanzien van de meter in de woning niet was geëindigd en dat [geïntimeerde] in strijd met die zorgplicht heeft gehandeld door in de meterkast van de woning een illegale aftakking op de aansluitkabel vóór de kWh-meter te maken, te laten maken of toe te staan dat deze is gemaakt. Aldus is [geïntimeerde] aansprakelijk voor de dientengevolge door Enexis geleden schade. De omvang van de door Enexis gevorderde schade is niet, althans onvoldoende gemotiveerd door [geïntimeerde] betwist en toewijsbaar.
6.4.
De slotsom is dat de door Enexis voorgedragen grief slaagt. Het bestreden vonnis zal worden vernietigd en de vordering van Enexis zal alsnog worden toegewezen. [geïntimeerde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, de kosten van beide instanties moeten dragen. Ook de vordering van Enexis tot terugbetaling door [geïntimeerde] van hetgeen Enexis ter uitvoering van het bestreden eindvonnis aan [geïntimeerde] heeft voldaan zal worden toegewezen. [geïntimeerde] niet [onderhuurder] als getuige heeft doen horen.niet, althans onvoldoende gemotiveerd door [geïntimeerde] betwist en teowijsbaa

7.De uitspraak

Het hof:
vernietigt het bestreden vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch onder zaaknummer 878446/410 13-1570 gewezen op 8 augustus 2013;
in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan Enexis van een bedrag van € 9.301,85 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 maart 2010 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling van hetgeen Enexis ter uitvoering van het bestreden vonnis aan [geïntimeerde] heeft betaald, te weten een bedrag van € 500,--;
veroordeelt [geïntimeerde] in de proceskosten van de eerste aanleg en het hoger beroep, welke kosten tot op heden aan de zijde van Enexis worden begroot op € 531,94 aan verschotten en op € 500,-- aan salaris advocaat in eerste aanleg en op € 780,71 aan verschotten en op € 1.264,-- aan salaris advocaat voor het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.M. Brandenburg, M.A. Wabeke en J.F.M. Pols en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 15 december 2015.
griffier rolraadsheer