Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 2142816 CV EXPL 13-5348)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met producties;
- de memorie van antwoord;
- de akte van [appellant] ;
- de antwoordakte van [geïntimeerde] .
3.De beoordeling
2. De feitenvastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. De door de kantonrechter vastgestelde feiten, die zijn niet betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.
Derhalve stellen wij voor dat de heer, in overleg met de arbodienst, zijn werkzaamheden hervat op arbeidstherapeutische basis en gedurende een bepaalde tijd noteert welke problemen hij tegenkomt bij de uitvoering van zijn werkzaamheden. Op basis van de ervaringen van de heer kan er bepaald worden of een werkplekonderzoek kan bijdragen aan verbetering van de werksituatie.“
“2. Beschouwing
“Ons oordeel is dat de re-integratie-inspanningen van uw bedrijf voor uw werknemer tot nu toe voldoende zijn geweest.”en aan [appellant] bij brief van dezelfde datum:
“Uw werkgever heeft u werk aangeboden dat volgens hem passend is. U heeft echter aangegeven dat het werk niet passend is. Ons oordeel is dat het werk niet voor 100% passend is.”
“Door de bedrijfsarts zijn de mogelijkheden van werknemer niet adequaat ingeschat. Het door Visio in augustus 2010 gegeven advies, inhoudende op de werkvloer uitproberen tegen welke problemen werknemer oploopt en daar, zo nodig, oplossingen voor proberen te vinden, is niet opgevolgd. De bedrijfsarts stond hier niet achter. Na de uitspraak in december 2010 in het Deskundigen Oordeel, waarin werd aangegeven dat er verdere re-integratie activiteiten worden verwacht waarbij het advies van Visio het primaire uitgangspunt moet zijn in de (verlate) re-integratie, heeft het nog tot 9 maart 2011 geduurd voordat werknemer in staat werd gesteld het werk op arbeidstherapeutische gronden te hervatten. Er is een re-integratiebedrijf ingeschakeld, maar een gedegen onderzoek naar mogelijkheden en eventuele onmogelijkheden van werknemer in het eigen werk heeft nog steeds niet plaatsgevonden. Er is een verschil van mening tussen werkgever en werknemer over de wijze waarop de werkzaamheden door werknemer worden uitgevoerd. De inspanningen zijn onvoldoende nu de re-integratie is gestagneerd omdat de bedrijfsarts de mogelijkheden van werknemer niet adequaat heeft ingeschat en de werkgever zich heeft laten leiden door de bedrijfsarts. De werkgever moet, nu werknemer en werkgever van mening verschillen over de wijze waarop de werkzaamheden door werkgever worden uitgevoerd, een gedegen onderzoek laten uitvoeren door een gekwalificeerd bureau over de mogelijkheden in het eigen werk (spoor 1).Wat wordt na reparatie als bevredigend re-integratieresultaat gezien?:• Werknemer werkt in werk dat min of meer aansluit bij de resterende functionele mogelijkheden binnen het eigen bedrijf, of• werknemer werkt met zijn toestemming buiten het bedrijf, of• werknemer werkt in werk met een loonwaarde van tenminste 65% van het oorspronkelijke loon mits dit werk structureel is, of• er is een adequaat re-integratietraject naar ander werk bij een andere werkgever afgerond.Zolang de werkgever de tekortkoming niet heeft hersteld moet hij maximaal 52 weken het loon van werknemer doorbetalen. De aanvraag WIA kan niet in behandeling worden genomen.”
In de rapportage van de arbeidsdeskundige [arbeidsdeskundige 4] van 14 december 2011 is onder meer het volgende vermeld:
“Uit het arbeidskundig onderzoek de dato september 2011 van Werkpad blijkt dat men belanghebbende binnen het bedrijf heeft begeleid voor het hervatten van de eigen werkzaamheden. Op diverse momenten zijn ook voorzieningen voor belanghebbende getroffen zoals een led lamp en een eigen gereedschapskist. Tevens blijkt uit het arbeidskundig onderzoek dat:• belanghebbende arbeidsongeschikt te beschouwen is voor de maatgevende arbeid.• Deze werkzaamheden niet met voorzieningen voor hem passend gemaakt kunnen worden.• De eigen werkgever hem geen andere passende arbeid kan aanbieden.• Aangegeven wordt dat belanghebbende wel kansen heeft op de vrije arbeidsmarkt.(…
)4. ConclusieGeconcludeerd kan worden dat de werkgever voldoende heeft gedaan om belanghebbende aan het werk te helpen.”
“Ons oordeel is dat de re-integratie-inspanningen van uw bedrijf voor uw werknemer tot nu toe voldoende zijn geweest.”
“de tekortkoming(en) in uw re-integratieplichten voor de heer [appellant] heeft hersteld.”, aldus het UWV.
