ECLI:NL:GHSHE:2015:5123

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 december 2015
Publicatiedatum
8 december 2015
Zaaknummer
HD 200.093.193_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenonderzoek naar waardering van auto’s in geschil tussen twee vennootschappen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, betreft het een hoger beroep van de besloten vennootschap Handelsonderneming B.V. tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak draait om een deskundigenonderzoek naar de waardering van auto’s, waarbij de deskundige A.G. Maessen AA is benoemd. De appellante, Handelsonderneming B.V., heeft bezwaren geuit tegen de werkwijze en rapportage van de deskundige, maar accepteert de aanwijzing van de deskundige onder bepaalde voorwaarden. De deskundige heeft een voorschot van € 2.800,- exclusief btw gevraagd voor zijn onderzoek, wat door de appellante als te hoog wordt beschouwd. Het hof heeft de deskundige gevraagd om een nadere specificatie van de kosten en heeft de partijen in de gelegenheid gesteld om opmerkingen te maken over de rapportage. Het hof heeft in zijn arrest bepaald dat het deskundigenonderzoek zal plaatsvinden en dat de appellante het gevraagde voorschot moet betalen. De zaak is aangehouden voor verdere beslissingen na het deskundigenonderzoek.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.093.193/01
arrest van 8 december 2015
in de zaak van
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Handelsonderneming] Handelsonderneming B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante in principaal appel,
geïntimeerde in incidenteel appel,
advocaat: mr. H.M.M. van den Elzen te 's-Hertogenbosch,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde in principaal appel,
appellant in incidenteel appel,
advocaat: mr. M.M.C. van de Ven te Boxmeer,
als vervolg op de door het hof gewezen tussenarresten van 12 februari 2013, 9 juli 2013,
29 juli 2014 en 10 februari 2015 in het hoger beroep van het door de rechtbank
’s-Hertogenbosch (thans: rechtbank Oost-Brabant) onder zaak-/rolnummer 206495/HAZA 10-296gewezen vonnis van 30 maart 2011.

18.Het tussenarrest van 10 februari 2015

In principaal appel
18.1.
Bij tussenarrest van 10 februari 2015 heeft het hof partijen verzocht zich uit te laten over de door de deskundige voor door hem nader uit te brengen rapportage gestelde voorwaarden dat partijen geen probleem hebben met zijn aanwijzing en dat partijen hem dit schriftelijk ter kennis brengen en – zo nodig – over het te betalen voorschot op de kosten van de deskundige.

19.De verdere procedure

In principaal appel
19.1.
Beide partijen hebben vervolgens een akte na tussenarrest genomen.
19.2.
Hierna is opnieuw uitspraak bepaald.

