ECLI:NL:GHSHE:2015:482

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 februari 2015
Publicatiedatum
17 februari 2015
Zaaknummer
HV 200 117 787_01 en HD 200 071 907_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van de Gemeente Heerlen voor schade na arbeidsongeval tijdens schoonmaakwerkzaamheden

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aansprakelijkheid van de Gemeente Heerlen na een arbeidsongeval dat plaatsvond op 9 januari 2007. De Gemeente was in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter, waarin de vorderingen van de Gemeente jegens de Combinatie VOF waren afgewezen. De zaak betreft een arbeidsongeval waarbij een medewerker van een uitzendorganisatie ernstig letsel opliep tijdens schoonmaakwerkzaamheden die waren uitgevoerd in opdracht van de Gemeente. De medewerker had de Gemeente aansprakelijk gesteld op grond van artikel 7:658 lid 4 BW, en de Gemeente had de Combinatie VOF in vrijwaring opgeroepen.

Het hof heeft in zijn uitspraak geoordeeld dat de Gemeente niet aansprakelijk kan worden gehouden voor de schade die de medewerker heeft geleden. Dit oordeel is gebaseerd op de overweging dat de Gemeente als opdrachtgever/eigenaar geen verwijt kan worden gemaakt van het ongeval. Het hof heeft het eerdere vonnis van de kantonrechter bekrachtigd, waarin was geoordeeld dat de Gemeente niet aansprakelijk was voor de schade van de medewerker. De Gemeente is als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van de Combinatie VOF.

De uitspraak van het hof is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de grenzen van de aansprakelijkheid van opdrachtgevers in het kader van arbeidsongevallen verduidelijkt. Het hof heeft de proceskosten vastgesteld op € 666,- aan griffierecht en € 894,- aan salaris advocaat, en heeft de Gemeente veroordeeld tot betaling van deze kosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.117.787/01 gevoegd met HD 200.071.907/01
arrest van 17 februari 2015
in de zaak van
Gemeente Heerlen,
zetelend te Heerlen,
appellante,
advocaat: mr. H.A.J. Stollenwerck te Maastricht,
tegen

1.Combinatie [Combinatie] Bouw/ Homij Technische Installaties V.O.F.,gevestigd te [vestigingsplaats],

2.
[Bouw]Bouw B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats],
vennoot van geïntimeerde sub 1,
3.
Homij Technische Installaties B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats],
vennoot van geïntimeerde sub 1,
geïntimeerden,
advocaat: mr. J. Streefkerk te Voorburg,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 19 maart 2013 in het hoger beroep van het door de rechtbank Maastricht, sector kanton, locatie Sittard-Geleen onder zaaknummer 290788 CV EXPL 08-1382 gewezen vonnis van 14 oktober 2009.

5.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenarrest van 19 maart 2013;
  • de memorie van grieven (met abusievelijk uitsluitend als aanhef memorie van antwoord) van 7 mei 2013;
  • de memorie van antwoord.
Partijen hebben arrest gevraagd.

