Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
5.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 31 maart 2015;
- het proces-verbaal van de enquête van 8 juli 2015;
- de memorie na enquête van [appellant] met 3 producties;
- de antwoordmemorie na enquête van VB&T.
6.De verdere beoordeling
gespreksnotitie van 3 februari 2009(bijlage 4f) in r.o. 3.4.1. van het tussenarrest is overwogen. [appellant] heeft gesteld dat hij de inhoud van die gespreknotitie betwist, omdat er toen volgens hem helemaal niet is gesproken over zijn functioneren. Waarom dat wijst op een valse reden, legt [appellant] echter verder niet uit.
toelichting van16 december 2010,die een
formele waarschuwinginhoudt (bijlage 4k), levert volgens [appellant] een valse reden op omdat VB&T niet heeft vermeld dat de waarschuwing later is ingetrokken. Het hof verwijst ook hier naar r.o. 3.4.1. van het tussenarrest. Het verdient weliswaar niet de schoonheidsprijs dat VB&T niet heeft vermeld dat de formele waarschuwing (onder voorwaarden) is ingetrokken, doch niet valt in te zien dat dit een valse reden oplevert.
functioneringsformulier van 8 juli 2011(bijlage 4l) verwijst het hof naar r.o. 6.3. Uit niets blijkt dat dit formulier vals of gefalsifieerd is en slechts is opgesteld om de beëindiging van de arbeidsrelatie op korte termijn en ten koste van [appellant] te kunnen forceren, zoals [appellant] heeft gesteld. De door VB&T na het gesprek van genoemde datum in de digitale agenda aangebrachte wijziging zegt niets. Niet duidelijk is immers wat er - anders dan de aanpassing van het tijdstip van het gesprek, welke wijziging, hoewel achteraf gedaan, correct is - is gewijzigd. VB&T heeft bij memorie van antwoord (nr. 3.24) gesteld dat de ter zake door [appellant] gedane aangifte van valsheid in geschrift is geseponeerd. [appellant] is in zijn nadien genomen akte ingegaan op het desbetreffende formulier, maar heeft het gestelde sepot niet betwist.
Opmerking [roepnaam appellant] over grotere en complexere portefeuille dan collega’s”, heeft [appellant] gesteld dat nimmer een vergelijking van zijn portefeuille met die van zijn collega’s is gemaakt, en als dat wel het geval is, deze niet met hem besproken is en hij er geen afschrift van heeft ontvangen. Dat is wel van belang volgens [appellant] , omdat, als de portefeuilles even groot en zwaar waren, dit geen invloed kan hebben gehad op zijn functioneren. Als zijn portefeuille zwaarder was, had daar bij de functionerings- en beoordelingsgesprekken in zijn visie rekening mee moeten worden gehouden. Dat de portefeuille van [appellant] groter of zwaarder was dan die van zijn collega’s heeft hij - in het licht van de uitgebreide reactie van VB&T op de opmerking die hij kennelijk over de omvang en complexiteit van de portefeuilles heeft gemaakt - echter onvoldoende onderbouwd. Overigens is niet onderbouwd dat en waarom bijlage 5 gefalsifieerd zou zijn.
leeftijd
duur dienstverband
disfunctioneren
kansen op de arbeidsmarkt
chronische ziekte
werkervaring
geen vergoeding
inspanningen VB&T tot verbetering functioneren
scholing
herplaatsing/
outplacement / om- en bijscholing
financieel nadeel
financiële situatie VB&T
Kamerstukken II1951/52, 881, nr. 6, p. 30) te verschaffen die in overeenstemming is met de aard en de ernst van de tekortkoming van de wederpartij. Daarmee strookt dat de rechter een grote mate van vrijheid heeft op grond van alle omstandigheden de hoogte van de schadevergoeding te bepalen. De algemene regels van Boek 6 BW zijn op de begroting van de schadevergoeding van toepassing. Derhalve moet de rechter de schade begroten op de wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is (artikel 6:97 BW). Alleen indien de omvang van de schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld, wordt zij geschat.