Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
5.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 24 maart 2015;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor aan de zijde van [geïntimeerde] op 31 augustus 2015;
- de memorie van antwoord (bedoeld zal zijn memorie na enquête) van [geïntimeerde] van 6 oktober 2015;
- de memorie na enquête van Enexis van 3 november 2015.
6.De verdere beoordeling
, eigenaar meldt huurder aan welke naast hem zit” blijkt ook niet dat [onderhuurder] toen inderdaad naast [geïntimeerde] zat en dat [geïntimeerde] hem met zijn ( [onderhuurder] ) goedkeuring aanmeldde, noch is daarvoor in de aantekeningen een sterke aanwijzing te lezen. De aantekeningen zijn een weerslag van de telefonische mededeling van [geïntimeerde] , niet van de juistheid van die mededeling. Evenmin volgt het hof [geïntimeerde] in zijn – niet onderbouwde – stelling dat als de medewerker van Essent had betwijfeld of [onderhuurder] wel naast [geïntimeerde] zat, de medewerker daar wel op zou hebben doorgevraagd. Bewijs van [onderhuurder] aanwezigheid, instemming en onderhuur zou mogelijk geleverd kunnen worden door [onderhuurder] zelf, maar [geïntimeerde] heeft nu eenmaal niet [onderhuurder] als getuige doen horen.