6.De verdere beoordeling

6.1.
Bij genoemd tussenarrest heeft het hof in het incident de voeging van deze zaak bevolen met die bij het hof aanhangige zaak met zaaknummer HD 200.071.907/01 tussen Intercession Reinigingsdiensten BV als appellante en [Bouw] Bouw BV én de Gemeente als geïntimeerden.
In de hoofdzaak heeft het hof de zaak verwezen naar de rol voor het nemen van de memorie van grieven.
6.2.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
Op of omstreeks 8 januari 2007 hebben Intercession en [Bouw] Bouw BV (hierna [Bouw]) een schriftelijke overeenkomst van opdracht in onder aanneming gesloten ter uitvoering van schoonmaakwerkzaamheden als mondeling op 20 december 2006 overeengekomen tussen [medewerker van Intercession] van Intercession en [medewerker 1 van Bouw] en [medewerker 2 van Bouw] van [Bouw] Bouw BV (productie 1 bij incidentele conclusie tot vrijwaring in de zaak [medewerker van uitzendorganisatie] tegen Intercession, rolnummer 2007-1564 bij het kantongerecht Sittard-Geleen, rechtbank Maastricht). Het schoonmaakwerk had betrekking op het project Revitalisatie Theater en Nieuwbouw Middenzaal/Vlakke Vloerzaal, waartoe door de gemeente Heerlen op 15 april 2005 opdracht was verstrekt aan de Combinatie [Combinatie] Bouw en Homij Technische Installaties V.O.F.
RPS is een onderneming, die beschikt over expertise terzake het maken van Taak-Risico Analyses ten behoeve van te verrichten werkzaamheden. RPS heeft op verzoek van Intercession op 21 december 2006 een dergelijke analyse gemaakt voorafgaand aan de door Intercession in het kader van de hier voor genoemde opdracht te verrichten schoonmaakwerkzaamheden (productie 2 bij de onder a) genoemde incidentele conclusie). De noodzaak van een dergelijke Taak-Risico Analyse (hierna ook: TRA) vloeide voort uit de hiervoor genoemde overeenkomst van opdracht tussen Intercession en [Bouw]. Bedoeld rapport is voor aanvang van de werkzaamheden (ook) ter hand gesteld aan de [medewerker 2 van Bouw], de werkvoorbereider bij [Bouw].
Ten behoeve van de schoonmaakwerkzaamheden heeft Intercession niet alleen haar eigen personeel ingeschakeld maar ook van derden ingeleend personeel, waaronder mevrouw [medewerker van uitzendorganisatie], die in dienst was bij [uitzendorganisatie] Uitzendorganisatie BV te [vestigingsplaats] en feitelijk sedert september 2006 voor Intercession werkzaamheden verrichtte als industrieel schoonmaakster.
d) Op 9 januari 2007 heeft [medewerker van uitzendorganisatie] tijdens het verrichten van de hier bedoelde
schoonmaakwerkzaamheden ernstig letsel opgelopen doordat zij door een gipsplaat in
een plafond is gezakt en een val heeft gemaakt van ongeveer 12 meter. [medewerker van uitzendorganisatie] heeft
voor de daaruit voortvloeiende schade Intercession op grond van artikel 7:658 lid 4 BW
aansprakelijk gesteld en daartoe in rechte een verklaring voor recht gevorderd alsmede
een verwijzing naar de schadestaatprocedure (de procedure onder zaak/rolnummer
256806 cv expl 07-1564 bij de kantonrechter Sittard-Geleen).
e) Bij vonnis van 31 december 2008 heeft de kantonrechter in de hiervoor genoemde
procedure voor recht verklaard dat Intercession aansprakelijk is voor de door [medewerker van uitzendorganisatie]
ten gevolge van het haar op 9 januari 2007 overkomen bedrijfsongeval geleden en nog te
lijden schade. Intercession is veroordeeld tot betaling van deze schade nader op te maken
bij staat, terwijl zij tevens een voorschot van € 25.000,- op die schade diende te betalen.
f) Intercession heeft na daartoe verkregen toestemming van de kantonrechter (onder meer)
RPS (naast de Gemeente Heerlen als eigenaresse van het theater en [Bouw] als de
bij de verbouwing betrokken aannemer) in die procedure in vrijwaring betrokken.
g) De Gemeente heeft vervolgens de Combinatie VOF in ondervrijwaring opgeroepen op
de grond dat de Combinatie VOF als belast met de feitelijke uitvoering van de
verbouwings- en renovatiewerkzaamheden waarbij zich het ongeval
heeft voorgedaan, jegens de Gemeente voor de daaruit voortvloeiende aansprakelijkheid voor de schade had in te staan.
6.2.2.
In deze zaak is de Gemeente in beroep gekomen van het vonnis van 14 oktober 2009 gewezen onder zaak/rolnummer 290788 cv expl 08-1382, waarbij de Gemeente de Combinatie VOF in onder vrijwaring heeft geroepen, nadat de Gemeente op haar beurt in vrijwaring was opgeroepen door Intercession Reinigingsdiensten BV in de zaak met zaak/rolnummer 269074 cv expl 07-2865.
6.2.3.
In het vonnis van de kantonrechter waarvan thans beroep heeft de kantonrechter de vorderingen van de Gemeente jegens de Combinatie VOF afgewezen, kort gezegd, op de grond dat de Gemeente als opdrachtgever/eigenares geen verwijt kan worden gemaakt van het aan [medewerker van uitzendorganisatie] overkomen bedrijfsongeval, zodat aan vrijwaring voor de schade voortvloeiend uit die aansprakelijkheid niet wordt toegekomen.
6.2.4.
De grond voor het beroep van de Gemeente is gelet op het petitum in deze zaak een voorwaardelijke in die zin dat slechts vernietiging wordt verzocht van het beroepen vonnis “indien het hof in de vrijwaringszaak met kenmerk 200.071.907/01 tussen Intercession Reinigingsdiensten BV en de Gemeente Heerlen laatstgenoemde aansprakelijk houdt”.
6.2.5.
Bij uitspraak van heden in de met deze procedure gevoegde zaak met kenmerk HD 200.071.907/01, heeft het hof geen grond aangenomen waarop aansprakelijkheid van de Gemeente voor de schade voortvloeiend uit het bedrijfsongeval van [medewerker van uitzendorganisatie] kan worden gebaseerd. Het oordeel van de kantonrechter is daarbij bekrachtigd.
6.3.
Waar zich aldus de situatie voordoet dat in rechte geen aansprakelijkheid van de Gemeente voor de schade van [medewerker van uitzendorganisatie] kan worden aangenomen, beoogt de Gemeente gezien bovenstaande voorwaarde geen vernietiging, maar een bekrachtiging van het beroepen vonnis.
De Gemeente heeft daarbij wel te gelden als de in het ongelijk gestelde partij jegens de Combinatie VOF, zodat zij zal worden veroordeeld in de proceskosten. Daarbij zullen de kosten in het incident worden gesteld op nihil.

7.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt de Gemeente in de proceskosten gevallen aan de zijde van de Combinatie VOF en tot op heden vastgesteld op € 666,- aan griffierecht en € 894,- aan salaris advocaat
Dit arrest is gewezen door mrs. Chr. M. Aarts, H.A.W. Vermeulen en Y.L.L.A.M. Delfos-Roy en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 17 februari 2015.
griffier rolraadsheer