3.3.[appellanten] stellen in hun memorie van grieven op pagina 5 dat zij het geschil in volle omvang aan het hof voorleggen, maar zij miskennen hiermee dat de omvang van het geschil in hoger beroep wordt bepaald door de aangevoerde grieven: een appellant dient aan de wederpartij en aan de rechter duidelijk te maken welke bezwaren hij heeft tegen de vonnissen van de eerste rechter, tegen welke beslissingen die bezwaren zijn gericht en op welke gronden die bezwaren rusten, althans op welke wijze hij het dictum gewijzigd wil zien en wat de gronden daarvoor zijn. Het hof constateert dat door [appellanten] in ieder geval geen bezwaren zijn aangevoerd tegen de (wijze van) verdelen van de vier gemeenschappelijke panden zoals deze door de rechtbank is vastgesteld en evenmin tegen de afwijzing van de (overige) vorderingen in conventie. Het hof stelt verder vast dat [geïntimeerde] terecht heeft aangevoerd dat, voor zover door [appellanten] wél bezwaren zijn aangevoerd tegen de vonnissen van de rechtbank, niet erg duidelijk is wat die bezwaren precies inhouden, noch hoe die bezwaren aanleiding kunnen geven tot een ander dictum.
Het hof begrijpt uit de memorie van grieven dat de bezwaren van [appellanten] tegen de vonnissen van de rechtbank met name betrekking hebben op de volgende punten:
a. a) het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de ontvankelijkheid respectievelijk
toewijsbaarheid van de vorderingen van [geïntimeerde] die zijn geformuleerd in het petitum
van de inleidende dagvaarding onder 1 tot en met 4;
b) het oordeel van de rechtbank dat een deskundigenonderzoek dient plaats te vinden naar de
redelijke prijs voor de renovatie (verbouwing en schilderwerk) van het pand [adres 4]
/ [adres 5] , mede gelet op de omstandigheid dat de aanvankelijke
begrotingen aanzienlijk lager waren dan het uiteindelijk gefactureerde bedrag;
c) de benoeming van de deskundigen en de bepaling dat ieder van partijen de helft van het
voorschot op de kosten van de deskundigen moet betalen;
d) het oordeel van de rechtbank dat een correctie ten bedrage van € 2.543,75 exclusief btw
dient plaats te vinden op het totaal van de redelijk te achten renovatiekosten, in verband
met de ten onrechte in rekening gebrachte post “kitvoegen”;
e) het oordeel van de rechtbank dat een correctie ten bedrage van € 7.312,50 dient plaats te
vinden op het door [geïntimeerde] nog te betalen bedrag wegens een omissie in het rapport van
de deskundige [accountant 1] ;
f) tegen het oordeel van de rechtbank in het eindvonnis van 18 december 2013 dat [geïntimeerde]
een bedrag van € 18.552,82 exclusief btw teveel heeft betaald en dat dit moet worden
terugbetaald;
g) tegen de proceskostenveroordeling in reconventie.
Het hof zal deze grieven achtereenvolgens beoordelen.