[arbeidsconsulent] , staat onder meer het volgende vermeld:
“Het traject wordt m.i. bemoeilijkt door de dubbele houding van de heer [appellant] . Aan de ene kant wil hij medewerking geven aan het traject en houdt hij de consulent op de hoogte van de ontwikkelingen. Aan de andere kant is hij de mening toegedaan dat de werkgever onterecht een WvP spoor 2 traject is ingegaan, dat hij niet ziek is en alle taken in zijn functie kan uitvoeren en momenteel ook uitvoert. De stelling dat de werkgever hem onterecht wil ontslaan per einde wachttijd maakt dat de heer [appellant] niet met volle motivatie in dit traject mee kan werken. Hij wil niet verder kijken dan de functie van automonteur bij een dealerbedrijf. In de komende maand zal intensief acquisitie worden bedreven teneinde een laatste extra inspanning te geven in het zoeken naar een functie buiten de eigen organisatie. Hiertoe is een lijst met bedrijven in de woonomgeving van de heer [appellant] samengesteld.”
“De mate van arbeidsongeschiktheid van de heer [appellant] is vastgesteld op 23,90%. Voordat hij ziek werd werkte de heer [appellant] als automonteur en APK keurmeester bij [geïntimeerde] voor 37,87 uur per week. Het geïndexeerde uurloon bedraagt € 17,32. Door visusklachten kan hij dit werk niet meer doen. De heer [appellant] kan wel werkzaamheden doen waarin de belasting t.a.v. het vooral bezien van kleine voorwerpen (op korte afstand van het oog) niet hoog is. Voorbeelden van functies die hij zou kunnen verrichten zijn metaalsorteerder, perronmedewerker, magazijnbediende. Daarmee kan hij € 13,18 per uur verdienen. Dit is 23,90% minder dan in het eigen werk. Daarom is de heer [appellant] , minder dan 35% arbeidsongeschikt.”
“U kunt per 24 mei 2012 geen WIA-uitkering krijgen. Uit het oordeel van arts en arbeidsdeskundige blijkt dat u meer dan 65% kunt verdienen van het loon dat u verdiende voordat u ziek werd. U bent 23,90% arbeidsongeschikt. Dat is minder dan 35%. U kunt daarom geen WIA-uitkering krijgen. Hoe dit is vastgesteld, heeft u kunnen lezen in de medische rapportage van onze arts van 15 mei 2012 en in de brief van onze arbeidsdeskundige van 6 juni 2012. (…..) Als u het niet eens bent met onze beslissing kunt u vóór 19 juli 2012 een bezwaarschift indienen (…..).”
Tijdens de beoordeling van de wia aanvraag is door de verzekeringsarts aangegeven dat de beperking t.a.v. de visus blijvend is. Verder arbeidskundig onderzoek gaf aan dat hierdoor het eigen/maatgevende werk niet meer als passend gezien kan worden. In het verweerschrift + bijlagen worden geen nieuwe objectieve feiten/omstandigheden aangegeven die reden zou geven tot een andere visie op de belastbaarheid + (on)geschiktheid eigen werk.“
8 augustus 2012 de verzochte toestemming verleend. UWV Werkbedrijf heeft daartoe het volgende overwogen: “
Uw aanvraag is gebaseerd op langdurige arbeidsongeschiktheid. In zijn advies geeft de arbeidsdeskundige aan dat de arbeidsongeschiktheid blijft voortduren en dat het niet mogelijk is de bedongen (eigen) arbeid binnen 26 weken te hervatten. In zijn reactie op het advies stelt de werknemer slechts dat hij wel zijn werkzaamheden verricht, maar onderbouwt dit niet door overlegging van bijvoorbeeld werkopdrachten, uurstaten of andere concrete bewijsstukken. Door ons moet in deze situatie in hoge mate worden uitgegaan van het advies van het UWV dat gezien moet worden als een deskundigenadvies. Uit dit advies en uit het Arbeidsdeskundig Rapport is duidelijk gebleken dat werknemer langdurig arbeidsongeschikt is voor het verrichten van zijn werk bij de eigen werkgever en re-integratie naar eigen werk alsook ander passend werk, bij werkgever, ook met behulp van scholing, binnen afzienbare tijd niet geïndiceerd is. Wat van de zijde van werknemer naar voren is gebracht, heeft onvoldoende aanknopingspunten geboden om tot een andersluidende gevolgtrekking te komen. Het ligt naar ons oordeel en dat van de Ontslagadviescommisie dan ook in de rede de door u gevraagde ontslagvergunning te verlenen.”
Ten onrechte heeft de kantonrechter in r.o. 4.9 aangenomen dat er voor [appellant] geen reële mogelijkheden waren om te re-integreren binnen het bedrijf van [geïntimeerde] . Ten onrechte heeft de kantonrechter daarbij geen gewicht toegekend aan de rapportage van Werkpad B.V. ( [arbeidsdeskundige 5] ) uit september 2011. Ten onrechte neemt de kantonrechter aan dat van [geïntimeerde] redelijkerwijs niet kon worden gevergd de wijze van bedrijfsvoering aan te passen aan het tempoverlies van [appellant] .”