3.6.2.Het hof onderscheidt in dat verband de volgende, door partijen naar voren gebrachte, omstandigheden.
a. Leeftijd
[appellant] was ten tijde van de opzegging 61 jaar oud.
b. Duur dienstverband
[appellant] is 10 jaar in dienst van [geïntimeerde] geweest.
c. Functioneren
Op grond van hetgeen partijen over en weer hebben gesteld gaat het hof ervan uit dat [appellant] tot eind 2009, gedurende het grootste deel van zijn dienstverband, naar tevredenheid heeft gefunctioneerd en daarna niet meer. Het hof beschouwt disfunctioneren (vergelijk artikel 5:1 lid 1 van het Ontslagbesluit) als een neutraal gegeven. Eventuele verwijtbaarheid aan de zijde van de werknemer, [appellant] , is geen aspect dat daarbij wordt beoordeeld. Het hof betrekt hierbij het oordeel van UWV WERKbedrijf d.d. 18 mei 2011 dat [geïntimeerde] nog te weinig inspanningen had verricht om het functioneren van [appellant] te verbeteren.
d. Risicosfeer
De bedrijfseconomische beleidskeuze voor het outsourcen van de ICT ligt geheel in de risicosfeer van [geïntimeerde] . Deze keuze was niet noodzakelijk om [geïntimeerde] van de ondergang te redden, zoals de kantonrechter heeft overwogen. De financiële positie van [geïntimeerde] was goed.
e. Overplaatsing naar [vestigingsplaats 1]
Verwezen zij naar hetgeen in r.o. 3.5.7.1. daaromtrent is overwogen.
f. Kansen op de arbeidsmarkt
De kansen van [appellant] op de arbeidsmarkt werden ten tijde van de opzegging ongetwijfeld ongunstig beïnvloed door zijn leeftijd. Anderzijds moet aangenomen worden dat de ICT-branche ook toen goed was voor (nieuwe) banen. Aangenomen moet worden dat al met al de situatie voor [appellant] toen niet al te gunstig was, hetgeen ook is gebleken aan de hand van het aantal sollicitatiebrieven dat [appellant] tevergeefs heeft geschreven.
Grief II van [geïntimeerde] treft in zoverre geen doel.
g. Financiële gevolgen
[appellant] ondervindt nadelige financiële gevolgen van de opzegging, mede gelet op het feit dat hij afhankelijk is geworden van een WW-uitkering.
h. Voorzieningen: inspanningen van [geïntimeerde] ; outplacement; vrijstelling van werk
Vast staat dat [geïntimeerde] aan [appellant] outplacement via een professioneel bureau heeft aangeboden en dat [appellant] dat aanbod niet heeft aanvaard, althans het traject heeft afgebroken. Het hof is met [geïntimeerde] van oordeel dat [appellant] daarmee hem geboden kansen heeft laten liggen. Grief II van [geïntimeerde] treft in zoverre doel.
[geïntimeerde] heeft gesteld dat zij zich heeft ingespannen om [appellant] een baan bij Open Line te bezorgen en dat zij overigens bij haar relaties heeft geïnformeerd naar werk voor [appellant] . [geïntimeerde] heeft deze stellingen echter in het geheel niet onderbouwd. Grief III van [geïntimeerde] treft geen doel.
[geïntimeerde] heeft [appellant] met behoud van salaris vrijgesteld van zijn werkzaamheden van 30 november 2011 tot 1 maart 2012.
i. Scholing
[geïntimeerde] heeft aangegeven dat [appellant] nooit interesse in scholing (vakstudies) heeft getoond. [appellant] is volgens [geïntimeerde] in 2010 begeleid door een externe coach in verband met zijn disfunctioneren.
[appellant] heeft aangegeven dat hem nimmer scholing is aangeboden en dat van werkelijke coaching geen sprake is geweest.
Het hof beschouwt de coaching evenals het disfunctioneren als een neutraal gegeven.
j. Vergoeding
[geïntimeerde] heeft geen vergoeding aan [appellant] aangeboden.
k. Hartklachten [appellant]
heeft gesteld dat hij sinds 2004 hartpatiënt is.
Van enig verband tussen de verder niet onderbouwde gezondheidstoestand van [appellant] begin 2010 en het werk dan wel de verstoorde arbeidsrelatie is echter niets gebleken.
l. Gedrag [appellant]
[geïntimeerde] heeft zich op het standpunt gesteld dat meegewogen moet worden dat [appellant] zich laakbaar heeft gedragen door mailberichten met diffamerende teksten naar de heren [Y.] en [medewerker geïntimeerde] te sturen, door heimelijk een gesprek op te nemen en door zonder toestemming van zijn leidinggevende een aan deze gericht e-mailbericht door te sturen naar de privémailbox van [appellant] .
heeft zijn spijt betuigd over het zenden van de mailberichten aan [Y.] en [medewerker geïntimeerde] , alsmede over het doorzenden van mail van zijn leidinggevende naar zijn privémail. Het heimelijk opnemen van een gesprek is volgens [appellant] niet verboden.
Het hof is van oordeel dat ook deze omstandigheid meegewogen dient te worden.