In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 3 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de schuldsaneringsregeling van de appellante. De appellante had in eerste aanleg een schuldsaneringsregeling aangevraagd, welke op 14 december 2012 was uitgesproken. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft op 15 oktober 2015, op verzoek van de bewindvoerder, de schuldsaneringsregeling tussentijds beëindigd omdat de appellante haar verplichtingen niet nakwam. De appellante heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, maar heeft de beroepstermijn overschreden. Het hof heeft vastgesteld dat de appellante op 5 november 2015 haar beroepschrift heeft ingediend, terwijl de termijn op 23 oktober 2015 was verstreken. De appellante heeft aangevoerd dat haar termijnoverschrijding verschoonbaar was vanwege haar medische problemen, maar het hof oordeelde dat zij niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat deze problemen haar hebben belet om tijdig hoger beroep in te stellen. Het hof heeft benadrukt dat aan beroepstermijnen strikt de hand moet worden gehouden en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op deze regel rechtvaardigen. Gezien het feit dat de appellante niet-ontvankelijk is verklaard, is er geen inhoudelijke behandeling van de zaak meer aan de orde. Het hof heeft ook opgemerkt dat, zelfs als de appellante ontvankelijk was geweest, het vonnis van de rechtbank zou zijn bekrachtigd op basis van de tekortkomingen in de nakoming van haar verplichtingen.