20.De verdere beoordeling

In principaal appel
20.1.
[Handelsonderneming] Handelsonderneming B.V. heeft naar voren gebracht dat haar bezwaren tegen de werkwijze en rapportage van de deskundige vooralsnog niet zijn weggenomen, maar dat zij de aanwijzing van de deskundige voor aanvullend onderzoek accepteert onder de voorwaarden dat de deskundige zich op voorhand bereid toont om inhoudelijk kennis te nemen van de kritiek van [Handelsonderneming] Handelsonderneming B.V. op de waardering door [Accountants 2] , dat het concept van de aanvullende rapportage aan partijen voor reactie wordt voorgelegd en dat de deskundige bereid is om met de accountant van partijen en partijen in persoon de waardering van de auto’s te bespreken. Voorts heeft [Handelsonderneming] Handelsonderneming B.V. te kennen gegeven het door de deskundige genoemde voorschot op de onderzoekskosten van € 2.800,- exclusief btw te hoog te vinden, omdat de resterende werkzaamheden nog slechts maximaal acht uur zouden vergen. [Handelsonderneming] heeft subsidiair verzocht om een nadere specificatie, zodat partijen zich daarover nog zouden kunnen uitlaten.
20.2.
[geïntimeerde] heeft ten aanzien van het gevraagde voorschot voor het aanvullend onderzoek opgemerkt dat het betreffende bedrag hem wat hoog voorkomt.
20.3.
Het hof heeft de deskundige hierop op 1 juli 2015 onder toezending van genoemde door partijen genomen aktes schriftelijk de vraag gesteld of met de reactie van partijen is voldaan aan de door de deskundige gestelde voorwaarden voor nadere rapportage. Ook is de deskundige bij deze brief gevraagd om, indien met de reactie van partijen is voldaan aan de gestelde voorwaarden, een nadere specificatie te geven van het door de deskundige verzochte voorschot op de deskundigenkosten. De deskundige heeft hierop bij e-mail van 30 juli 2015 deze kosten als volgt gespecificeerd:
voorbereiding onderzoek, doornemen dossiers etc. 4 uur
uitwerking, bespreking partijen, rapportering 12 uur
-------- +
totaal 16 uur
waarbij de deskundige uitgaat van een uurtarief van € 175 exclusief btw.
Nu het hof de deskundige heeft gevraagd om – indien door partijen is voldaan aan de door hem gestelde voorwaarden – een nadere specificatie van het verzochte voorschot te geven en de deskundige die specificatie vervolgens in zijn e-mail heeft gegeven zonder zich daarbij uit te laten over het commentaar van partijen, begrijpt het hof dat het gewenste akkoord van partijen voor de deskundige afdoende is geformuleerd.
20.4.
Zoals reeds eerder overwogen in het tussenarrest van 29 juli 2014 en in het tussenarrest van 10 februari 2015, dient de werkwijze van [Accountants 2] niet alleen te worden getoetst aan van toepassing zijnde regelgeving, maar dient vooral ook een marginale toetsing van de door [Accountants 2] in de onderhavige kwestie concreet gedane waardering plaats te vinden. De vraag ligt voor of de door [Accountants 2] gedane waardering in al haar (bijkomende) facetten zodanig is geweest dat deze valt buiten de normen zoals die gelden conform de professionele standaard van een accountant, waarbij het hof uitgaat van de veronderstelling dat deze professionele standaard ruimte geeft voor uiteenlopende benaderingen, maar dat er wel grenzen zijn vast te stellen waarbuiten van een verkeerde (werkwijze van) waardering dient te worden gesproken. Het gaat in dit geval om de vraag of een zodanige grens door [Accountants 2] is gepasseerd. Het hof acht daarbij een reactie gewenst op de op p. 3 van de door [Handelsonderneming] Handelsonderneming B.V. aan de deskundige gezonden brief van 30 januari 2014 – in samenhang met de opmerkingen op p. 2 van deze brief – gestelde vraag òf [Accountants 2] bij de door haar toegepaste waardering van de voorraad auto’s een maatstaf heeft gehanteerd die in de gegeven omstandigheden (gelet op het feit dat de op te stellen balans het uitgangspunt zou zijn voor de financiële afwikkeling van de beëindiging van de samenwerking tussen partijen en in aanmerking genomen de in de onderneming gebruikelijke waarderingsmethode) binnen de door een accountant in acht te nemen normen valt. Het hof gaat er vanuit dat de deskundige bij zijn onderzoek bereid is om met de accountant van partijen en partijen in persoon de waardering van de auto’s te bespreken, aangezien hij daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt.
20.5
Voorts merkt het hof op dat de deskundige vanzelfsprekend geacht wordt kennis te nemen van het dossier (waarin de kritiek van [Handelsonderneming] Handelsonderneming B.V. op de door [Accountants 2] gedane waardering uitgebreid is verwoord) en dat de deskundige daar blijkens bovenstaande specificatie zelf kennelijk ook vanuit gaat. Zoals hieronder in het dictum verwoord dient de deskundige bij het onderzoek en ten aanzien van de conceptrapportage de partijen in de gelegenheid te stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen.
20.6
Bovenstaande specificatie van het door de deskundige gevraagde voorschot op zijn kosten (€ 2.800 exclusief btw = € 3.388 inclusief btw) oordeelt het hof, gelet op het stadium van het onderzoek, voldoende. Ook dit voorschot dient door [Handelsonderneming] Handelsonderneming B.V. te worden betaald. Zoals eerder overwogen in het tussenarrest van 9 juli 2013 heeft [Handelsonderneming] Handelsonderneming B.V. de keus dit bedrag niet te voldoen. Indien het voorschot niet zal worden ontvangen, zal worden afgezien van het deskundigenonderzoek en zal recht worden gedaan op de thans voorhanden stukken. Het hof ziet geen aanleiding partijen nogmaals de gelegenheid te geven te reageren op de hoogte van het voorschot.
20.7
Het hof herhaalt dat het deskundigenonderzoek zich vooralsnog niet zal richten op de onder 8.5 van het tussenarrest van 9 juli 2013 geformuleerde tweede vraag.
In principaal en incidenteel appel voorts
20.8
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

21.De uitspraak

Het hof:
In principaal appel
bepaalt dat een deskundigenonderzoek wordt verricht naar de in rechtsoverweging 20.4 van dit arrest geformuleerde vraag;
benoemt tot deskundige ter beantwoording van deze vraag:
A.G. Maessen AA
[Accountants/Adviseurs] Accountants/Adviseurs
[Adres]
;
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van dit arrest aan de deskundige toezendt;
bepaalt dat partijen binnen één week na de datum van dit arrest (een afschrift van) de verdere processtukken aan de deskundige ter beschikking zullen stellen en alle door deze gewenste inlichtingen zullen verstrekken;
bepaalt dat de deskundige pas met het onderzoek begint nadat daartoe van de griffier bericht is ontvangen;
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek –
en ten aanzien van de conceptrapportage– partijen in de gelegenheid stelt opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het schriftelijk bericht van de deskundige moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het bericht tevens melding wordt gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken;
verzoekt de deskundige een schriftelijk en met redenen omkleed bericht, met een duidelijke conclusie, in te leveren ter griffie van dit hof en tegelijkertijd een afschrift van het bericht aan de advocaten van partijen toe te zenden;
bepaalt de termijn waarbinnen het schriftelijk, ondertekend bericht ter griffie van dit hof (postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch) moet worden ingeleverd op drie maanden nadat door de griffier is bericht dat met het onderzoek kan worden begonnen;
bepaalt het voorschot op de kosten van de deskundige op het door de deskundige begrote bedrag van € 3.388,- (inclusief btw);
bepaalt dat [Handelsonderneming] Handelsonderneming B.V. genoemd voorschot van € 3.388,- zal overmaken binnen veertien (14) dagen na ontvangst van de nota met betaalinstructies die door het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak zal worden verzonden;
verzoekt de deskundige, indien zijn kosten het voorschot te boven mochten gaan, het hof daarover tijdig in te lichten;
benoemt mr. E.K. Veldhuijzen van Zanten tot raadsheer-commissaris, tot wie de deskundige zich, door tussenkomst van de griffier dient te wenden met (procedurele) vragen en verzoeken indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft;
verwijst de zaak naar de rol van 10 mei 2016 voor memorie na deskundigenonderzoek aan de zijde van [Handelsonderneming] Handelsonderneming B.V.;
In principaal en incidenteel appel
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.A.M. van Schaik-Veltman, E.K. Veldhuijzen van Zanten en D.E.A.M. Hulskes en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 8 december 2015.
griffier rolraadsheer